ECLI:NL:RBARN:2006:AX7760
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake bierafnamebeding tussen Brand Bierbrouwerij B.V. en Uffing Horeca Exploitatie B.V. en M.A.H.F. Uffing Beheer B.V.
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem diende, ging het om een geschil tussen Brand Bierbrouwerij B.V. en Uffing Horeca Exploitatie B.V. en M.A.H.F. Uffing Beheer B.V. over de nakoming van een bierafnamebeding. De rechtbank heeft op 19 april 2006 vonnis gewezen in de procedure die was aangespannen door Brand, die vorderingen had ingesteld tegen Uffing c.s. wegens het niet nakomen van hun verplichtingen uit de overeenkomst. De procedure tegen Uffing Horeca Exploitatie B.V. was geschorst vanwege faillissement.
De rechtbank heeft in haar vonnis verwezen naar een eerder tussenvonnis van 18 januari 2006, waarin enkele juridische punten waren besproken die relevant waren voor de beoordeling van de opeisbaarheid van boetes. Brand stelde dat Uffing c.s. het afnamebeding niet hadden nagekomen door elders bier te kopen, en dat een ingebrekestelling niet nodig was voor het verbeuren van boetes. De rechtbank oordeelde dat het bierafnamebeding een voortdurende verplichting inhield en dat de tekortkoming in het verleden niet ongedaan kon worden gemaakt door toekomstige nakoming.
De rechtbank concludeerde dat Brand geen aanspraak kon maken op boetes, omdat zij Uffing c.s. niet tijdig had geïnformeerd over de gevolgen van hun tekortkoming. De rechtbank wees de vordering tot betaling van boetes af, maar kende wel de hoofdsommen toe die verband hielden met de geldlening en de geleverde dranken. Uffing c.s. werden veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.