ECLI:NL:RBARN:2006:AX9526
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onthouden van de schone lei in verband met niet tijdig aanvragen van heffingskorting door de partner van de schuldenaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 8 juni 2006 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, die op 16 september 2002 was uitgesproken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schuldenaar en zijn partner onverschillig zijn omgegaan met de aanvraag van de heffingskorting, die door de partner van de schuldenaar had moeten worden aangevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingskorting pas in december 2005 is aangevraagd, terwijl er op 9 september 2004 al afspraken waren gemaakt met de rechter-commissaris over het aanvragen van deze korting. Dit heeft geleid tot een achterstand in de boedel van € 2.485,92 over de periode van september 2004 tot en met december 2005.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de schuldenaar en zijn partner als samenwonenden recht hebben op de heffingskorting en dat de schuldenaar tenminste moet worden geacht dat hij en zijn partner deze aanvraag hadden moeten indienen. De rechtbank heeft zich aangesloten bij het advies van de waarnemend rechter-commissaris, waarbij is opgemerkt dat het niet toekennen van de schone lei voor de schuldenaar, gezien de relatief kleine schuldenlast en het huidige boedelsaldo, geen grote nadelige gevolgen voor de schuldeisers zal hebben. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de tekortkoming aan de schuldenaar kan worden toegerekend en dat deze tekortkoming niet van zodanige aard is dat deze buiten beschouwing kan blijven.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt met het verbindend worden van de slotuitdelingslijst en dat de schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Het salaris van de bewindvoerder is vastgesteld op € 1.483,34, en de kosten van publicaties die niet uit de boedel kunnen worden voldaan, komen ten laste van de Staat. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar door mr. D.M.I. de Waele.