zaaknummer / rolnummer: 150902 / HA ZA 07-81
de vennootschap onder firma
GOEDHART METAALBEWERKING V.O.F.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. H. Post te Helmond,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. H.A. Wiggers,
advocaat mr. M.J.A.M. Tonnaer te Geleen.
Partijen zullen hierna Goedhart en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 april 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 15 juni 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] heeft in de periode augustus/september 2005 van Goedhart een aantal malen mini tractoren van het merk Yto type DFH-180 met enkele toebehoren gekocht, in totaal 12 stuks.
2.2 Voor de levering daarvan heeft Goedhart drie facturen gezonden achtereenvolgens gedateerd 11 augustus 2005, 16 augustus 2005 en 22 september 2005 voor bedragen van respectievelijk € 2.310,-, € 21.304,- en € 4.620,- terzake van levering van respectievelijk 1, 9 en 2 stuks mini tractoren.
2.3 De facturen zijn geadresseerd aan Kravola Sady Spol Sro te Tjechië. De eerste vermeldt tevens Agriplant als geadresseerde. Onder omschrijving staat op alle facturen vermeld EXPORT en daaronder de IBAN en BIC code van de bank.
2.4 [gedaagde] is eigenaar bestuurder van een Tjechisch bedrijf, een rechtspersoon, genaamd [naam bedrijf] gevestigd [adres]. Dat bedrijf exploiteert een fruitkwekerij.
2.5 De mini tractoren worden bij de fruitpluk gebruikt.
2.6 De eerste tractor heeft Goedhart afgeleverd bij [gedaagde] in Deest. De volgende 9 stuks stonden verpakt in kratten in een opslag in Winsen. Daar zijn zij in opdracht van [gedaagde] door een vrachtauto (met Tjechisch kenteken) van een Tjechische transporteur opgehaald. Van de laatste twee mini tractoren is er één in elkaar gezet en afgeleverd in Deest. De andere is verpakt in een krat opgehaald.
2.7 Betaling van de facturen door [het bedrijf] is uitgebleven.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Goedhart vordert de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 29.667,38 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 22 december 2006 en met veroordeling in de kosten van de procedure die van de beslagen daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis. Het gevorderde bedrag bestaat uit een hoofdsom van € 28.234,-, wettelijke rente daarover tot 21 december 2006 ad € 275,- en buitengerechtelijke kosten ad € 1.158,-.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3. [gedaagde] vordert – verkort weergegeven – primair: verklaringen voor recht dat de koopovereenkomst met betrekking tot alle mini tractoren is ontbonden en dat Goedhart aansprakelijk is voor de door [gedaagde] geleden schade 1) als gevolg van de tekortkoming in de koopovereenkomst, 2) wegens onnodig en kansloos procederen en 3) wegens onrechtmatig (vexatoir) leggen van beslag; subsidiair: verklaringen voor recht dat de advocaat van Goedhart, mr H. Post, aansprakelijk is voor de door [gedaagde] geleden schade 1) als gevolg van onnodig en onterecht procederen en 2) wegens vexatoir beslag.
3.4. Goedhart voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1. Goedhart vordert betaling van de gekochte en geleverde mini tractoren c.a. overeenkomstig de hiervoor genoemde facturen. Zij stelt zich daarbij op het standpunt dat [gedaagde] de mini tractoren c.a. heeft gekocht en dus gehouden is tot betaling. [gedaagde] betwist dat hij de overeenkomsten voor zichzelf heeft gesloten. Hij stelt te hebben gecontracteerd in zijn hoedanigheid van directeur van [het bedrijf] S.r.o. en dat [het bedrijf] dus als wederpartij van Goedhart gehouden is tot betaling en niet hijzelf, zoals ook blijkt uit het feit dat de facturen geadresseerd zijn aan [het bedrijf]. Volgens Goedhart is dat laatste alleen gebeurd op verzoek van [gedaagde] omdat dat [gedaagde] het beste uitkwam.
4.2 Het gaat hier om de vraag of [gedaagde] op eigen naam met Goedhart heeft gecontracteerd of namens [het bedrijf] S.r.o. Het antwoord op die vraag hangt af van hetgeen Goedhart en [gedaagde] daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en mochten afleiden (HR 11 maart 1977 NJ 1977,521). Op grond van hetgeen bij de comparitie is verklaard moet als vaststaand worden aangenomen dat [gedaagde] persoonlijk de bestellingen bij Goedhart heeft gedaan. De eerste twee keer bij Goedhart aan huis en de derde keer telefonisch. Bij gebreke van aanwijzingen in een andere richting mag degene die met een natuurlijk persoon contracteert er in beginsel vanuit gaan dat die persoon zichzelf verbindt. Nu [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat hij Goedhart duidelijk heeft gemaakt dat hij de tractoren c.a. kocht voor zijn Tjechische bedrijf, ligt het op zijn weg dat te bewijzen en meer in het algemeen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat Goedhart in de gegeven omstandigheden moest begrijpen dat [gedaagde] namens [het bedrijf] S.r.o. optrad. Dat de facturen geadresseerd zijn aan [het bedrijf] kan een aanwijzing zijn dat Goedhart heeft begrepen of moest begrijpen dat zij met [het bedrijf] contracteerde, maar leidt op zichzelf niet tot een ander oordeel over de bewijslastverdeling. Het is wel een omstandigheid die te zijner tijd bij de waardering van het bewijs een rol kan spelen. De rechtbank zal [gedaagde] daarom op dit punt bewijs opdragen. Indien [gedaagde] slaagt in het bewijs dan moet de vordering in conventie worden afgewezen.
4.3 Indien [gedaagde] niet slaagt in het bewijs - en het er dus voor moet worden gehouden dat hij contractspartij is- dan komen zijn kennelijk voorwaardelijke beroep op een toerekenbare tekortkoming en zijn daarop gebaseerde vorderingen tot ontbinding en schadevergoeding aan de orde. De rechtbank overweegt daaromtrent nu reeds het volgende. [gedaagde] heeft in deze procedure bij antwoord een aantal klachten geuit over gebreken aan en tekortkomingen van de mini tractoren. Ten eerste voldoen de tractoren niet aan de door Goedhart opgegeven specificaties. Het nuttig vermogen is niet juist weergegeven. Ten tweede zijn de tractoren van Chinees fabrikaat en zijn ze technisch zo slecht dat [het bedrijf] ze niet kan gebruiken en ook niet meer heeft gebruikt nadat de problemen waren ontstaan. Aldus [gedaagde]. Deze klachten moeten reeds daarom worden gepasseerd omdat zij veel te vaag zijn. Op [gedaagde] rusten stelplicht en bewijslast van de Goedhart verweten tekortkomingen. Aan die stelplicht voldoet [gedaagde] op deze wijze niet, omdat uit hetgeen hij stelt niet voldoende concreet af te leiden valt dat en in welk opzicht de tractoren niet aan de overeenkomst beantwoorden om te kunnen beoordelen of Goedhart tekort schiet. [gedaagde] had op zijn minst moeten stellen welk nuttig vermogen door Goedhart was opgegeven en wat het werkelijke nuttig vermogen van de tractoren is. Dat de tractoren van Chinese makelij zijn impliceert niet dat zij niet aan de overeenkomst beantwoorden. Dat ze technisch zo slecht zijn dat ze niet te gebruiken zijn, is eveneens te vaag indien zoals hier niet wordt aangegeven in welk opzicht dat zo is. Dat ze niet te gebruiken zijn en niet worden gebruikt wordt bovendien gelogenstraft door de verklaring van [gedaagde] bij de comparitie, die met zoveel woorden heeft verklaard dat ze wel worden gebruikt maar dat er altijd problemen zijn.
4.4 Voor het overige heeft [gedaagde] gesteld dat de tractoren startproblemen hebben, olie lekken, te veel olie verbruiken, er water bij de olie komt, de tank van binnen gaat roesten en er diverse fusee-assen zijn gebroken. Goedhart heeft zich erop beroepen dat [gedaagde] over al deze beweerde mankementen niet tijdig heeft geklaagd en zich daarom in ieder geval niet meer op de (eventuele) tekortkomingen kan beroepen, zoals bedoeld in art. 6:89 BW (en art. 7:23 BW). Bij de beoordeling daarvan moet worden vooropgesteld dat in de verplichting binnen bekwame tijd te protesteren besloten ligt dat de schuldeiser/koper voldoende duidelijk opgeeft welke gebreken er in zijn visie aan de prestatie kleven. Zijn er meer gebreken dan zal hij die allemaal moeten opgeven. Op niet binnen bekwame tijd opgegeven gebreken kan hij geen beroep meer doen.
4.5 Op grond van hetgeen in de procedure is gesteld en gebleken kan niet worden aangenomen dat [gedaagde] Goedhart in voldoende en adequate mate binnen bekwame tijd van de thans in de procedure geuite klachten kennis heeft gegeven. Goedhart heeft bij de comparitie verklaard dat er heel in het begin naar aanleiding van een fax van [gedaagde] wat geringe reparaties door haar zijn verricht en dat zij verder geen klachten heeft gekregen. Dat spoort met hetgeen [gedaagde] bij de comparitie heeft verklaard, te weten dat hij over de trekkers in Deest regelmatig heeft geklaagd en dat Goedhart dan ook wel kwam voor reparatie en dat hij in Tjechië zelf monteurs heeft die geprobeerd hebben het probleem op te lossen. Deze verklaringen laten geen andere conclusie toe dan dat klachten over mankementen aan de mini tractoren in Deest naar behoren door Goedhart zijn opgelost. Uit de verklaring van [gedaagde] kan niet worden afgeleid dat, wanneer en op welke wijze over mankementen aan de mini tractoren in Tjechië is geklaagd. Ook overigens is daaromtrent door [gedaagde] niets concreets gesteld. Bij antwoord heeft hij slechts gesteld dat uit de brief van Goedhart van 21 juni 2006 aan de deurwaarder blijkt dat hij na enige tijd met klachten is gekomen. Waneer dat is geweest en welke die klachten waren valt daarin niet te lezen. Het enige stuk waarin klachten gemeld worden is een -kort voor de comparitie overgelegde- brief van [het bedrijf] aan Goedhart gedateerd 9 maart 2006. Daarin wordt melding gemaakt van “meerdere traktoren met ondichte motoren stukke starters en niet geschloten koelsystemen”. Die klachten komen niet overeen met de gebreken die [gedaagde] in deze procedure uit en aan zijn vorderingen ten grondslag legt. Alleen ‘stukke starters’ duidt op de thans geuite startproblemen. Uit de inhoud van de brief blijkt dat men er later nog op zou terugkomen ‘wat en hoeveel reparaties uitgevoerd moeten worden, om de traktoren weer lopend te krijgen”. Dat dat nog is gebeurd is niet gesteld of gebleken. Op grond van dit een en ander kan niet geconcludeerd worden dat [gedaagde] binnen bekwame tijd nadat hij gebreken heeft ontdekt of had behoren te ontdekken op een duidelijke en voldoende concrete wijze aan Goedhart de gebreken aan de tractoren heeft gemeld op grond waarvan hij thans de ontbinding wenst in te roepen en schadevergoeding verlangt. Wat er van de aard en de ernst van de thans gestelde mankementen en de vraag of die tekortkomingen op zouden leveren zij, kan dus verder in het midden blijven, omdat [gedaagde] zich daarop niet meer kan beroepen.
4.6 Op de vordering in reconventie die ertoe strekt aansprakelijkheid vast te stellen van Goedhart voor de schadelijke gevolgen van het ten laste van [gedaagde] gelegde beslag, zal later worden beslist wanneer duidelijk is -na eventuele bewijslevering- of de vordering van Goedhart in conventie waarvoor beslag is gelegd toewijsbaar is.
4.7 De subsidiaire vorderingen in reconventie strekken ertoe aansprakelijkheid vast te stellen van mr Post, de raadsman van Goedhart, voor door [gedaagde] geleden schade als gevolg van onnodig en onterecht procederen en wegens vexatoir beslag. Die vorderingen moeten in ieder geval worden afgewezen, reeds omdat mr Post geen partij is bij de procedure in conventie en dus geen vordering in reconventie tegen hem kan worden ingesteld.
4.8 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. draagt [gedaagde] op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat hij Goedhart duidelijk heeft gemaakt dat hij de koopovereenkomsten met betrekking tot de mini tractoren sloot namens [het bedrijf] S.r.o,
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 15 augustus 2007 voor uitlating door [gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3. bepaalt dat [gedaagde], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4. bepaalt dat [gedaagde], indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op donderdagen in de maanden september tot en met november 2007 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. R.J.B. Boonekamp in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
in conventie en in reconventie:
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2007.