ECLI:NL:RBARN:2007:BB0132

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
153815
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in een internationaal geschil over aansprakelijkheid in het kader van het CMR-verdrag

In deze zaak, uitgesproken op 27 juni 2007 door de Rechtbank Arnhem, staat de bevoegdheid van de rechtbank centraal in een geschil tussen Nabuurs Transport B.V. en verschillende gedaagden, waaronder Currie European Transport B.V. en andere buitenlandse vennootschappen. Nabuurs vordert een verklaring van niet-aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit een overval en ontvoering van een chauffeur op 6 december 2006. De rechtbank moet beoordelen of zij bevoegd is om van deze vordering kennis te nemen, gezien er eerder een vergelijkbare vordering is ingediend bij het Landgericht Duisburg in Duitsland.

Currie stelt dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren, omdat de vordering al in Duitsland aanhangig is gemaakt. De rechtbank overweegt dat, indien het Landgericht Duisburg bevoegd is, zij zelf niet bevoegd is om de vordering van Nabuurs tegen Currie te behandelen. De rechtbank wijst op de relevante bepalingen van het CMR-verdrag en de EEX-Verordening, die de bevoegdheid van rechters in verschillende lidstaten regelen. De rechtbank concludeert dat de procedure tegen Currie moet worden aangehouden totdat duidelijk is of het Landgericht Duisburg bevoegd is.

De rechtbank besluit de procedure tussen Nabuurs en de andere gedaagden voort te zetten, aangezien deze partijen de bevoegdheid van de rechtbank niet betwisten. De zaak wordt aangehouden totdat de procedure in Duisburg onherroepelijk is beëindigd of totdat vaststaat dat het Landgericht Duisburg niet bevoegd is. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 153815 / HA ZA 07-534
Vonnis in incident van 27 juni 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NABUURS TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Haps,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. L. Paulus,
advocaat mr. J.M. Wolfs te Maastricht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CURRIE EUROPEAN TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
eiseres in het incident,
procureur mr. E.A. van der Dussen,
advocaat mr. P.F.W.A. van Dam te Rotterdam,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
KÜHNE & NAGEL & CO. KG,
gevestigd te 28195 Bremen, Duitsland,
3. de vennootschap naar buitenlands recht
KÜHNE & NAGEL & CO. KG,
gevestigd te 47059 Duisburg, Duitsland,
4. de vennootschap naar buitenlands recht
PACT GMBH-GLOBAL LOGISTICS,
gevestigd te 71116 Gaertringen, Duitsland,
5. de vennootschap naar buitenlands recht
PACT GMBH-GLOBAL LOGISTICS,
gevestigd te 20459 Hamburg, Duitsland,
gedaagden,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. R.B. Golterman te Rotterdam.
6. de vennootschap naar buitenlands recht
HEWLETT-PACKARD GMBH,
gevestigd te 71034 Böplingen, Duitsland,
gedaagde bij verstek.
Partijen in het incident zullen hierna Nabuurs en Currie genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid van Currie
- de conclusie van antwoord van de gedaagden sub 2 tot en met 5
- de incidentele conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De vordering in de hoofdzaak
2.1. Nabuurs vordert, samengevat weergegeven, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat Nabuurs jegens de gedaagden niet aansprakelijk is voor de (volledige) schade die het gevolg is van de overval en de ontvoering op/van de chauffeur van Nabuurs op 6 december 2006, onder veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
2.2. Nabuurs stelt daartoe, samengevat, dat zij niet aansprakelijk is voor de schade omdat zij heeft gehandeld als een zorgvuldig vervoerder zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 17 van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (hierna het ‘CMR-verdrag’). Subsidiair stelt Nabuurs dat zij niet onbeperkt aansprakelijk is omdat, kort gezegd, van haar zijde geen sprake is geweest van bewuste roekeloosheid met de wetenschap dat schade het gevolg zou zijn. Meer subsidiair is zij van mening dat haar aansprakelijkheid ingevolge de bepaling van het derde lid van artikel 23 van het CMR-verdrag is beperkt.
3. Het geschil in het incident
3.1 Currie vordert voor alle weren dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van de vorderingen van Nabuurs kennis te nemen. Currie voert ter onderbouwing aan dat zij – samen met Currie European Transport Ltd. (hierna Currie Ltd.) – ten overstaan van het Landgericht Duisburg (Duitsland) al eerder een vordering aanhangig heeft gemaakt die hetzelfde onderwerp en dezelfde oorzaak betreft als de vordering die thans door Nabuurs jegens meerdere gedaagden, waaronder haarzelf, is ingesteld.
De bevoegdheid van het Landgericht Duisburg staat vast, aldus Currie. Daarom dient deze rechtbank zich onbevoegd te verklaren voor zover het de vordering tegen Currie betreft. Indien zou worden geoordeeld dat de bevoegdheid van het Landgericht Duisburg niet vaststaat, dient de procedure tegen Currie te worden aangehouden.
Nabuurs voert verweer. Op de stellingen van partijen zal hierna, waar noodzakelijk, nader worden ingegaan.
4. De beoordeling in het incident
4.1 Artikel 27 van de Verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke
bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de ‘EEX-Verordening’) bepaalt dat wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn die hetzelfde onderwerp betreffen en die berusten op dezelfde oorzaak, het gerecht waar de zaak het laatst is aangebracht de zaak ambtshalve moet aanhouden totdat de bevoegdheid van het gerecht waar de zaak het eerst is aangebracht vaststaat (eerste lid), dan wel dat gerecht, wanneer de bevoegdheid van het gerecht waar de zaak het eerst is aangebracht vaststaat, zich onbevoegd moet verklaren (tweede lid). Nederland en Duitsland zijn beide lidstaten van de Europese Unie.
4.2 De EEX-Verordening bevat, in artikel 71, voorts de bepaling dat deze verordening de verdragen onverlet laat waarbij de lidstaten partij zijn en die, voor bijzondere onderwerpen, de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen regelen. Deze bepaling moet als volgt worden uitgelegd. Wanneer een verdragsluitende staat ook partij is bij een ander verdrag dat een bijzonder onderwerp betreft en dat regels bevat over de rechterlijke bevoegdheid (en erkenning en tenuitvoerlegging) sluit dat bijzondere verdrag de regels van de EEX-Verordening uit in de gevallen die het bijzondere verdrag regelt, niet in de gevallen die het niet regelt (HvJEG, 6 december 1994, NJ 1995, 659).
4.3 Currie en Currie Ltd. hebben, blijkens het overgelegde “Klageschrift” op 7
december 2006 tegen Nabuurs een vordering ingesteld ten overstaan van het Landgericht Duisburg. Currie stelt dat dat gerecht bevoegd is van haar vordering kennis te nemen op grond van het (eerste lid van artikel 31 onder b van het) CMR-Verdrag.
Nabuurs beroept zich ter onderbouwing van haar standpunt omtrent de bevoegdheid van deze rechtbank in de onderhavige procedure eveneens op het (eerste lid van artikel 31 onder a van het) CMR-Verdrag.
4.4 Het tweede lid van artikel 32 van het CMR-Verdrag bepaalt, samengevat, dat wanneer een vordering aanhangig is voor een volgens het eerste lid van artikel 32 van het CMR-Verdrag bevoegd gerecht, geen nieuwe vordering omtrent hetzelfde onderwerp tussen dezelfde partijen kan worden ingesteld tenzij de uitspraak van het gerecht waarvoor de eerste vordering aanhangig is gemaakt, niet vatbaar is voor tenuitvoerlegging in het land waarin de nieuwe vordering is ingesteld. Dit laatste is niet het geval.
Nabuurs betwist niet dat de procedure in Duitsland eerder aanhangig is gemaakt
dan in Nederland, evenmin betwist zij dat de procedures hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten.
4.5 Indien komt vast te staan dat het Landgericht Duisburg bevoegd is kennis te nemen van de vordering van Currie en Currie Ltd., brengt het tweede lid van artikel 32 van het CMR-Verdrag, in samenhang met het tweede lid van artikel 27 van de EEX-Verordening, mee dat deze rechtbank niet bevoegd is kennis te nemen van de vordering van Nabuurs tegen Currie. Uit de brief van het Landgericht van 13 april 2007, die Currie in afschrift heeft overgelegd, blijkt echter niet dat het Landgericht bevoegd is de vordering van Currie en Currie Ltd. tegen Nabuurs te behandelen. De omstandigheid dat Nabuurs in Duitsland geen bevoegdheidsincident heeft opgeworpen, acht de rechtbank onvoldoende om die bevoegdheid aan te nemen.
De rechtbank zal, teneinde Currie de gelegenheid te geven haar stelling nader te onderbouwen (bij voorkeur aan de hand van een (tussen)vonnis of ander stuk van het Landgericht te Duisburg) de zaak op de rol plaatsen van 18 juli 2007.
4.5 Nabuurs heeft buiten Currie nog vijf partijen gedagvaard. Die partijen hebben de bevoegdheid van deze rechtbank niet betwist. Artikel 27 van de EEX-Verordening belet niet dat de procedure tussen Nabuurs en de andere gedaagden wordt voortgezet, ook niet in het geval dat de rechtbank onbevoegd zou zijn kennis te nemen van de door Nabuurs tegen Currie ingestelde vordering.
De rechtbank zal de procedure tussen Nabuurs en gedaagden sub 2 tot en met 6, gelet op de samenhang tussen deze procedure en die in Duisburg, aanhouden (artikel 28 EEX-Verordening) totdat de procedure in Duisburg onherroepelijk is beëindigd – waarover Nabuurs de rechtbank te gelegener tijd dient te informeren – of totdat vaststaat dat het Landgericht Duisburg niet bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van Currie.
4.6 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. In de hoofdzaak
5.1 Iedere beslissing zal worden aangehouden.
6. De beslissing
De rechtbank
in het incident
6.1 plaatst de zaak op de rol van 18 juli voor het nemen van een akte door Currie (zie rechtsoverweging 4.4),
6.2 houdt iedere verdere beslissing aan,
in de hoofdzaak
6.3 houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.C.J. van Bavel en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2007.
coll. EdB