ECLI:NL:RBARN:2007:BA6175

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
154175/HA RK 07/86
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een tweede wrakingsverzoek tegen dezelfde rechter in een civiele procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Arnhem, gedateerd 27 april 2007, wordt het tweede wrakingsverzoek van de verzoekende partij afgewezen. De verzoeker had eerder, op 2 februari 2007, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. [X], dat toen ook was afgewezen. De verzoeker stelde dat er geen sprake was van een onafhankelijke en onpartijdige behandeling van de zaak, omdat mr. [X] hem het recht had ontzegd om getuigen te horen en foto’s te tonen tijdens de comparitie van partijen op 13 oktober 2006. Dit eerdere verzoek was echter ongegrond verklaard.

De verzoeker baseerde zijn tweede wrakingsverzoek op een nieuwe omstandigheid, namelijk een brief van de kantonrechter waarin werd meegedeeld dat er vonnis zou worden gewezen en dat met de aanvullende stukken van de verzoeker geen rekening meer kon worden gehouden. De rechtbank oordeelde dat deze omstandigheid niet voldoende was om de schijn van partijdigheid te wekken. De rechtbank merkte op dat de brief niet afkomstig was van mr. [X], maar van de griffier, en dat er geen bewijs was dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was.

De rechtbank concludeerde dat de verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die de conclusie konden rechtvaardigen dat de rechter niet onpartijdig was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen. De beschikking werd openbaar uitgesproken door de rechters M.C.G.J. van Well, H.J.T. Blom en M.P.C.J. van Bavel.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
Zaak-/rekestnummer: 154175/HA RK 07-86
Beschikking van 27 april 2007
inzake
[verzoekende partij],
wonende te [woonplaats],
verzoeker
tot wraking ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van,
MR. [X],
in zijn hoedanigheid van rechter, belast met de behandeling van de zaak onder zaak- rolnummer 448403 CV EXPL 06-2460 tussen verzoeker als gedaagde en [eiser] als eiser.
De procedure
Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit:
-het verzoekschrift d.d. 26 maart 2007,
-het verweerschrift d.d. 18 april 2007,
-de brief met bijlage van de gemachtigde van [eiser] d.d. 19 april 2007.
-de mondelinge behandeling op 23 april 2007,
Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.
Het verzoek en de beoordeling daarvan
1. [verzoekende partij] heeft zijn wrakingsverzoek gegrond op de stelling dat er geen sprake is van een onafhankelijke en onpartijdige behandeling van bovengenoemde zaak, zulks gelet op de “hardnekkigheid” waarmee mr. [X] hem het recht ontzegt getuigen te doen horen en foto’s te laten zien. Mr. [X] heeft niet berust in de wraking. Hij heeft gemotiveerd schriftelijk verweer gevoerd.
2. [verzoekende partij] heeft in deze zaak eerder een verzoek tot wraking tegen mr. [X] ingediend. Hij heeft toen ook (onder meer) aangevoerd dat mr. [X] hem het recht heeft ontzegd bij gelegenheid van de comparitie van partijen op 13 oktober 2006 getuigen te doen horen en foto’s te laten zien.
Dat wrakingsverzoek is bij beschikking van de wrakingskamer van deze rechtbank van 2 februari 2007 afgewezen.
3. [verzoekende partij] heeft desgevraagd ter terechtzitting aangegeven dat de nieuwe omstandigheid die hem ertoe heeft gebracht een tweede wrakingsverzoek tegen mr. [X] in te dienen daaruit bestaat dat hem bij brief van 22 maart 2007 is meegedeeld dat de kantonrechter heeft bepaald dat vonnis wordt gewezen en dat “met wat u nog heeft gestuurd” daarom geen rekening meer kan worden gehouden.
Zaak-/rekestnummer: 154175/HA RK 07-86 -2-
4. Deze omstandigheid kan niet tot de conclusie leiden dat daarmee de schijn van partijdigheid is gewekt, reeds omdat het hier niet gaat om een handeling/uitlating van mr. [X], maar om een buiten hem om door de griffier van de rechtbank, sector kanton, locatie [Y], aan [verzoekende partij] geschreven standaardbrief. Daarbij komt dat het bezwaar van [verzoekende partij] kennelijk berust op een misverstand. Hij heeft, zo heeft hij op de zitting verklaard, uit die brief van de griffier afgeleid dat er, zonder dat er gelegenheid wordt gegeven getuigen te laten horen en foto’s te laten zien, een eindvonnis zal worden gewezen. Dat blijkt uit die brief echter niet. Op het eerder door [verzoekende partij] gedane aanbod zijn stellingen te bewijzen door middel van getuigen en/of foto’s moet nog worden beslist, zoals ook blijkt uit hetgeen Mr. [X] daarover in zijn verweerschrift heeft geschreven, te weten:
“Zijn laatste brief is door een misverstand door de griffie teruggestuurd met de standaardbrief dat een datum voor vonnis is bepaald en dat met stukken die nadien zijn binnengekomen geen rekening wordt gehouden. In de gegeven omstandigheden had daaraan moeten zijn toegevoegd dat de kantonrechter los van die laatste brief wel degelijk kennis had genomen van een bewijsaanbod van [verzoekende partij] door middel van getuigen. Daarmee had voorkomen kunnen worden dat [verzoekende partij] de indruk heeft dat zijn aanbod voor getuigenbewijs genegeerd wordt, nog steeds los van het feit dat zo’n aanbod op inhoudelijke gronden kan worden gepasseerd”.
5. [verzoekende partij] heeft ten slotte nog aangevoerd dat er een mogelijke connectie bestaat tussen mr. [X] en [eiser]. Mr. [X] en [eiser] hebben dat - de laatste bij brief aan de rechtbank van 19 april 2007- gemotiveerd betwist. Tegenover die betwisting heeft [verzoekende partij] zijn stelling niet concreet gemaakt, zodat daarop niet nader behoeft te worden ingegaan.
6. Voor het overige zijn door [verzoekende partij] geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou hebben kunnen lijden. Het verzoek tot wraking moet worden afgewezen.
De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C.G.J. van Well, voorzitter, H.J.T. Blom en M.P.C.J. van Bavel, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2007.
de griffier de voorzitter
coll.: ED