ECLI:NL:RBARN:2007:BA0112

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133837
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van proceskosten en buitengerechtelijke kosten in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft eiseres, AANNEMINGSBEDRIJF [eiser] B.V., vorderingen ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde] B.V., met betrekking tot de vergoeding van gemaakte gerechtelijke kosten. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis al bepaald dat gedaagde als grotendeels in het ongelijk gestelde partij de kosten van de procedure moet dragen. Eiseres heeft vervolgens vier facturen van haar voormalige advocaat en acht facturen van haar huidige advocaat overgelegd ter onderbouwing van de gevorderde kosten. De totale kosten die eiseres vorderde, bedroegen € 8.413,84. Gedaagde heeft de toewijsbaarheid van deze bedragen gemotiveerd betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat de gemaakte kosten hoger zijn dan de wettelijk te begroten proceskosten. De rechtbank heeft de kosten daarom gematigd overeenkomstig artikel 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 133837 / HA ZA 05-2094
Vonnis van 14 februari 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMINGSBEDRIJF [eiser] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. F.J. Boom te Arnhem,
advocaat mr. M.C.J. Oonk-Pallandt te Breda,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. J.M. Bosnak te Arnhem,
advocaat mr. F.J.H. Krumpelman te Rotterdam.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 november 2006,
-akte van [eiser],
-antwoordakte van [gedaagde].
Daarna is vonnis bepaald.
De verdere beoordeling van het geschil
1. In het laatste tussenvonnis heeft de rechtbank reeds beslist dat [gedaagde] B.V. als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij de kosten van de procedure moet dragen. Verder heeft de rechtbank beslist dat zij de omvang van de (bedongen) gerechtelijke kosten, waarvan de volledige vergoeding door [eiser] B.V. wordt gevorderd, zelf zal begroten in plaats van de partijen daartoe naar een schadestaatprocedure te verwijzen. In dat verband is [eiser] B.V. de gelegenheid gegeven die kosten nader te specificeren en toe te lichten, gestaafd met schriftelijke bescheiden.
2. Ter voldoening daaraan heeft [eiser] B.V. overgelegd vier facturen van mr. drs. [bet[betrokkene 1] (AKD Prinsen van Wijmen), aanvankelijk de advocaat van [eiser] B.V., tot een bedrag van in totaal € 3.069,31, en acht facturen van mr. [betrokkene 2] (Lawton), de huidige advocaat van [eiser] B.V., tot een bedrag van in totaal € 5.344,53. Het totaal van al deze facturen komt daarmee uit op € 8.413,84.
[gedaagde] B.V. heeft de toewijsbaarheid van de gefactureerde bedragen gemotiveerd betwist.
3. De factuur van mr. [betrokkene 1] van 14 november 2005 ad € 1.342,06 ziet op het “declaratietijdvak: tot en met 31 oktober 2005”. De dagvaarding in deze procedure is uitgebracht op 14 november 2005. De factuur is overigens niet gespecificeerd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt dan niet in te zien dat deze factuur betrekking heeft op door de advocaat verrichte gerechtelijke werkzaamheden. Wat betreft de overige drie facturen van mr. [betrokkene 1], die evenmin zijn gespecificeerd en toegelicht, geldt dat daaruit niet kan worden afgeleid of deze facturen alleen zien op verrichte werkzaamheden in deze procedure of ook op werkzaamheden ten behoeve van de (met de onderhavige procedure in zekere zin samenhangende) procedure met rolnummer 05-2235 tussen [gedaagde] B.V. c.s. als eisers en [eiser] B.V. en Inego als gedaagden, in welke procedure mr. [betrokkene 1] aanvankelijk ook als advocaat voor [eiser] B.V. optrad. Dat geldt temeer omdat in de onderhavige procedure in de periode van december 2005 tot oktober 2006, waarop de facturen van mr. [betrokkene 1] van 4 januari en 15 maart 2006 zien, door [eiser] B.V. geen proceshandelingen zijn verricht, tewijl dat in de andere procedure wel is gebeurd.
4. De facturen van mr. [betrokkene 2] van 10 maart 2006, 7 april 2006, 4 mei 2006 en 7 juni 2006 tot een bedrag van in totaal € 7.014,60 zijn tot dat bedrag gecrediteerd met een factuur van 5 juli 2006. Met een factuur van diezelfde datum heeft mr. [betrokkene 2] vervolgens de helft van dat bedrag, € 3.507,29, aan [eiser] B.V. in rekening gebracht. Blijkens de toelichting daarop van [eiser] B.V. zijn daarmee de tot dat moment gedeclareerde bedragen “bij helfte gedeeld tussen dit dossier en het dossier dat ziet op de andere procedure (tussen partijen en Inego AG) met zaaknummer 05-2235”.
De facturen zijn niet gespecificeerd, maar aangenomen kan worden dat het gefactureerde bedrag ad € 3.507,29 betrekking heeft op door de advocaat verrichte werkzaamheden in de periode van globaal februari/maart 2006 (daarvoor trad mr. [betrokkene 1] op als advocaat voor [eiser] B.V.) tot en met mei/begin juni 2006. In die periode zijn evenwel, zoals overwogen, door [eiser] B.V. geen proceshandelingen verricht, althans niet in deze procedure. Zonder nadere toelichting, die ook hier niet is gegeven, is niet aanstonds duidelijk dat en om welke reden tot dit bedrag ten behoeve van [eiser] B.V. gerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Daar komt met betrekking tot deze en de overige twee facturen (van 6 oktober 2006 en 3 november 2006) nog bij dat het niet redelijk lijkt de in totaal aan [eiser] B.V. gedeclareerde bedragen bij helfte te verdelen tussen deze zaak en de zaak met rolnummer 05-2235. Het gaat in de onderhavige procedure immers, zo volgt uit het laatste tussenvonnis, om een relatief eenvoudige kwestie, hetgeen niet geldt voor de andere procedure.
5. De conclusie is al met al dat [eiser] B.V. onvoldoende heeft aangetoond dat de door haar gemaakte gerechtelijke kosten hoger zijn dan de krachtens de wet te begroten proceskosten. Deze kosten zullen daarom, overeenkomstig het bepaalde in art. 242 Rv. worden gematigd tot:
-explootkosten € 71,93
-vast recht € 1.140,--
-salaris procureur € 2.235,-- (2,5 punten x tarief € 894,--)
Totaal € 3.446,93.
De over de proceskosten gevorderde rente is toewijsbaar als na te melden.
6. Hetgeen overigens door [eiser] B.V. is gevorderd kan, zo volgt uit het laatste tussenvonnis, worden toegewezen zoals hierna in het dictum zal worden vermeld.
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt [gedaagde] B.V. tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] B.V. te betalen een bedrag van € 45.117,24 (vijfenveertigduizend honderdzeventien euro en vierentwintig eurocent), te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand daarover vanaf 1 november 2005 tot de dag van algehele voldoening,
veroordeelt [gedaagde] B.V. tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] B.V. te betalen een bedrag van € 1.788,-- (eenduizend zevenhonderd achtentachtig euro) wegens buitengerechtelijke kosten,
veroordeelt [gedaagde] B.V. in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] B.V. bepaald op € 3.446,93, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 februari 2007 tot de dag van algehele voldoening,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2007.
Coll.: ED