ECLI:NL:RBARN:2007:BB2679

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
awb 06/6046
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens gebrek aan bezwaar tegen primaire besluiten inzake WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 29 augustus 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Regionaal Opleidingscentrum Rijn IJssel (eiseres) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder). De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiseres tegen besluiten van verweerder inzake de WAO-uitkering van een werknemer van eiseres, de heer A. [werknemer].

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 12 mei 2006 twee besluiten heeft genomen die de uitkering van de heer [werknemer] betroffen. In het eerste besluit werd de uitkering verlaagd van 25-35% naar 15-25%, en in het tweede besluit werd de uitkering per 13 juni 2006 beëindigd. Eiseres heeft tegen deze besluiten geen bezwaar gemaakt, wat volgens de rechtbank een belangrijke factor is in deze procedure.

De rechtbank oordeelt dat op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat eiseres redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt tegen de primaire besluiten. Desondanks heeft de rechtbank besloten om verweerder te veroordelen in de proceskosten en het griffierecht aan eiseres te vergoeden, omdat verweerder eiseres had geïnformeerd dat zij als belanghebbende beroep kon instellen, ondanks het feit dat zij geen bezwaar had gemaakt.

De uitspraak benadrukt het belang van het maken van bezwaar voordat beroep kan worden ingesteld en de verantwoordelijkheden van zowel de eiser als de verweerder in bestuursrechtelijke procedures. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 322,- en het griffierecht op € 281,-, die door verweerder aan eiseres moeten worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
Registratienummer: AWB 06/6046 WAO
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
Stichting Regionaal Opleidingscentrum Rijn IJssel, eiseres,
gevestigd te Arnhem, vertegenwoordigd door mr. S.J.C. Hendriks,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 18 oktober 2006, uitgereikt door UWV Nijmegen.
2. Procesverloop
In een besluit van 12 mei 2006 heeft verweerder aan de heer [werknemer], een werknemer van eiseres (verder: betrokkene), meegedeeld dat zijn uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die op dat moment werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%, per 1 december 2005 wordt verlaagd en berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
In een tweede besluit van 12 mei 2006 heeft verweerder betrokkene meegedeeld dat zijn WAO-uitkering per 13 juni 2006 wordt beëindigd, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op minder dan 15%.
Betrokkene heeft tegen beide besluiten van 12 mei 2006 bezwaar gemaakt.
In het onder 1 genoemde besluit heeft verweerder beide bezwaren ongegrond verklaard en de genoemde besluiten van 12 mei 2006 gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld op de zitting van de rechtbank van 5 juli 2007. Eiseres is daar zonder kennisgeving niet vertegenwoordigd. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 16 mei 2005, naar het door de gemachtigde op het beroepschrift vermelde adres Postbus 128, 6600 AC te Wijchen, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu deze brief niet ter griffie is terugontvangen gaat de rechtbank er vanuit dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig en op het juiste adres is aangeboden. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. E.T.J. van de Pavert, werkzaam bij het UWV te Arnhem.
3. Overwegingen
De besluiten van 12 mei 2006 zijn aan eiseres toegezonden bij brief van 12 mei 2006 met kenmerk 053453888. Eiseres heeft tegen deze besluiten geen bezwaar gemaakt.
Op grond van artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, aanhef, van de Awb dient degene aan wie het recht is toegekend om beroep op een administratieve rechter in te stellen, daaraan voorafgaand bezwaar te maken. Ingevolge artikel 6:13 van de Awb, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt.
Vast staat dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen de primaire besluiten van
12 mei 2006. Verweerder heeft gesteld dat eiseres redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt. Eiseres heeft hieromtrent niets aangevoerd. De rechtbank is ook anderszins niet gebleken van de aanwezigheid van feiten of omstandigheden in verband waarmee eiseres redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de primaire besluiten van 12 mei 2006. Gelet op het bepaalde in artikel 6:13 van de Awb moet het beroep daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank acht termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb en verweerder te gelasten het griffierecht te vergoeden. De rechtbank acht hiervoor het volgende van belang. Bij brief van 18 oktober 2006 heeft verweerder aan eiser onder meer het volgende meegedeeld:
“Bij brief van 12 mei 2006 stelden wij de heer A. [werknemer] in kennis van de beslissingen inzake zijn WAO-uitkeringen. Tegen die beslissing is door de heer [werknemer] bezwaar gemaakt. Hierbij sturen wij u een kopie van de beslissing die op het bezwaar is genomen. Het is mogelijk dat de heer [werknemer] beroep instelt tegen de beslissing op bezwaar. Omdat u ook belanghebbende bent bij deze beslissing, kunt u ook tegen de beslissing op bezwaar beroep instellen.”.
Nu verweerder eiseres, hoewel zij geen bezwaar had gemaakt tegen de primaire besluiten, heeft meegedeeld dat zij als belanghebbende beroep kon instellen tegen de beslissing op de daartegen gemaakte bezwaren, acht de rechtbank een proceskostenveroordeling en vergoeding van het griffierecht op zijn plaats. Immers niet uitgesloten is dat eiseres geen beroep had ingesteld, wanneer verweerder haar dit niet had medegedeeld.
4. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres in verband met de behandeling van het beroep gemaakte kosten tot een bedrag van € 322,- (indiening beroepschrift) en wijst het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan als de rechtspersoon die deze kosten aan haar moet vergoeden;
- bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,- aan haar vergoedt.
Aldus gegeven door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Holtrop, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2007.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 29 augustus 2007