ECLI:NL:RBARN:2006:AV7745

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/1724
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering van bedrijfsopstallen en zelfbewoning bij overgang naar privé-vermogen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Arnhem, stond de waardering van bedrijfsopstallen en de toepassing van waardedruk voor zelfbewoning centraal. Eiser, een agrarisch ondernemer, had zijn onderneming per 31 december 2000 gestaakt en de bedrijfsopstallen, inclusief ondergrond en bedrijfserf, gingen over naar zijn privé-vermogen. De rechtbank diende te beoordelen of bij de bepaling van de stakingswinst rekening gehouden kon worden met de duurzame zelfbewoning van de woning. De rechtbank oordeelde dat de bedrijfsopstallen, waaronder een schuur en een kapschuur, niet in bouwkundig opzicht een eenheid vormden met het woonhuis. Dit was van belang voor de waardering bij de overgang naar privé-vermogen. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur van de Belastingdienst terecht geen waardedruk voor zelfbewoning had toegepast bij de waardering van de bedrijfsopstallen. De uitspraak werd op 22 februari 2006 gedaan, na een zitting op 17 november 2005, waar beide partijen aanwezig waren. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er werden geen proceskosten vergoed. Eiser had de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Arnhem of beroep in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden, mits de wederpartij daarmee instemde.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/1724
Uitspraakdatum: 22 februari 2006
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X],
wonende te [Z], eiser,
[gemachtigde],
en
de inspecteur van de Belastingdienst[ te P]
verweerder,
[gemachtigde].
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2000 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 125.286.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij de uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2005 te Arnhem.
Partijen zijn daar verschenen.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
2. De feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast.
Eiser dreef een agrarische onderneming. Per 31 december 2000 heeft eiser deze onderneming gestaakt.
Tot het ondernemingsvermogen behoorden onder meer 25 are ondergrond van de bedrijfsopstallen en het bedrijfserf en de volgende bedrijfsopstallen:
- een schuur (voormalige boerderij);
- een kapschuur, annex varkensschuur;
- een voormalige varkensschuur.
Het woonhuis behoorde tot het privé-vermogen.
De schuur (voormalige boerderij) is met het woonhuis verbonden door middel van een tussenlid. In dit tussenlid en een kleine gedeelte van de schuur bevindt zich een bijkeuken. Er is een deur tussen de bijkeuken en de schuur.
De schuur is tot 1988 in gebruik geweest als koeienstal. Daarna zijn eiser en zijn broer de schuur gaan gebruiken als berging en als garage voor hun auto’s.
De kapschuur en voormalige varkensschuur liggen op een afstand van enkele meters van de woning.
In verband met de staking van de onderneming zijn de tot het bedrijfsvermogen behorende zaken overgegaan naar het privé-vermogen van eiser.
Op het overgangstijdstip (31 december 2000) was eiser voornemens om duurzaam in de woning te blijven wonen.
De boekwaarden per 31 december 2000 van de bedrijfsopstallen en het bedrijfserf zijn respectievelijk ƒ 6.195 en ƒ 62.804.
De waarden in het economisch verkeer op 31 december 2000 van de bedrijfsopstallen en het bedrijfserf zijn respectievelijk ƒ 84.842 en ƒ 149.851.
3. Het geschil
In geschil is of er bij de bepaling van de stakingswinst bij de waardering van de bedrijfsopstallen, inclusief ondergrond, en het bedrijfserf rekening mag worden gehouden met duurzame zelfbewoning.
4. Beoordeling van het geschil
Bij de overgang van onroerende zaken van bedrijfsvermogen naar privé-vermogen in verband met de staking dient in beginsel het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer en de boekwaarde van deze onroerende zaken gerekend te worden tot de (stakings)winst.
Wanneer een door de ondernemer bewoonde woning overgaat naar privé, dient de waarde bij overgang gesteld te worden op de waarde in bewoonde staat, mits sprake is van min of meer duurzame zelfbewoning (vgl. HR 18 november 1959, BNB 1960/4).
De rechtbank is van oordeel dat in een geval als het onderhavige onder woning dient te worden verstaan het woonhuis tezamen met de delen van de boerderij die met het woonhuis in bouwkundig opzicht een eenheid vormen.
Uit de feiten volgt dat de bedrijfsopstallen, inclusief ondergrond, en het bedrijfserf niet een dergelijke eenheid vormen met het woonhuis. Daarbij merkt de rechtbank ten aanzien van de schuur (voormalige boerderij) op dat deze jarenlang in gebruik is geweest in het kader van de onderneming, een afzonderlijk ingang heeft en afsluitbaar is van het woonhuis door middel van een deur. Deze schuur is derhalve in bouwkundig opzicht splitsbaar van het woonhuis.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerder bij de bepaling van de waarde bij overgang naar privé van de bedrijfsopstallen en het bedrijfserf terecht geen waardedruk voor zelfbewoning heeft toegepast.
Uit het vorenstaande volgt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. M.M. Bijker - Veen, voorzitter, en mrs. L.B.M. Klein Tank en mr. A.J.H. van Suilen, rechters. De beslissing is op 22 februari 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Gankema, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem ;
dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.