zaaknummer / rolnummer: 146173 / HA ZA 06-1750
de rechtspersoon naar het recht van haar plaats van vestiging
PROVINZIAL RHEINLAND VERSICHERUNG AG,
gevestigd te Düsseldorf, Duitsland,
eiseres,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. H.A.J. Stollenwerck te Maastricht,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. R.J. Verweij,
advocaat mr. D.N. Kooyman te Nijmegen.
Partijen zullen hierna Provinzial en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 januari 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 9 maart 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In de nacht van 19 op 20 januari 2003 is de tractor, merk [kenteken enz.], eigendom van J.W. [belanghebbende] te [woonplaats], Duitsland, gestolen.
2.2. De tractor was bij Provinzial verzekerd tegen diefstal. Provinzial heeft [belanghebbende] op 10 en 28 maart 2003 tezamen € 77.847,00 als uitkering op basis van de verzekering betaald.
2.3. De tractor is op 18 juni 2004 aangetroffen in een schuur aan de [woonplaats]. De tractor is die dag in strafrechtelijk beslag genomen. Zij is later overgedragen aan Provinzial.
2.4. De schuur is eigendom van mevrouw [betrokkene 2]. Zij heeft de schuur verhuurd aan de heer [betrokkene 3] te [woonplaats] die de schuur gebruikt voor opslag van goederen. Met instemming van [betrokkene 3] heeft [gedaagde] goederen in de schuur opgeslagen.
2.5. [gedaagde] is op 24 juni 2004 als verdachte aangehouden en verhoord. Hij heeft dezelfde dag het politiebureau weer verlaten. [gedaagde] is bij op tegenspraak gewezen vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 1 oktober 2004 veroordeeld wegens overtreding van art. 417bis Sr (schuldheling). [gedaagde] heeft in het vonnis berust.
3. Het geschil
3.1. Provinzial vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 33.372,40, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank is op grond van art. 2 EEX-Vo j° art. 99 lid 1 Rv bevoegd van het geschil kennis te nemen, omdat [gedaagde] in het arrondissement zijn woonplaats heeft.
4.2. De vordering wordt op grond van art. 3 lid 1 Wet conflictenrecht onrechtmatige daad beoordeeld naar Nederlands recht, omdat de gestelde onrechtmatige daad in Nederland is gepleegd.
4.3. Provinzial stelt dat zij op grond van de tussen haar en [belanghebbende] geldende polisvoorwaarden, althans de Duitse regelgeving op dit punt, eigenaar is geworden van de tractor. Zij stelt verder dat [gedaagde] onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld, door inbreuk te plegen op haar eigendomsrecht, dan wel omdat hij als schuldheler heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die van hem in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht.
4.4. Provinzial heeft de tractor verkocht op de Restwertbörse, een beurs waar handelaren en garagebedrijven die bij de beurs zijn aangesloten, kunnen bieden op door verzekeraars aangeboden zaken. De verkoopprijs is € 48.963,25. Provinzial stelt dat de waarde van de tractor aanzienlijk is gedaald omdat de chassis-, motor- en asnummers waren vervalst. Provinzial vordert in deze procedure het verschil tussen het bedrag van de uitkering en de verkoopprijs, te weten € 28.883,75, vermeerderd met de opsporingskosten van € 4.488,65, tezamen € 33.372,40.
4.5. [gedaagde] betwist dat Provinzial eigenaar is geworden, dat hij onrechtmatig heeft gehandeld en dat Provinzial de door haar gevorderde schade heeft geleden.
4.6. Provinzial heeft een bladzijde van algemene voorwaarden overgelegd, op welke bladzijde art. 13 lid 7 voorkomt, dat voor zover van belang als volgt luidt:
„Werden entwendete Gegenstände innerhalb eines Monats nach Eingang der Schadenanzeige wieder zur Stelle gebracht, so ist der Versicherungsnehmer verpflichtet, sie zurückzunehmen. Nach Ablauf dieser Frist werden sie Eigentum des Versicherers.“
4.7. [gedaagde] heeft betwist dat deze algemene voorwaarden zijn overeengekomen in de verzekeringsovereenkomst tussen Provinzial en [gedaagde]. Provinzial heeft gesteld dat dit wel zo is en bovendien aangeboden uiteen te zetten dat dit een en ander ook al volgt uit het Duitse recht. De rechtbank gaat er voorshands vanuit dat de bewuste bepaling geldt tussen Provinzial en [belanghebbende]. Zij nodigt Provinzial uit bij gelegenheid van de akte opgave verhinderdagen getuigenverhoor het polisblad met verwijzing naar de algemene voorwaarden en de gehele set algemene voorwaarden over te leggen, dan wel toe te lichten dat Provinzial reeds op grond van de Duitse wettelijke bepalingen eigenaar is geworden.
4.8. Het op tegenspraak gewezen vonnis van de politierechter van 1 oktober 2004 levert op grond van art. 161 Rv dwingend bewijs op van het feit dat [gedaagde] de tractor heeft verworven, voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen (etc.) terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van de tractor redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de tractor door misdrijf was verkregen (art. 417bis Sr). Tegenbewijs daartegen is toegelaten (art. 151 lid 2 Rv).
4.9. Als [gedaagde] redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de tractor een door misdrijf verkregen zaak was, heeft hij onrechtmatig gehandeld tegenover de eigenaar door niettemin de tractor door te verkopen of als bemiddelaar op zoek te gaan naar een koper. Het maakt daarbij niet uit of [gedaagde] de tractor heeft gekocht om haar weer door te verkopen of dat hij als bemiddelaar optrad. Ook maakt het geen verschil voor de op [gedaagde] rustende onderzoeksplicht om na te gaan of de tractor niet uit misdrijf verkregen is.
4.10. [gedaagde] wenst toegelaten te worden tot het leveren van tegenbewijs. [gedaagde] heeft ter comparitie verklaard dat hij in het Van der Valkhotel te Tiel heeft overlegd met de heer [betrokkene 4] die hem heeft gevraagd voor hem te zoeken naar een koper voor de tractor tegen een bemiddelingsfee van € 500,00. [gedaagde] heeft daarin toegestemd, waarna [betrokkene 4] de tractor heeft laten brengen naar de schuur in [woonplaats].
4.11. [gedaagde] heeft de tractor te koop aangeboden aan [betrokkene 5] te Lunteren die een advertentie had geplaatst in het blad AgriTrader. [betrokkene 5] heeft bij de importeur van Fendt in Nederland navraag gedaan naar de tractor. Daardoor kwam aan het licht dat de tractor o.a. een vervalst chassisnummer had en uiteindelijk dat het om de bij [belanghebbende] gestolen tractor ging. [gedaagde] stelt dat hij niet wist dat het om een gestolen tractor ging.
4.12. [gedaagde] zal worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het in 4.8 weergegeven feit. De rechtbank nodigt [gedaagde] uit de stukken uit de strafprocedure tegelijk met het opgeven van de verhinderdagen voor het getuigenverhoor in het geding te brengen, waaronder in ieder geval de dagvaarding en mogelijk aantekeningen van de officier van justitie en van mr. Goedvriend en van het proces-verbaal van de zitting van 1 oktober 2004.
4.13. De rechtbank nodigt om proceseconomische redenen Provinzial reeds nu uit de door haar gevorderde opsporingskosten nader toe te lichten, alsmede haar stelling dat de tractor voor € 48.963,25 is verkocht. De rechtbank gaat ervan uit dat deze toelichting schriftelijk kan worden gegeven. Zij nodigt Provinzial uit deze stukken bij akte opgave verhinderdagen getuigenverhoor in het geding te brengen.
4.14. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. laat [gedaagde] toe te tegenbewijs te leveren tegen het in 4.8 weergegeven feit,
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 11 april 2007 voor uitlating door [gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3. bepaalt dat [gedaagde], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4. bepaalt dat [gedaagde], indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen in de maanden april tot en met juli 2007 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. F.J. de Vries in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen en Provinzial de in 4.7 en 4.13 genoemde stukken aan de rechtbank en [gedaagde],
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2007.