ECLI:NL:RBARN:2006:BB9225
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terecht heffingsrente berekend in belastingzaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 21 juli 2006, ging het om de berekening van heffingsrente die aan eiser was opgelegd in verband met een voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2004. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beschikking heffingsrente van € 1.016 die was opgelegd bij de voorlopige aanslag. De rechtbank heeft de zaak behandeld in enkelvoudige samenstelling en het onderzoek ter zitting vond plaats op 7 juli 2006. Eiser was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst, ook met een gemachtigde aanwezig was.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsrente terecht was berekend. Eiser had in een brief van 24 december 2004 verzocht om een nadere voorlopige aanslag, waarbij hij een belastbaar inkomen van € 115.000 had opgegeven. De inspecteur had hierop een voorlopige aanslag opgelegd, waartegen eiser geen bezwaar had gemaakt. De rechtbank stelde vast dat de heffingsrente was berekend conform de geldende wetgeving, met inachtneming van de relevante artikelen uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
De rechtbank benadrukte dat het in rekening brengen van heffingsrente niet bedoeld is als sanctie, maar ter compensatie voor het tijdelijk gemis van rente door de schatkist. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de voorlopige aanslag, aangezien eiser geen bezwaar had gemaakt. Bovendien werd opgemerkt dat de kwestie van late terugbetaling van het bedrag van € 115.000 geen betrekking had op heffingsrente, maar op invorderingsrente, waarvoor eiser zich tot de Ontvanger moest wenden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond.