ECLI:NL:RBARN:2006:AV1842

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
10 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
396519 \ CV EXPL 05-3386 \ 23
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van eindejaarsuitkering door werknemer aan werkgever in het kader van gesubsidieerde arbeid

In deze zaak vordert de werknemer, die in dienst is bij de stichting [werkgeefster], betaling van een eindejaarsuitkering die hij meent recht te hebben op basis van zijn arbeidsovereenkomst en gemeentelijk beleid. De werknemer is op 25 september 2002 in dienst getreden bij [werkgeefster] in het kader van een overstap van een WIW-baan naar een ID-baan, waarbij de werkgever subsidie ontving van de Gemeente Nijmegen. De werknemer ontving in 2002 een eindejaarsuitkering van € 450, maar in de daaropvolgende jaren niet meer, omdat de Gemeente Nijmegen besloot deze uitkering af te schaffen vanwege bezuinigingen. De werknemer stelt dat hij recht heeft op de uitkering over de jaren 2003 en 2004, omdat dit was toegezegd in de arbeidsovereenkomst en dat de wijziging van het gemeentelijk beleid hieraan geen afbreuk doet.

De werkgever, [werkgeefster], voert verweer en stelt dat de eindejaarsuitkering nooit onderdeel is geweest van de arbeidsovereenkomst, omdat dit niet schriftelijk of mondeling is overeengekomen. De werkgever stelt dat de uitkering in 2002 slechts is betaald omdat zij aanspraak kon maken op een vergoeding van de gemeente. De kantonrechter oordeelt dat het handelen van de stichting Uitzicht, die de werknemer heeft geïnformeerd over de arbeidsvoorwaarden, aan [werkgeefster] moet worden toegerekend. De rechter concludeert dat de werknemer recht heeft op de eindejaarsuitkeringen over de jaren 2003 en 2004, ondanks de wijziging van het gemeentelijk beleid.

De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer gedeeltelijk toe en veroordeelt [werkgeefster] tot betaling van een bedrag van € 581,25, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 10 februari 2006.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 396519 \ CV EXPL 05-3386 \ 23 rd
uitspraak van 10 februari 2006
Vonnis
in de zaak van
[werknemer]
wonende te Wijchen
eisende partij
gemachtigde mr. J.C.M. Bonnier
tegen
de stichting [werkgeefster]
gevestigd te Nijmegen
gedaagde partij
gemachtigde mr. P.A.W. Eskens
Partijen worden hierna [werknemer] en [werkgeefster] genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- de dagvaarding van 13 mei 2005 met producties
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
1.1. [werknemer] is op 25 september 2002 als facilitair medewerker tegen een bruto loon van € 1.432,68 per vier weken bij [werkgeefster] in dienst getreden in het kader van een overstap van een WIW-baan naar een ID-baan. De arbeidsovereenkomst is door stilzwijgende verlenging van het jaarcontract overgegaan in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Voor het in dienst nemen van [werknemer] in die ID-baan ontving [werkgeefster] subsidie van de Gemeente Nijmegen.
1.2. Bij brief van 10 september 2002 heeft Stichting Uitzicht het volgende, voor zover hier van belang, aan [werknemer] meegedeeld:
“(…)
In vervolg op de brief van Eugene Janssen inzake de overgang van een WIW- naar een ID-baan heeft er in de afgelopen periode een gesprek plaatsgevonden, waarin extra informatie is verstrekt. Onderstaand, zoals afgesproken, hierbij deze punten zwart op wit!
- Er geldt een harde netto salarisgarantie (inclusief van toepassing zijnde onkostenvergoeding). Hierbij is aangetekend dat [werkgeefster] het jaarsalaris uitbetaalt in 13 perioden van 4 weken.
- Binnen de ID-baan kan een maximum salaris bereikt worden van 130% van het Wettelijk Minimum Loon (WML).
- Na 2 jaar WIW- en 3 jaar Instroombaan kan een verzoek voor een Doorstroombaan ingediend worden, welke een salarisdoorgroei kent tot 150% van het WML.
- Indienen van een verzoek voor overdracht Pensioen WIW dient door jou zelf geregeld te worden.
- Informeren van het Ziekenfonds en eventueel uitgebreider verzekeren dient door jou zelf te geschieden. De extra CAZ-mogelijkheid via de Gemeente Nijmegen vervalt.
- Voor de medewerker met een ID-baan wordt vanaf 2002 drie jaar lang een eindejaarsuitkering van € 450,-- netto verstrekt.
- Er geldt een terugkeergarantie naar de WIW van 2 jaar.
- Indien een WIW-medewerker voor 01-01-2003 overstapt naar een ID-baan, wordt er eenmalig een premie van € 300,-- netto uitgekeerd.
- Binnen de ID-regeling wordt er in eerste instantie een arbeidsovereenkomst van een jaar aangeboden, waarna een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
- Indien je, op dit moment, de leeftijd van 50 jaar hebt bereikt wordt de seniorenregeling WIW als verworven recht opgenomen in de nieuwe arbeidsovereenkomst bij LUX..
Ter volledigheid heb je inmiddels een arbeidsvoorwaardenregeling LUX ontvangen. Zoals afgesproken zal er op donderdag 12 september a.s. om 16.00 uur een vervolggesprek plaatsvinden in het Gymnasiumgebouw. Tijdens dit gesprek kan er nog ingegaan worden op eventuele vragen en wil ik graag een reactie vernemen of ik de omzetting ID per 01-10-2002 in gang kan zetten.
(…)”
1.3. Op 23 december 2002 heeft [werknemer] van [werkgeefster] een eindejaarsuitkering ad € 450,-- ontvangen. Over de jaren 2003 en 2004 heeft hij geen eindejaarsuitkering ontvangen.
1.4. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen partijen d.d. 25 september 2002 is niets overeengekomen met betrekking tot een eindejaarsuitkering.
1.5. In 2003 heeft het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Nijmegen vanwege de bezuinigingen die het Rijk op het budget voor de gesubsidieerde arbeid doorgevoerd heeft, besloten dat de eindejaarsuitkering afgeschaft werd.
De vordering en het verweer
2. [werknemer] vordert dat [werkgeefster] zal worden veroordeeld om aan hem te betalen een bedrag van € 900,--, vermeerderd met de wettelijke verhoging en vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 450,-- vanaf 1 januari 2004 en over een bedrag van € 900,-- vanaf
1 januari 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, betaling van buitengerechtelijke kosten ad € 1.228,90 exclusief BTW en de veroordeling van [werkgeefster] in de proceskosten.
Hij baseert zijn vordering op de vaststaande feiten en op de volgende stellingen.
De regelingen als vermeld in de brief van 10 september 2002 vloeien direct voort uit het geldende gemeentelijke beleid en de regelgeving omtrent de ID-banen, aan welke regelingen de daarbij berokken werkgevers moeten voldoen. Op grond van die regelingen mocht hij ervan uitgaan dat hij gedurende drie jaar een eindejaarsuitkering zou ontvangen. Het uitkeren van zodanige uitkering ligt in de sfeer van de arbeidsverhouding tussen [werkgeefster] en hem en [werkgeefster] heeft dit ook erkend door in 2002 eenmalig tot uitbetaling van de eindejaarsuitkering over te gaan. Dat het gemeentelijk beleid later is gewijzigd in die zin dat de werkgever niet langer aanspraak kan maken op een vergoeding van de gemeente voor uitbetaalde eindejaarsuitkeringen betekent volgens hem niet dat [werkgeefster] daarmee van haar verplichting tot betaling van die uitkering is bevrijd.
Omdat [werkgeefster] niet tot betaling van de hem toekomende uitkeringen is overgegaan werd hij genoodzaakt zijn vordering uit handen te geven. De daarmee gemoeide buitengerechtelijke kosten ad € 1.228,90 exclusief BTW vordert hij eveneens van [werkgeefster].
3. [werkgeefster] voert gemotiveerd verweer.
De beoordeling
4. [werkgeefster] voert aan dat een eindejaarsuitkering nimmer onderdeel is geworden van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Zij zijn dit noch mondeling noch schriftelijk overeengekomen. Dat [werkgeefster] het eerste jaar wel een eindejaarsuitkering aan [werknemer] heeft betaald, komt doordat zij op het daarmee corresponderend bedrag aanspraak kon maken bij de Gemeente Nijmegen. Van een op haar rustende zelfstandige verplichting is nooit sprake geweest. [werkgeefster] is dan ook van mening dat zij naast de boodschapper (Stichting Uitzicht) het doorgeefluik is geweest en dat het de Gemeente Nijmegen is geweest die de eindejaarsuitkering eenzijdig in het leven heeft geroepen en eenzijdig ook weer ongedaan heeft gemaakt.
Dit verweer gaat niet op. Klaarblijkelijk heeft [werkgeefster] de besprekingen omtrent de arbeidsvoorwaarden overgelaten aan Stichting Uitzicht, zoals blijkt uit de onder 1.2 aangehaalde brief van Stichting Uitzicht aan [werknemer]. Het handelen van Stichting Uitzicht dient dan ook aan [werkgeefster] te worden toegerekend. Nu genoemde brief een toezegging omtrent eindejaarsuitkeringen over de jaren 2002, 2003 en 2004 zonder voorbehoud van wijziging van gemeentelijk beleid bevat, maakt [werknemer] terecht aanspraak op de eindejaarsuitkeringen over de jaren 2003 en 2004. De wijziging van het gemeentelijk beleid kan geen afbreuk doen aan de tussen partijen overeengekomen aanspraken van [werknemer] op een eindejaarsuitkering over die jaren.
5. [werkgeefster] werpt verder op dat de betaling van de eindejaarsuitkering over 2002 naar rato van de gewerkte maanden had moeten plaatsvinden. Dit verweer snijdt wel hout. Anders dan [werknemer] meent, is door de betaling van het bedrag ad € 450,- “ineens” de vordering van [werkgeefster] uit onverschuldigde betaling niet komen te vervallen. Die vordering ad € 318,75 is toen juist ontstaan.
6. Dit betekent dat als hoofdsom zal worden toegewezen € 581,25( € 900,-- -/- € 318,75), te vermeerderen met de verder niet betwiste wettelijke verhoging en wettelijke rente. De niet weersproken buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 178,50 overeenkomstig de gebruikelijke tarieven.
7. Nu beide partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De kantonrechter
veroordeelt [werkgeefster] om aan [werknemer] te betalen een bedrag van € 581,25, vermeerderd met de wettelijke verhoging en vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van
€ 131,25vanaf 1 januari 2004 en over een bedrag van € 581,25 vanaf 1 januari 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [werkgeefster] om aan [werknemer] terzake van buitengerechtelijke kosten te betalen een bedrag van € 178,50;
wijst het meer of anders gevorderde af;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2006.