ECLI:NL:RBARN:2007:BB2796

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
31 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
472913 CV Expl. 06-7341
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een Engelse limited en haar gevolmachtigde in Nederland

In deze zaak vorderde de eisende partij, wonende te Utrecht, dat de kantonrechter [gedaagde sub 2] hoofdelijk zou veroordelen tot betaling van € 1.836,- netto, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente, alsook buitengerechtelijke incassokosten van € 800,-. De eisende partij had een contract van diensten gesloten met [gedaagde sub 1], een Engelse limited, en stelde dat hij niet was betaald voor werkzaamheden verricht in de weken 43 en 44 van 2005 voor [naam bedrijf X] te Vianen. De eisende partij stelde dat [gedaagde sub 2] als tussenpersoon fungeerde en aansprakelijk was op grond van artikel 3:70 BW, omdat er geen volmacht was en hij onrechtmatig had gehandeld door de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid te wekken.

[gedaagde sub 2] voerde gemotiveerd verweer aan. De kantonrechter oordeelde dat de vordering niet kon worden toegewezen. De rechter stelde vast dat de eisende partij niet had aangetoond dat [gedaagde sub 2] zich ten onrechte had voorgedaan als vertegenwoordiger van [gedaagde sub 1]. De arbeidsovereenkomst tussen de eisende partij en [gedaagde sub 1] werd niet betwist, waardoor de schade wegens non-betaling van het loon niet op [gedaagde sub 2] kon worden verhaald. Ook de stelling dat [gedaagde sub 2] betalingen blokkeerde, werd verworpen, omdat niet was aangetoond dat hij bevoegd was om deze betalingen te doen.

De kantonrechter verklaarde de dagvaarding in de zaak tegen [gedaagde sub 1] nietig en wees de vordering in de zaak tegen [gedaagde sub 2] af. De eisende partij werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van [gedaagde sub 2] op nihil waren begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 31 augustus 2007 door kantonrechter mr. J.W.M. Tromp.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 472913 \ CV EXPL 06-7341 \ 199 jt
uitspraak van 31 augustus 2007
Vonnis
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te Utrecht
gemachtigde BrantjesGroenVeerman Advocaten
eisende partij
tegen
1.
de vennootschap naar buitenlands recht [gedaagde sub 1]
gevestigd te Seaham Grange, Engeland
niet verschenen
2.
[gedaagde sub 2]
wonende te Druten
procederend in persoon
gedaagde partijen
Partijen worden hierna [eisende partij], [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- de dagvaardingen van 11 en 12 oktober 2006 met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek met een productie
- de conclusie van dupliek.
In de zaak tegen [gedaagde sub 1]
Ambtshalve
1. De artt. 18 en 19 EEX-verordening kennen een exclusieve bevoegheidsregeling voor een zaak als deze. Nu onweersproken is gesteld dat [eisende partij] laatstelijk in Vianen heeft gewerkt, is de kantonrechter, gelet op de artt. 19 sub 2a EEX-verordening juncto 107 Rv, bevoegd van deze vordering kennis te nemen.
De dagvaarding zal echter nietig worden verklaard, in aanmerking genomen art. 19 lid 1 Betekeningsverordening. Uit het als productie bij repliek overgelegde certificate of service or non-service of documents blijkt immers dat de dagvaarding niet was served in accordance with the law of the Meber State addressed of anderszins in persoon of aan de woonplaats van [gedaagde sub 1] was afgegeven. De situatie van art. 7 Uitvoeringswet EG-betekeningsverordening doet zich hier niet voor.
In de zaak tegen [gedaagde sub 2]
2. [eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 2] hoofdelijk veroordeeld om aan hem te betalen € 1.836,- netto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten ad € 800,- vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede hem veroordeeld in de proceskosten.
3. [eisende partij] heeft een contract of services gesloten met [gedaagde sub 1], dat als arbeidsovereenkomst moet worden gekwalificeerd. Hij heeft, ondanks herhaalde aanmaning, niet betaald gekregen voor de werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde sub 1] verricht in de weken 43 en 44 van 2005 voor [naam bedrijf X] te Vianen. Hij heeft toen in totaal 102 uren gewerkt tegen een netto-uurtarief van € 18,-, zodat zijn vordering € 1.836,- netto bedraagt. [gedaagde sub 2] blijkt te fungeren als een soort tussenpersoon voor [gedaagde sub 1] in Nederland. De vordering jegens [gedaagde sub 2] is gebaseerd op de stelling dat [gedaagde sub 2] als gevolmachtigde van [gedaagde sub 1] is opgetreden en op grond van art. 3:70 BW aansprakelijk is jegens [eisende partij], omdat de volmacht blijkt te ontbreken. Daarnaast heeft [gedaagde sub 2] zich jegens [eisende partij] onrechtmatig gedragen door de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid te wekken, althans betalingen die door de feitelijke werkgever van [eisende partij], [naam bedrijf X] te Vianen, zijn gedaan voor de door hem verrichte werkzaamheden te blokkeren terwijl hij wel bevoegd is over de bankrekening van [gedaagde sub 1] te beschikken.
4. [gedaagde sub 2] voert gemotiveerd verweer.
De beoordeling
5. Ingevolge art. 11 Verdrag betreffende het toepasselijk recht op vertegenwoordiging is Nederlands recht op de vordering voor zover gebaseerd op het door [gedaagde sub 2] moeten instaan voor de omvang van zijn volmacht van toepassing. Voor zover de vordering is gebaseerd op onrechtmatige daad is op grond van art. 3 lid 1 Wet conflictenrecht onrechtmatige daad eveneens Nederlands recht van toepassing.
6. Uit art. 3:70 BW vloeit voort dat de pseudo-gevolmachtigde aan de derde de door het ontbreken van een toereikende volmacht ontstane schade dient te vergoeden. De stellingen van [eisende partij] zien echter niet op een dergelijke situatie. [eisende partij] stelt namelijk: “Alles wijst er op dat de heer [gedaagde sub 2] (…) zich verschuilt achter een Engelse limited, althans feitelijk de touwtjes in handen heeft. … De heer [gedaagde sub 2] profiteert waarschijnlijk van de betalingen die voor de werkzaamheden van [eisende partij] zijn gedaan door [naam bedrijf X].” [eisende partij] stelt dus niet dat [gedaagde sub 2] ten onrechte zich heeft voorgedaan als vertegenwoordiger van [gedaagde sub 1] toen hij de arbeidsovereenkomst met [gedaagde sub 1] sloot, waardoor [gedaagde sub 1] niet gebonden is aan de arbeidsovereenkomst. De schade wegens non-betaling van het loon over de weken 43 en 44 van 2005 door [gedaagde sub 1] kan dan ook niet door [eisende partij] worden verhaald op [gedaagde sub 2] als zijnde pseudo-gevolmachtigde van [gedaagde sub 1] op grond van art. 3:70 BW of onrechtmatige daad, reeds omdat de arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde sub 1] en [eisende partij] en de daaruit voortvloeiende loonbetalingsverplichting van [gedaagde sub 1] niet door [eisende partij] worden betwist.
7. Ook de stelling dat [gedaagde sub 2] de betalingen van [naam bedrijf X] voor de door [eisende partij] verrichte werkzaamheden blokkeert, terwijl hij wel de beschikking heeft over de bankrekening van [gedaagde sub 1] waarop die betalingen zijn gedaan heeft, kan de vordering niet schragen. Immers, niet gesteld is dat [gedaagde sub 2] bevoegd is om loonbetalingen vanaf die rekening te doen en dat hij willens en wetens niet tot de onderhavige loonbetalingen aan [eisende partij] is overgegaan, terwijl het saldo van die rekening dat toeliet.
8. De slotsom is dat de vordering zal worden afgewezen. [eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter
in de zaak jegens [gedaagde sub 1]
verklaart de dagvaarding nietig,
in de zaak jegens [gedaagde sub 2]
wijst de vordering af,
veroordeelt [eisende partij] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde sub 2] begroot op nihil aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2007.