4. [gedaagde] verweert zich, kort samengevat, als volgt.
Primair werpt zij op dat de diagnose OPS, gelet op de registratierichtlijnen, niet kan worden gesteld bij [eiser]. Hij voldoet niet aan het inclusie-criterium dat sprake moet zijn van blootstelling gedurende tenminste vijf jaar aan de MAC ( = Maximaal Aanvaardbare Concentratie)-waarde overschrijdende concentraties toxische oplosmiddelen. Daarnaast staan de andere oorzaken van de klachten, zoals de hartproblemen, fibromyalgie en slaapstoornissen, aan de diagnose OPS in de weg.
Subsidiair betwist zij dat de arbeidsongeschiktheid van [eiser], waarvan zij bij gebrek aan wetenschap ontkent dat die 80-100% is, het gevolg is van zijn beweerdelijke OPS-klachten. Uit de medische stukken en dan met name de stukken van het UWV blijkt dat de arbeidsongeschiktheid wordt veroorzaakt door de gewrichtsklachten van [eiser].
Meer subsidiair betwist zij het causaal verband tussen de klachten van [eiser] en zijn werkzaamheden. Hij is gedurende het dienstverband niet blootgesteld aan substantieel de MAC-waarde overschrijdende concentraties toxische oplosmiddelen. Slechts ongeveer 10% van de totale werkzaamheden bestond uit binnenschilderwerkzaamheden met oplosmiddelhoudende verven. In deze gevallen werden voorzorgsmaatregelen getroffen om de blootstelling aan toxische oplosmiddelen te voorkomen, zoals het dragen van gelaatsmaskers, of was er voldoende ventilatie.
Nog meer subsidiair voert zij aan dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. In de jaren dat [eiser] bij [gedaagde] in dienst was, was er weinig concreets bekend over de relatie tussen blootstelling aan toxische oplosmiddelen en OPS. Dit veranderde midden jaren 90 van de vorige eeuw. Dit brengt mee dat op haar een beperkte zorgplicht rustte ter voorkoming van OPS-klachten. Aan deze beperkte zorgplicht heeft zij voldaan. Gelet op de gebruikte middelen was er slechts minimale blootstelling aan oplosmiddelen en voor zover er sprake was van blootstelling aan oplosmiddelen was er voldoende ventilatie dan wel werden persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt. Verder is van belang dat zij op 1 maart 1996 aan [eiser] een koffer met persoonlijke beschermingsmiddelen heeft verstrekt alsmede dat zij voor zover nodig toezag op het gebruik van de persoonlijke beschermings-
middelen.
Tot slot werpt zij op dat de schade in deze procedure kan en dus moet worden vastgesteld, dat de wettelijke rente pas verschuldigd is vanaf het moment dat de schade intreedt en betwist zij de buitengerechtelijke kosten.
De beoordeling
5. [eiser] stelt gemotiveerd dat hij OPS en derhalve schade heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden in dienst van [gedaagde]. [gedaagde] betwist gemotiveerd enerzijds de gestelde OPS en schade, anderzijds het causaal verband tussen het werk van [eiser] en de schade. Voorts stelt zij gemotiveerd dat zij aan haar zorg-verplichtingen heeft voldaan. De kantonrechter oordeelt met betrekking tot de bewijslastverdeling, in het bijzonder in aanmerking genomen HR 17 november 2000, NJ 2001, 596, HR 26 januari 2001, NJ 2001, 597 en HR 23 juni 2006, LJN: AW6166, als volgt.
Overeenkomstig de hoofdregel van art. 150 Rv juncto art. 7:658 lid 2 BW, rust op [eiser] de bewijslast dat hij OPS en daardoor schade heeft, alsmede dat hij dit heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden.
Indien vast komt te staan dat [eiser] OPS en daardoor schade heeft, is, gelet op de aard van zijn ziekte en zijn langjarig dienstverband, voldoende aannemelijk dat dit kan zijn veroorzaakt door blootstelling aan de stoffen waarmee hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor [gedaagde] heeft gewerkt.
Het ligt dan op de weg van [gedaagde] haar - gemotiveerd betwiste - stelling dat zij aan haar in art. 7:658 lid 1 BW bedoelde zorgverplichtingen ter voorkoming van OPS heeft voldaan te bewijzen.
Indien [gedaagde] hierin niet slaagt, dan komt de vraag naar het causaal verband (in de zin van condicio sine qua non-verband) opnieuw aan de orde. Aangezien in dat geval sprake is van schending door [gedaagde] van een norm die ertoe strekt een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van OPS en derhalve schade bij [eiser] te voorkomen en dit gevaar door die normschending in het algemeen aanmerkelijk is vergroot, dan wordt het causaal verband aangenomen, nu [gedaagde] geen (voldoende) feiten en omstandigheden gemotiveerd heeft gesteld waaruit zou kunnen volgen dat de schade van [eiser] ook zonder die normschending zou zijn ontstaan (HR 29 november 2002, NJ 2004, 304).