ECLI:NL:RBARN:2006:AX9526

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/595/es
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onthouden van de schone lei in verband met niet tijdig aanvragen van heffingskorting door de partner van de schuldenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 8 juni 2006 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, die op 16 september 2002 was uitgesproken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schuldenaar en zijn partner onverschillig zijn omgegaan met de aanvraag van de heffingskorting, die door de partner van de schuldenaar had moeten worden aangevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingskorting pas in december 2005 is aangevraagd, terwijl er op 9 september 2004 al afspraken waren gemaakt met de rechter-commissaris over het aanvragen van deze korting. Dit heeft geleid tot een achterstand in de boedel van € 2.485,92 over de periode van september 2004 tot en met december 2005.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de schuldenaar en zijn partner als samenwonenden recht hebben op de heffingskorting en dat de schuldenaar tenminste moet worden geacht dat hij en zijn partner deze aanvraag hadden moeten indienen. De rechtbank heeft zich aangesloten bij het advies van de waarnemend rechter-commissaris, waarbij is opgemerkt dat het niet toekennen van de schone lei voor de schuldenaar, gezien de relatief kleine schuldenlast en het huidige boedelsaldo, geen grote nadelige gevolgen voor de schuldeisers zal hebben. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de tekortkoming aan de schuldenaar kan worden toegerekend en dat deze tekortkoming niet van zodanige aard is dat deze buiten beschouwing kan blijven.

De rechtbank heeft verder bepaald dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt met het verbindend worden van de slotuitdelingslijst en dat de schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Het salaris van de bewindvoerder is vastgesteld op € 1.483,34, en de kosten van publicaties die niet uit de boedel kunnen worden voldaan, komen ten laste van de Staat. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar door mr. D.M.I. de Waele.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Insolventienummer: 02/595 R / es
Datum vonnis: 8 juni 2006
Vonnis ingevolge artikel 354 van de Faillissementswet
in de schuldsaneringsregeling van
[schuldenaar],
wonende te [woonplaats],
schuldenaar,
bewindvoerder M. Helmich.
De beoordeling
1. Bij vonnis van 16 september 2002 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van de schuldenaar.
De beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van de schuldenaar wegens het verstrijken van de gebruikelijke looptijd is behandeld op de terechtzitting van 19 mei 2006.
2. De bewindvoerder heeft schriftelijk verslag uitgebracht over het verloop van de schuldsaneringsregeling.
3. Schuldenaar en zijn partner zijn, nadat dit reeds op 9 september 2004 met hen is besproken, erg onverschillig omgegaan met de aanvraag van de heffingskorting van de partner van schuldenaar.
In het advies van de rechter-commissaris van 27 februari 2006 is vermeld dat de afdracht van de heffingskorting over 2005 zou moeten plaatsvinden. De rechtbank is echter met de waarnemend rechter-commissaris - gezien zijn advies van 12 januari 2006 - van oordeel dat dit dient te geschieden vanaf het verhoor door de rechter-commissaris van 9 september 2004 nu op dat moment immers met de schuldenaar (in aanwezigheid van zijn partner) is afgesproken dat door zijn partner heffingskorting zou worden aangevraagd. De schuldenaar heeft echter verklaard ter verificatievergadering dat dit eerst in december 2005 (15 maanden later dan afgesproken) is aangevraagd en slechts over het jaar 2005. Ter zitting heeft de schuldenaar meegedeeld dat hij geen duidelijke verklaring kan geven voor het feit dat hij, noch zijn partner, ondanks de met de rechter-commissaris op 9 september 2004 gemaakte afspraak niets hadden ondernomen. Het feit dat een gemeenteambtenaar dit (volgens schuldenaar) niet nodig vond omdat zijn partner niet in de schuldsanering zit, doet aan het oordeel van en de afspraak met de rechter-commissaris vanzelfsprekend niet af. Door het niet tijdig aanvragen van de heffingskorting is er een achterstand aan de boedel ontstaan over de periode september 2004 tot en met december 2005 van € 2.485,92.
Hetgeen wordt gesteld door schuldenaar, dat zijn partner niet in de schuldsaneringsregeling zit en derhalve niet kan worden verplicht tot het aanvragen van de heffingskorting, wordt door de rechtbank verworpen, nu in de berekening van het vrij te laten bedrag eveneens rekening wordt gehouden met de bijstandsnorm voor samenwonenden. Aldus kan naar het oordeel van de rechtbank van de schuldenaar tenminste worden gevergd dat hij en zijn partner als samenwonenden aanspraak maken op de heffingskorting waarop zij als gevolg van die samenwoning recht hebben. Dit brengt vervolgens voor de schuldeisers waarvoor moet worden gespaard maandelijks een extra afdracht in de boedel van € 155,37. De rechtbank sluit zich derhalve aan bij het advies van de waarnemend rechter-commissaris, mede gezien het feit dat het niet toekennen van de schone lei voor de schuldenaar, gelet op de relatief kleine schuldenlast en het huidige boedelsaldo, geen grote nadelige gevolgen voor de schuldeisers zal hebben. De restantschuld die na de verdeling onder de schuldeisers overblijft kan de schuldenaar met de met terugwerkende kracht toe te kennen heffingskorting (naar alle waarschijnlijkheid) bijna volledig voldoen.
4. De rechtbank overweegt dat genoemde tekortkoming aan de schuldenaar kan worden toegerekend en dat deze niet van zodanige aard of geringe betekenis is dat deze buiten beschouwing kan blijven. Dit betekent dat artikel 358, eerste lid, van de Faillissementswet niet van toepassing is, zodat de schuldenaar de "schone lei" wordt onthouden.
5. In artikel 356, eerste lid, van de Fw. is bepaald dat de bewindvoerder de slotuitdelingslijst moet opmaken zodra dit vonnis definitief is geworden ("kracht van gewijsde" heeft gekregen). In artikel 356, tweede lid, van de Fw. is bepaald, dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling van rechtswege is beëindigd zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden.
6. De rechtbank zal tot slot het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen. De kosten van de in de schuldsaneringsregeling bevolen publicaties, voor over deze niet uit de boedel voldaan kunnen worden, zullen ten laste van de Staat worden gebracht.
De beslissing
De rechtbank
stelt vast dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt met het verbindend worden van de slotuitdelingslijst;
stelt vast dat de schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen;
stelt het salaris van de bewindvoerder, inclusief omzetbelasting, vast op € 1.483,34 en de publicatiekosten op € 289,65;
bepaalt dat de kosten van de in de Faillissementswet voorgeschreven publicaties, voor zover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan, ten laste van de Staat komen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M.I. de Waele en uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2006.
De griffier ? de rechter