zaaknummer / rolnummer: 144844 / KG ZA 06-544
Vonnis in kort geding van 14 september 2006
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GELDERS HAVE GROEP B.V.,
gevestigd te Doetinchem,
eiseres,
advocaat en procureur mr. L. Paulus,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEVENSMIDDELENBEDRIJF [partijnaam 1] B.V.,
gevestigd te Lunteren, gemeente Ede,
gedaagde,
procureur mr. J.S.E. Vermeulen,
advocaat mr. R.R. Schuldink te Zwolle,
2. de naamloze vennootschap
LAURUS N.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. J.E.P.A. van Hooff te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. [partijnaam 2] HOLDING,
gevestigd te De Bilt,
gedaagde,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. Y.M.J. Lennartz te Amsterdam.
Partijen zullen hierna respectievelijk Gelders Have Groep, [partijnaam 1], Laurus en [partijnaam 2] worden genoemd.
1.De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de producties van [partijnaam 1]
- een productie van Laurus
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Gelders Have Groep
- de wijziging van eis
- de pleitnota van [partijnaam 1]
- de pleitnota van Laurus
- de pleitnota van [partijnaam 2]
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De wijziging van eis
Gelders Have Groep heeft ter zitting haar eis gewijzigd. Laurus en [partijnaam 2] hebben zich tegen deze eiswijziging verzet. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering van Gelders Have Groep na wijziging van eis in essentie nog steeds ziet op - kort gezegd - het meewerken door gedaagden aan overdracht van de onderneming aan Gelders Have Groep. In zoverre is dan ook geen sprake van een dusdanig gewijzigde vordering dat daarmee de processuele belangen van Laurus en [partijnaam 2] onredelijk worden geschaad. Nu ook anderszins niet is gebleken van strijdigheid met de goede procesorde, wordt de eiswijziging toegelaten.
3. De feiten
3.1. Laurus is sinds het begin van 2006 bezig haar Edah-supermarktketen van de hand te doen. Tot die keten behoren vele eigen vestigingen van Laurus, alsmede 51 verkooppunten waarin zelfstandige ondernemers op basis van een franchise-overeenkomst en een huurovereenkomst met Laurus een supermarktbedrijf volgens de Edah-formule exploiteren.
3.2. [partijnaam 1] is zo een zelfstandig ondernemer die voor eigen rekening en
risico een supermarkt aan de [adres] exploiteert op basis van een Edah
(franchise-)samenwerkingsovereenkomst en huurovereenkomst met Laurus.
3.3. De bedrijfsruimte waarin [partijnaam 1] haar supermarkt exploiteert, behoort in eigendom toe aan Pensioenfonds T.D.V. 1969 te Deventer (hierna: Pensioenfonds). Pensioenfonds heeft deze ruimte verhuurd aan Laurus, die de ruimte op haar beurt heeft onderverhuurd aan [partijnaam 1].
3.4. Onder andere bij brief van 24 mei 2006, gericht aan de Edah-franchisenemers, waaronder [partijnaam 1], heeft Laurus - voorzover hier van belang - het volgende bericht over de onderhandelingen over afstoting van de Edah winkels.
“Bij deze berichten wij u dat binnenkort de gesprekken tussen de Edah franchisenemers en de gegadigden voor de koop van de Edah winkels gearrangeerd zullen worden. Voordat dit gebeurt, geven wij u hieronder aan onder welke voorwaarden en condities de gesprekken zullen plaatsvinden en welke voorwaarden en condities u dus zult dienen te onderschrijven alvorens u in de gelegenheid wordt gesteld om de gesprekken te voeren.
1. Het voeren van de gesprekken wordt enkel en alleen toegestaan in het licht en ten aanzien van de mogelijke acquisitie van de desbetreffende gegadigde van de Edah winkels, waaronder uw onderneming.
2. Het enige doel van een gesprek tussen u en een gegadigde is te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn tot het bereiken van overeenstemming met de gegadigde over een mogelijk tussen u beiden nieuw te sluiten samenwerkingsovereenkomst, welke de huidige samenwerkingsovereenkomst tussen u en Laurus zal vervangen.
3. De gesprekken kunnen enkel een verkennend karakter hebben. Het is u dus niet toegestaan om enige definitieve overeenkomst met een gegadigde te sluiten, tenzij Laurus daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven.
4. Alvorens een franchisenemer wordt gevraagd om zijn instemming te verlenen aan de overdracht van zijn contractuele relatie aan een gegadigde zal de franchisenemer in de gelegenheid worden gesteld om een gesprek te hebben met de bieders waarmee Laurus op dat moment nog in onderhandeling is omtrent de mogelijke acquisitie van de Edah winkels, ook indien het een bieder betreft die niet behoort tot de voorkeurskeuze van de desbetreffende franchisenemer.
Tevens willen wij u ten aanzien van uw positie als franchisenemer nog het volgende aangeven.
Laurus heeft gekozen voor de verkoop van Edah door middel van een veilingproces. Dat heeft tot gevolg dat met meerdere gegadigden gesprekken plaatsvinden. Edah streeft ernaar de Edah winkels gezamenlijk te verkopen. De gesprekken tussen de gegadigden en de franchisenemers zijn bedoeld om te onderzoeken of, indien Laurus zou besluiten een transactie aan te gaan met een bepaalde gegadigde, overeenstemming kan worden bereikt tussen de betrokken bieder en de franchisenemer. Het spreekt voor zich dat de uitkomst van dit onderzoek een van de aspecten is die Laurus in haar besluitvorming zal betrekken.
Franchisenemers die niet instemmen met een overdracht van hun relatie met Laurus aan een koper waarmee Laurus overeenstemming heeft bereikt, blijven gebonden aan de samenwerkingsovereenkomst met Laurus, behoudens eventuele opzeggingsmogelijkheden van Laurus en/of de franchisenemer. In die situatie staat het hen dus niet vrij om eenzijdig de relatie met Laurus te beëindigen en een eigen weg te gaan.
Met name dit laatste punt brengen wij graag bij u onder de aandacht, omdat er geruchten rondgaan dat Edah franchisenemers in het kader van het verkoopproces van de Edah winkels zelf zouden kunnen bepalen door welke partij hun onderneming wordt overgenomen c.q. wel vrij zouden zijn eenzijdig de relatie met Laurus te beëindigen om zich bij een andere formule aan te sluiten.”
3.5. Gelders Have Groep exploiteert in het oosten/midden van Nederland als zelfstandig ondernemer voor eigen rekening en risico elf supermarkten op basis van een (franchise-)
samenwerkingsovereenkomst met Albert Heijn.
3.6. Op 5 juli 2006 hebben Gelders Have Groep en [partijnaam 1] een koopovereenkomst gesloten betreffende de overdracht van de goodwill, bouwkundige voorzieningen en bedrijfsinventaris door [partijnaam 1] aan Gelders Have Groep tegen een koopsom van € 3.100.000,-. De feitelijke overdracht vindt plaats op (uiterlijk) 23 september 2006.
3.7. In vorenbedoelde koopovereenkomst zijn voorts de navolgende bepalingen opgenomen.
“3.
Het is verkoper en koper genoegzaam bekend dat de Edah projectgroep ‘Edah Next’, naast het verkooptraject van Laurus ABN Amro, bezig is een alternatief plan te organiseren, de zogenaamde ‘[partijnaam 2] route’. Deze route houdt in, dat de instemming van Laurus zou kunnen komen te vervallen.
4.
Koper realiseert zich dat verkoper juridisch in staat moet zijn daadwerkelijk het bedrijf te kunnen leveren. Indien verkoper dit door omstandigheden buiten zijn invloedssfeer niet kan, zal koper geen claims, kosten of anderszins in rekening brengen.
11.1
Partijen gaan deze overeenkomst aan onder de navolgende ontbindende voorwaarden.
a) Op 14 augustus 2006 heeft verkoper nog geen schriftelijk vastgelegde toestemming van Laurus en/of [partijnaam 2] voor de overdracht van zijn onderneming aan koper. Voor het verkrijgen van deze toestemming zal verkoper zich inspannen.
b) Op 14 augustus 2006 is er nog geen schriftelijk vastgelegde overeenstemming tussen koper en de eigenaresse van het registergoed, waarin de onderneming van verkoper wordt gedreven, over de indeplaatsstelling van koper in de rechten en verplichtingen van Laurus uit hoofde van de lopende (hoofd)huurovereenkomst tussen Laurus en eigenaresse.
Verkoper zal zich inspannen om de noodzakelijke medewerking van betrokken partijen te verkrijgen.”
3.8. De hiervoor in de koopovereenkomst genoemde [partijnaam 2]-route hield samengevat in dat Laurus en [partijnaam 2] bilateraal met elkaar onderhandelden over de overname van in totaal 51 door zelfstandige ondernemers op franchisebasis gedreven Edah-supermarkten, waarbij [partijnaam 2] naast zichzelf ook CoopCodis, Ahold en Schuitema vertegenwoordigde. Onderling zouden deze vier partijen, rekening houdend met voorkeuren van franchisenemers en lokale bijzonderheden, proberen tot een zekere verdeling te komen van die 51 vestigingen. Op 3 augustus 2006 hebben Ahold en Schuitema zich teruggetrokken uit de [partijnaam 2]-route.
3.9. Bij brief van 17 augustus 2006 heeft [naam algemeen directeur], algemeen directeur van Plus Retail ([partijnaam 2]), aan de advocaat van [partijnaam 1] bericht dat [partijnaam 2] geen medewerking zal verlenen aan het schriftelijk vastleggen van de toestemming voor de overdracht van de onderneming van [partijnaam 1] aan Gelders Have Groep, alsmede aan de indeplaatsstelling van Gelders Have Groep in de rechten en verplichtingen van Laurus uit hoofde van de hoofdhuurovereenkomst.
3.10. Bij brief van 1 september 2006 heeft de advocaat van Laurus aan de advocaat van [partijnaam 1] bericht dat Laurus geen toestemming verleent voor de overdracht van de onderneming van [partijnaam 1] aan Gelders Have Groep en evenmin meewerkt aan de indeplaatsstelling van Gelders Have Groep in haar rechten en verplichtingen uit hoofde van de hoofdhuurovereenkomst.
3.11. Op 24 augustus 2006 heeft Laurus een persbericht doen uitgaan waarin onder meer het volgende is opgenomen.
“Laurus N.V. deelt mede dat een principeakkoord is bereikt met een aantal supermarktorganisaties – waaronder B.V. [partijnaam 2] Holding en CoopCodis Holding B.V. – terzake de overgang van de Edah-franchisenemers.
De transactie heeft betrekking op 43 vestigingen en de overnamesom bedraagt circa € 26 miljoen.”
4.1. Gelders Have Groep vordert - na wijziging van eis - dat [partijnaam 1] op straffe van een dwangsom wordt bevolen om de tussen haar en Gelders Have Groep op 5 juli 2006 schriftelijk vastgelegde koopovereenkomst met betrekking tot de onderneming van [partijnaam 1] aan de [adres] alsnog loyaal na te komen, in het bijzonder door haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de levering van de in artikel 8.1 van die overeenkomst genoemde activa aan Gelders Have Groep op de wijze en op het tijdstip zoals in de overeenkomst bepaald, zulks onverminderd het recht van Gelders Have Groep zonodig tot 1 oktober 2006 een beroep te doen op de in artikel 11.1 sub b van de overeenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde.
Voorts vordert Gelders Have Groep dat Laurus en [partijnaam 2] op straffe van een dwangsom worden veroordeeld het hiervoor gevorderde bevel te gehengen en te gedogen.
Bovendien vordert Gelders Have Groep dat [partijnaam 1], Laurus en [partijnaam 2] op straffe van een dwangsom worden bevolen om:
a. zich ieder individueel, waar nodig gezamenlijk, op voor Gelders Have Groep verifieerbare wijze in te spannen om vóór 23 september 2006 de schriftelijke toestemming te verkrijgen van de eigenaresse van het bedrijfspand aan de [adres] voor indeplaatsstelling van Gelders Have Groep als huurster in de lopende huurovereenkomst tussen die eigenaresse en Laurus, en bij weigering of uitblijven van die toestemming door/van de eigenaresse:
b. Gelders Have Groep op eerste verzoek schriftelijk toestemming te verlenen voor haar indeplaatsstelling als (onder)huurster in de lopende (onder)huurovereenkomst tussen Laurus als verhuurster en [partijnaam 1] als huurster met betrekking tot datzelfde bedrijfspand.
Ten slotte vordert Gelders Have Groep dat [partijnaam 1], Laurus en [partijnaam 2] gezamenlijk en/of individueel op straffe van een dwangsom wordt verboden (rechts)handelingen te verrichten die de overdracht van de onderneming van [partijnaam 1] aan Gelders Have Groep in gevaar brengen of kunnen brengen.
4.2. Gelders Have Groep legt kort gezegd het volgende aan haar vordering ten grondslag. [partijnaam 1] is ernstig in gebreke gebleven met de nakoming van haar inspanningsverplichting als bedoeld in artikel 11.1 sub a van de koopovereenkomst. Daarom kan zij zich niet meer op de ontbindende voorwaarde beroepen en moet zij onvoorwaardelijk nakomen. Laurus en [partijnaam 2] weigeren toestemming te verlenen voor de overdracht van de onderneming van [partijnaam 1] aan Gelders Have Groep en weigeren mee te werken aan de indeplaatsstelling van Gelders Have Groep als huurster in de lopende huurovereenkomst tussen Laurus en Pensioenfonds. Daarmee frustreren zowel Laurus als [partijnaam 2] zonder recht of reden de uitvoering van de tussen Gelders Have Groep en [partijnaam 1] gesloten koopovereenkomst, althans onthouden zij zonder recht of reden hun medewerking daaraan. Dit is onrechtmatig jegens Gelders Have Groep.
4.3. [partijnaam 1], Laurus en [partijnaam 2] voeren gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. De vorderingen van Gelders Have Groep zien op effectuering van een bedrijfsoverdracht aan haar door [partijnaam 1], zijnde een Edah-franchisenemer. Gelet op het feit dat Laurus inmiddels een principeakkoord heeft bereikt met [partijnaam 2] over de overdracht van een groot aantal andere door Edah-franchisenemers gedreven supermarkten, heeft Gelders Have Groep een voldoende spoedeisend belang om door middel van de onderhavige vordering te trachten op korte termijn de bedrijfsovername te effectueren.
5.2. Mede gelet op het verhandelde ter zitting staat in dit kort geding met name centraal de vraag of Laurus al dan niet terecht haar toestemming heeft geweigerd voor de overdracht van de onderneming van [partijnaam 1] aan Gelders Have Groep. Daarom zal hierna eerst de vordering ten aanzien van Laurus worden beoordeeld.
5.3. Gelders Have Groep stelt dat Laurus onrechtmatig jegens haar handelt door geen toestemming te verlenen voor de overdracht van de onderneming van [partijnaam 1] aan Gelders Have Groep. Voor beantwoording van de vraag of er sprake is van onrechtmatig handelen door Laurus zijn de volgende omstandigheden van belang.
5.4. In de eerste helft van 2006 is Laurus gestart met de zogenaamde [partijnaam 2]-route (zie 3.6.) teneinde te komen tot overdracht van de tot het Laurus-concern behorende Edah supermarkten, die worden geëxploiteerd door als zelfstandige ondernemers opererende Edah-franchisenemers. Omdat het gaat om zelfstandige ondernemers die met de overdracht van hun supermarkten aan een ander moeten instemmen, heeft Laurus deze franchisenemers in de gelegenheid gesteld gesprekken te voeren met eventuele gegadigden voor de koop van deze Edah supermarkten (Projectgroep Edah Next). In dit kader heeft Laurus een op 24 mei 2006 opgestelde brief aan de Edah-franchisenemers doen toekomen waarin een aantal voorwaarden zijn geformuleerd waaronder die gesprekken zullen (moeten) plaatsvinden. Zo kunnen de gesprekken enkel een verkennend karakter hebben, is het niet toegestaan om enige definitieve overeenkomst met een gegadigde te sluiten (behoudens schriftelijke toestemming van Laurus) en blijven franchisenemers die niet instemmen met een overdracht van hun relatie met Laurus aan een koper waarmee Laurus overeenstemming heeft bereikt, gebonden aan de samenwerkingsovereenkomst met Laurus. De brief vermeldt daarbij nog dat het franchisenemers dus niet vrij staat om eenzijdig de relatie met Laurus te beëindigen en een eigen weg te gaan.
Als niet betwist staat vast dat het [partijnaam 1] op grond van de tussen haar en Laurus gesloten overeenkomsten (de onderhuur- en de franchise-overeenkomst) niet vrij staat zonder toestemming van Laurus de onderneming over te dragen aan een ander.
Voorts blijkt uit artikel 3 van de tussen Gelders Have Groep en [partijnaam 1] gesloten koopovereenkomst (zie 3.5.) dat zij ermee bekend waren dat de zogenaamde [partijnaam 2]-route ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst nog niet was afgerond (“bezig is een alternatief plan te organiseren”) en dat zij zich realiseerden dat toestemming van Laurus nodig was en bleef tenzij de [partijnaam 2]-route tot resultaat zou leiden.
Ten slotte duidt het opnemen van ontbindende voorwaarden in artikel 11.1 van de koopovereenkomst erop dat Gelders Have Groep en [partijnaam 1] ook bekend waren met het feit dat Laurus eerst met de overdracht moet instemmen.
5.5. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de weigering van
Laurus om toestemming te verlenen voor de overdracht onder deze omstandigheden niet onrechtmatig jegens Gelders Have Groep. De partijen zijn het erover eens dat voor een supermarktconcern het in handen hebben van een locatie waarop een supermarkt is gevestigd een bepaalde op geld waardeerbare waarde heeft. Dat ligt ook voor de hand omdat het aantal detailhandelsverkooppunten dat een supermarktconcern in handen heeft het marktaandeel bepaalt met alle (financiële) voordelen vandien. Voorzover het zelfstandige ondernemers, zoals [partijnaam 1], betreft, heeft Laurus haar positie ten aanzien van het desbetreffende verkooppunt verzekerd door middel van een franchise-overeenkomst en een (onder)huurovereenkomst met daarin bepalingen die er kennelijk op neerkomen dat het de ondernemer gedurende de looptijd van dat samenstel van overeenkomsten niet vrijstaat zonder toestemming van Laurus zijn bedrijf aan een derde over te dragen. Niet gesteld of gebleken is dat dat ongeoorloofd is en dat valt ook, zonder zicht erop hoe dat precies is geregeld (welk zicht de partijen de voorzieningenrechter ook niet hebben geboden), niet aan te nemen. Die toestemming zal wel neerkomen op de bereidheid van Laurus om de ondernemer uit zijn verplichtingen uit die overeenkomst(en) jegens haar te ontslaan. Kennelijk en niet onbegrijpelijk, gelet op het voorgaande, heeft Laurus die bereidheid alleen indien de overnemende partij bereid is haar voor die overname te betalen, zoals [partijnaam 2] kennelijk bereid is Laurus te betalen voor de overname van de verkooppunten waarop door franchisenemers Edah supermarkten worden geëxploiteerd. Tegen deze achtergrond valt niet in te zien dat Laurus onrechtmatig handelt jegens Gelders Have Groep door [partijnaam 1] geen toestemming (door ontslag uit haar verplichtingen/of in de plaatstelling van Gelders Have Groep als onderhuurster) voor de bedrijfsoverdracht te geven nu zij met Gelders Have Groep geen overeenstemming heeft over een door Gelders Have Groep daarvoor te betalen bedrag, mede in aanmerking genomen (zie onder 5.4.) dat Gelders Have Groep zich terdege bewust was van het vereiste van toestemming en naar aan te nemen valt ook van de voorwaarden waaronder Laurus de toestemming zou willen geven. Dat het bij het weigeren van die toestemming alleen om ‘nuisance value’ zou gaan, zoals door Gelders Have Groep betoogd, kan niet worden aangenomen. Aan het voorgaande doet ook niet af dat voor de ‘overdracht’ van de supermarkt van [partijnaam 1] aan [partijnaam 2] vanwege de contractuele relatie tussen Laurus en [partijnaam 1] anderzijds de medewerking van [partijnaam 1] nodig is. Laurus stelt zich op het standpunt dat zij haar verplichtingen jegens [partijnaam 1] zal blijven nakomen in geval [partijnaam 1] niet meewerkt aan de overdracht aan [partijnaam 2]. Of dat lang vol te houden zal zijn bij verdwijnen van de Edah-winkels is de vraag, maar dat is dan iets tussen Laurus en [partijnaam 1]. Een en ander leidt tot de conclusie dat de vorderingen ten aanzien van Laurus zullen worden afgewezen.
ten aanzien van [partijnaam 1]
5.6. De vordering van Gelders Have Groep ten aanzien van [partijnaam 1] ziet feitelijk op nakoming van de tussen hen gesloten koopovereenkomst.
5.7. Bij de beoordeling is dan allereerst van belang dat partijen in artikel 11.1 sub a van de koopovereenkomst een ontbindende voorwaarde hebben opgenomen. [partijnaam 1] stelt nu dat de gebeurtenis, zoals opgenomen in die ontbindende voorwaarde, zich heeft voorgedaan, zodat de koopovereenkomst op grond van artikel 6:22 BW geen gelding meer heeft. Gelders Have Groep kan dan ook geen nakoming meer vorderen.
5.8. Artikel 6:22 BW bepaalt, voor zover van belang, dat een ontbindende voorwaarde de verbintenis met het plaatsvinden van de gebeurtenis doet vervallen. In het onderhavige geval heeft de gebeurtenis (geen toestemming van Laurus en/of [partijnaam 2] voor de overdracht van de onderneming) weliswaar plaatsgevonden, maar dat betekent echter nog niet zonder meer dat daarmee ook de verplichting tot nakoming van de koopovereenkomst is komen te vervallen. Op grond van artikel 6:23 lid 2 BW geldt immers een voorwaarde niet als vervuld, wanneer degene die bij de vervulling belang had, deze heeft teweeggebracht, indien redelijkheid en billijkheid dit verlangen.
5.9. Dit betekent dat [partijnaam 1] met het oog op de mogelijkheid dat zij geen toestemming verkrijgt, zich niet op vervulling van de voorwaarde kan beroepen, indien zij zich onvoldoende inspanningen heeft getroost om die toestemming te verkrijgen, ook al is strikt genomen geen sprake van een ‘teweegbrengen’ in de zin van artikel 6:23 BW (vergelijk Hoge Raad 21 juni 1996, NJ 1996, 698). De vraag die derhalve dient te worden beantwoord is, of [partijnaam 1] voldoende inspanningen heeft verricht om toestemming voor de overdracht van haar onderneming te verkrijgen.
5.10. [partijnaam 1] heeft ter zitting erkend dat zij aanvankelijk, tot 3 augustus 2006, niets heeft gedaan om toestemming te verkrijgen. Zij heeft daartoe gesteld dat zij verwachtte dat de [partijnaam 2]-route, die toen nog liep, zou gaan slagen. Daarbij speelde volgens [partijnaam 1] een rol dat Ahold een van de partijen was namens wie [partijnaam 2] met Laurus onderhandelde, terwijl [partijnaam 1] op 5 juli 2006 reeds een koopovereenkomst had gesloten met Gelders Have Groep, zijnde een franchisenemer die de naam Albert Heijn voert voor haar supermarkten. Voorshands geoordeeld is het alleszins redelijk dat [partijnaam 1] in dit kader geen extra inspanningen heeft verricht. Alle partijen, en dus ook Gelders Have Groep, gingen ervan uit dat de [partijnaam 2]-route zou slagen. Ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst was er niets dat erop wees dat de onderhandelingen in het kader van de [partijnaam 2]-route spaak zouden lopen. Het nieuws dat Ahold en Schuitema zich op 3 augustus 2006 hadden teruggetrokken kwam voor iedereen als een verrassing.
5.11. Met betrekking tot de periode vanaf 3 augustus 2006 staat vast dat [partijnaam 1] op 8 augustus 2006 [partijnaam 2] en op 17 augustus 2006 (en gerappelleerd op 29 augustus 2006) Laurus heeft aangeschreven met het verzoek schriftelijke toestemming te verlenen voor de overdracht van de onderneming aan Gelders Have Groep en mee te werken aan een indeplaatsstelling van Gelders Have Groep in de rechten en verplichtingen van Laurus. Zowel [partijnaam 2] (bij brief van 17 augustus 2006) als Laurus (bij brief van 1 september 2006) heeft vervolgens per brief aangegeven geen toestemming te verlenen en niet mee te werken aan de verzochte indeplaatsstelling. De voorzieningenrechter ziet met [partijnaam 1] niet in welke andere inspanningen [partijnaam 1] nog meer had dienen te verrichten om toestemming te verkrijgen. De reacties van [partijnaam 2] en Laurus zijn duidelijk en niet voor meerdere uitleg vatbaar. Bovendien heeft Laurus zich altijd op hetzelfde standpunt gesteld, namelijk dat zij geen toestemming verleent. Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.5. is overwogen, is ook duidelijk waarom Laurus de toestemming niet verleent en ook dat zij die ook niet zal verlenen voor overdracht aan een andere partij dan degene met wie zij overeenstemming (heeft) bereikt over de financiële voorwaarden voor overdracht. Niet valt in te zien dat [partijnaam 1] daarin bij meer inspanningen verandering had kunnen brengen. Dit betekent dat [partijnaam 1] voorshands geoordeeld voldoende inspanningen heeft verricht om toestemming voor de overdracht van haar onderneming te verkrijgen.
5.12. Een en ander leidt tot de conclusie dat [partijnaam 1] zich terecht op vervulling van de voorwaarde heeft kunnen beroepen. Daarmee is de koopovereenkomst van 5 juli 2006 op grond van artikel 6:22 BW komen te vervallen, zodat Gelders Have Groep geen nakoming meer kan vorderen. De vorderingen ten aanzien van [partijnaam 1] zullen daarom worden afgewezen.
5.13. Een ander aspect dat nog speelt is de kwestie van de toestemming voor de indeplaatsstelling van Gelders Have Groep als huurster in de lopende huurovereenkomst tussen Pensioenfonds en Laurus dan wel als (onder)huurster in de lopende (onder)huurovereenkomst tussen Laurus en [partijnaam 1]. De indeplaatsstelling is geregeld in artikel 3:307 BW. Dit artikel bepaalt:
lid 1
Indien overdracht door de huurder aan een derde van het in het gehuurde door de huurder zelf of een ander uitgeoefende bedrijf gewenst wordt, kan de huurder vorderen dat hij gemachtigd wordt om die derde als huurder in zijn plaats te stellen.
lid 2
De rechter beslist met inachtneming van de omstandigheden van het geval, met dien verstande dat hij de vordering slechts kan toewijzen, indien de huurder of de ander die het bedrijf uitoefent, een zwaarwichtig belang heeft bij de overdracht van het bedrijf (…).
5.14. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat deze weg Gelders Have
Groep in dit kort geding evenmin kan baten. Zoals uit het hiervoor geciteerde lid 1 van artikel 7:307 BW blijkt is het de huurder die een vordering tot indeplaatsstelling moet instellen. Tot op heden heeft [partijnaam 1] een dergelijke vordering niet ingesteld en zijn er geen aanwijzingen dat zij dat zal gaan doen. Ook ter zitting heeft [partijnaam 1] hierover niets gezegd. Voorts kan, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, thans niet met voldoende mate van zekerheid worden geoordeeld dat de kantonrechter, indien een vordering tot indeplaatsstelling wordt ingesteld, die vordering zal toewijzen.
Voorop staat dat [partijnaam 1] een zwaarwichtig belang zal moeten hebben bij overdracht van haar onderneming. Op grond van artikel 7:307 lid 2 BW is dit een voorwaarde om tot toewijzing te kunnen komen. Daarnaast dient dan nog een belangenafweging plaats te vinden waarin ook de belangen van Laurus als verhuurster moeten worden meegewogen. Dat een zodanige belangenafweging zonder meer in het nadeel van Laurus zal uitvallen is gelet op het financiële belang van Laurus (zie 5.5.) op voorhand allerminst zeker. Dat Gelders Have Groep los van de hiervoor bedoelde indeplaatsstelling rechtstreeks zou kunnen gaan huren van Pensioenfonds is niet aannemelijk gelet op de brief van Pensioenfonds van 29 augustus 2006 aan de advocaat van [partijnaam 1], waarin wordt aangegeven dat Pensioenfonds in principe geen huurovereenkomsten aangaat met franchisenemers (zoals [partijnaam 1]), maar alleen met franchisegevers.
ten aanzien van [partijnaam 2]
5.15. [partijnaam 2] stelt dat Gelders Have Groep geen voldoende belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 BW om een rechtsvordering tegen haar in te kunnen stellen. Dit verweer wordt verworpen. In de op 5 juli 2006 tussen Gelders Have Groep en [partijnaam 1] gesloten
koopovereenkomst wordt in de ontbindende voorwaarde van artikel 11.1 sub a [partijnaam 2] naast Laurus genoemd als degene aan wie toestemming moet worden gevraagd voor de overdracht van de onderneming. Bovendien heeft [partijnaam 2] tezamen met CoopCodis op 24 augustus 2006 een principeakkoord gesloten met Laurus, inhoudende de overdracht van een groot aantal Edah supermarkten van Laurus naar [partijnaam 2] en CoopCodis, mits de franchisenemers daarmee instemmen. Ten slotte is ter zitting komen vast te staan dat [partijnaam 1] door [partijnaam 2] zal worden bevoorraad, in ieder geval zolang zij in het gehuurde pand een Edah supermarkt exploiteert. Deze omstandigheden maken dat Gelders Have Groep een voldoende belang heeft bij haar vordering jegens [partijnaam 2].
5.16. Gelders Have Groep stelt dat [partijnaam 2] onrechtmatig jegens haar handelt door geen toestemming te verlenen voor de overdracht van de onderneming van [partijnaam 1] aan Gelders Have Groep en door te weigeren mee te werken aan de indeplaatsstelling van Gelders Have Groep als huurster in de lopende huurovereenkomst tussen Laurus en Pensioenfonds.
5.17. Voorop staat dat de overeenkomst (principeakkoord) die [partijnaam 2] met Laurus heeft
gesloten ter zake van de overname van een groot aantal supermarkten een op zichzelf geheel geoorloofde handeling is in het economisch verkeer, ook al hebben anderen, zoals Gelders Have Groep, dan het nakijken. Slechts onder bijzondere omstandigheden zou dat onrechtmatig kunnen zijn jegens derden.
Hiervoor is reeds overwogen dat de weigering van Laurus om toestemming te verlenen aan [partijnaam 1] voor de overdracht van haar onderneming onder de geschetste omstandigheden niet onrechtmatig is jegens Gelders Have Groep en dat Laurus ook een gerechtvaardigd (financieel) belang heeft om het verlenen van die toestemming te weigeren.
Een en ander betekent naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat er evenmin sprake kan zijn van enig onrechtmatig handelen door [partijnaam 2] jegens Gelders Have Groep. Dit leidt tot de conclusie dat de vorderingen ten aanzien van [partijnaam 2] zullen worden afgewezen.
5.18. Gelders Have Groep zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van zowel [partijnaam 1], Laurus als [partijnaam 2] worden telkens begroot op:
- vast recht EUR 248,00
- salaris procureur EUR 816,00
Totaal EUR 1.064,00
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
6.1. wijst de vorderingen af;
6.2. veroordeelt Gelders Have Groep in de proceskosten, aan de zijde van [partijnaam 1] tot op heden begroot op € 1.064,00, aan de zijde van Laurus tot op heden begroot op € 1.064,00 en aan de zijde van [partijnaam 2] tot op heden begroot op € 1.064,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 14 september 2006.