ECLI:NL:RBARN:2007:BB4600

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
374097 CV Expl. 05/26
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en schadevergoeding naar billijkheid

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 28 september 2007, is er een geschil ontstaan tussen de eisende partij en de besloten vennootschap Kouwenberg Wijchen B.V. De eisende partij heeft gesteld dat het ontslag door Kouwenberg kennelijk onredelijk is, en heeft een schadevergoeding gevorderd. De kantonrechter heeft in zijn vonnis geoordeeld dat het ontslag inderdaad kennelijk onredelijk was, en heeft Kouwenberg veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 30.588,- bruto, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2004. De kantonrechter heeft de schadevergoeding bepaald aan de hand van de kantonrechtersformule, waarbij de factor C is vastgesteld op 2, wat de mate van verwijtbaarheid van de werkgever weerspiegelt.

De procedure is gestart met een tussenvonnis op 12 januari 2007, waarin de eisende partij de gelegenheid kreeg om haar schade nader te onderbouwen. De eisende partij heeft in haar akte aangegeven dat de kantonrechtersformule met C = 2 moet worden toegepast, en heeft een totaal geleden schade van € 20.395,54 geclaimd. Kouwenberg heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de schadevergoeding niet gebaseerd is op een exacte schadebegroting, maar op de omstandigheden van het geval, en dat de werkgever in dit geval een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven aan het CWI, wat heeft geleid tot de toestemming voor het ontslag.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat Kouwenberg als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moet worden veroordeeld, die in totaal zijn begroot op € 1.503,78. Dit bedrag bestaat uit dagvaardingskosten, vastrecht en salaris voor de gemachtigde van de eisende partij. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Kouwenberg onmiddellijk moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 374097 \ CV EXPL 05-26 \ 199 jt
uitspraak van 28 september 2007
Vonnis
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te Grave
eisende partij
gemachtigde mr. A.J.C.W. van de Ven
toevoegingsnummer 1CY4113
tegen
de besloten vennootschap Kouwenberg Wijchen B.V.
gevestigd te Wijchen
gedaagde partij
gemachtigde mr. F.W.G. Ambagtsheer
Partijen worden hierna [eisende partij] en Kouwenberg genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- het tussenvonnis van 12 januari 2007
- de akte van [eisende partij] met producties
- de akte van Kouwenberg.
De verdere beoordeling
1. De kantonrechter blijft bij het tussenvonnis.
2. In het tussenvonnis is [eisende partij] in de gelegenheid gesteld om de door haar gevorderde schade nader te onderbouwen. [eisende partij] stelt in haar akte dat primair de kantonrechtersformule met
C = 2 dient te worden toegepast bij de berekening van de door haar geleden schade, subsidiair dat haar totaal geleden schade ad € 20.395,54 dient te worden vergoed.
Kouwenberg voert in haar akte gemotiveerd verweer.
3. De op grond van kennelijk onredelijk ontslag verschuldigde vergoeding is een schadevergoeding naar billijkheid. Het bedrag van een dergelijke schadevergoeding wordt door de rechter bepaald aan de hand van alle omstandigheden van het geval en berust niet op een begroting van de schade die daadwerkelijk uit de beëindiging voortvloeit. De schadevergoeding heeft in deze gevallen immers de strekking compensatie te bieden voor de kennelijke onredelijkheid van de handelwijze van de werkgever, gelegen in een verkeerde voorstelling van zaken op grond waarvan het CWI toestemming heeft verleend de arbeidsverhouding met [eisende partij] op te zeggen (vgl. HR 17 oktober 1997, NJ 1999, 266).
Indien Kouwenberg de werkelijke reden voor de opzegging zou hebben opgegeven, dan is aannemelijk dat het CWI geen toestemming zou hebben verleend of, indien die toestemming desondanks wel zou zijn verleend, dan had [eisende partij] een beroep kunnen doen op het verbod de arbeidsovereenkomst op te zeggen wegens overgang van onderneming (art. 7:670 lid 8 BW). De kantonrechter acht het daarom aangewezen de schadevergoeding naar billijkheid te bepalen aan de hand van de kantonrechtersformule, waarbij factor C, die de mate van verwijtbaarheid aan de zijde van de werkgever uitdrukt, wordt gesteld op twee. Deze berekening resulteert dan in een bedrag van € 30.609,84 bruto. Het gevorderde bedrag van
€ 30.588,- bruto zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente hierover is, gelet op art. 6:83 sub b BW, verschuldigd vanaf de dag dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd, te weten 1 oktober 2004, want toen werd de schade geleden.
4. Kouwenberg zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter
verklaart voor recht dat het door Kouwenberg aan [eisende partij] verleende ontslag kennelijk onredelijk is;
veroordeelt Kouwenberg aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 30.588,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2004 tot aan de dag van volledige voldoening;
veroordeelt Kouwenberg in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eisende partij] begroot op € 1.503,78 in totaal, welk bedrag bestaat uit € 83,78 aan dagvaardingskosten,
€ 190,- aan vastrecht en € 1.230,- aan salaris voor de gemachtigde;
bepaalt dat Kouwenberg van het totaalbedrag aan proceskosten het door [eisende partij] zelf betaalde deel van het vastrecht van € 95,- moet betalen aan de gemachtigde van [eisende partij] en het restantbedrag van € 1.408,78 aan de griffier van de rechtbank te Arnhem, waarvoor een acceptgirokaart wordt toegestuurd;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2007.