Parketnummer : 05/960083-05
Datum zitting : 25 januari 2006
Datum uitspraak : 8 februari 2006
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres]
plaats : [adres] [woonplaats],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Arnhem Zuid, aan de Ir. Molsweg 5 te
Arnhem.
Raadsman: mr. J.C.C.M. Brand, advocaat te Velp.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 juli 2005 te Westervoort opzettelijk en met
voorbedachten rade [slachtoffer1] van het leven heeft beroofd, hierin
bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans
na een (kort) tevoren genomen besluit, één of meermalen met een vuurwapen, te
weten een kogelgeweer (ARMI JAGER, Model AP80), een kogel heeft afgeschoten
op, althans in de richting van die [slachtoffer1], tengevolge waarvan
voornoemde persoon is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 9 juli 2005 te Westervoort opzettelijk [slachtoffer1] van
het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk één of
meermalen met een vuurwapen, te weten een kogelgeweer (ARMI JAGER, Model
AP80), een kogel heeft afgeschoten op, althans in de richting van die [slachtoffer1], tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
hij op of omstreeks 9 juli 2005 te Westervoort,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met
voorbedachten rade [slachtoffer2] van het leven te beroven, opzettelijk na
kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit,
met een vuurwapen, te weten een kogelgeweer (ARMI JAGER, Model AP80), één of
meermalen een kogel heeft afgeschoten op, althans in de richting van die
[slachtoffer2],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 9 juli 2005 te Westervoort,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer2]
van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen, te weten een
kogelgeweer (ARMI JAGER, Model AP80), één of meermalen een kogel heeft
afgeschoten op, althans in de richting van die [slachtoffer2],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 9 juli 2005 te Westervoort,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met een
vuurwapen één of meermalen een kogel heeft afgeschoten op, althans in de
richting van die [slachtoffer2],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 9 juli 2005 te Westervoort een wapen van categorie III, te
weten een enkelloops kogelgeweer van het merk ARMI JAGER, Model AP80, kaliber
.22 LR en voorzien van het serienummer 015445 voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
hij op of omstreeks 10 juli 2005 te Westervoort een wapen van categorie III,
te weten een enkelloops kogelgeweer van het merk MOSIN NAGANT, type M1891,
kaliber 7.62 x 54 en voorzien van het serienummer 66473, voorhanden heeft
gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
hij op of omstreeks 10 juli 2005 te Westervoort een wapen van categorie III,
te weten een merkloos (mini) pistool, kaliber .22 voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
hij op of omstreeks 09 juli 2005 te Westervoort voorhanden heeft gehad 160
scherpe patronen, kaliber .22 LR, in elk geval munitie in de zin van de Wet
Wapens en Munitie van categorie III;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 12 oktober 2005, 14 december 2005 en 25 januari 2006 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.C.C.M. Brand, advocaat te Velp.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het inbeslaggenomen wapen, merk Armi Jager, wordt onttrokken aan het verkeer.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 primair is tenlastege-legd en zal hem daarvan vrij-spreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan.
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde feiten overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank bezigt naast het technisch bewijs onder meer tot bewijs de verklaringen van verdachte, [getuige1], [getuige2] en [slachtoffer2] (“[naam]”).
Uit deze bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte op het woonwagenkamp een aantal keren met zijn .22 long rifle kogelgeweer heeft geschoten in de richting van zijn broer [slachtoffer1] die op hem af kwam lopen. Tenminste één van die schoten heeft verdachte van zeer korte afstand gelost, gericht op het onderlichaam van [slachtoffer1]. Dit schot heeft [slachtoffer1] dodelijk getroffen. De kogel perforeerde onder meer de liesader hetgeen gepaard ging met een massale inwendige bloeding en [slachtoffer1] is tengevolge van de letsels in combinatie met bloedverlies en weefselschade overleden. Een ander schot is langs [slachtoffer1] gegaan en trof verdachtes nicht [slachtoffer2], die samen met enkele andere familieleden op een aantal meters achter [slachtoffer1] in verdachtes schootsveld stond. [slachtoffer2] werd in het dijbeen geraakt. Door aldus van deze afstand met een dergelijk wapen te schieten in de richting van zijn op hem toelopende broer en van de zich daarachter bevindende groep mensen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer1] dodelijk zou treffen en op de koop toegenomen dat hij mogelijk ook een van die andere mensen dodelijk zou treffen.
De rechtbank ziet in hetgeen hieromtrent door verdachte is verklaard en hetgeen overigens naar voren is gekomen onvoldoende bewijs voor moord. Weliswaar heeft verdachte verklaard dat hij eerder die avond het geweer had doorgeladen in verband met de reeds bestaande gespannen situatie tussen verdachte en zijn broer, maar verdachte heeft tevens verklaard dat hij niet van plan was die avond met zijn geweer op het slachtoffer te schieten en dat hij het geweer slechts ophaalde met de bedoeling om het slachtoffer dat zeer agressief was en voor wie hij grote angst voelde, af te schrikken. De rechtbank hecht geloof aan deze verklaring van verdachte en acht deze ook niet in strijd met de overige bewijsmiddelen.
De rechtbank acht bewezen dat:
hij op 9 juli 2005 te Westervoort opzettelijk [slachtoffer1] van
het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk
meermalen met een vuurwapen, te weten een kogelgeweer (ARMI JAGER, Model
AP80), een kogel heeft afgeschoten op die [slachtoffer1], tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
hij op 9 juli 2005 te Westervoort,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer2]
van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen, te weten een
kogelgeweer (ARMI JAGER, Model AP80), een kogel heeft
afgeschoten in de richting van die [slachtoffer2],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 9 juli 2005 te Westervoort een wapen van categorie III, te
weten een enkelloops kogelgeweer van het merk ARMI JAGER, Model AP80, kaliber
.22 LR en voorzien van het serienummer 015445 voorhanden heeft gehad;
hij op 10 juli 2005 te Westervoort een wapen van categorie III,
te weten een enkelloops kogelgeweer van het merk MOSIN NAGANT, type M1891,
kaliber 7.62 x 54 en voorzien van het serienummer 66473, voorhanden heeft
gehad;
hij op 10 juli 2005 te Westervoort een wapen van categorie III,
te weten een merkloos (mini) pistool, kaliber .22 voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 09 juli 2005 te Westervoort voorhanden heeft gehad 160
scherpe patronen, kaliber .22 LR, in elk geval munitie in de zin van de Wet
Wapens en Munitie van categorie III.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Doodslag;
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Poging tot doodslag;
Ten aanzien van feit 3, 4, 5 en 6:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
5. De strafbaarheid van de feiten en van verdachte
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit heeft de raadsman van verdachte ter terechtzitting een beroep gedaan op noodweer c.q. noodweerexces. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich in een noodweersituatie bevond, omdat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, dan wel dat bij verdachte de gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond, omdat [slachtoffer1] met een plastic gieter op hem af kwam lopen en [slachtoffer1] zich niet liet afschrikken door waarschuwingsschoten van verdachte in de lucht. De raadsman heeft betoogd dat onder die omstandigheden verdediging geboden was en dat het geweer als middel gepast was, subsidiair verontschuldigbaar vanwege de hevige gemoedsbeweging die de aanranding door [slachtoffer1] bij verdachte had veroorzaakt.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer. Het verweer is deels feitelijk ongegrond en ook overigens komt verdachte geen beroep op noodweer toe. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een bewuste keuze heeft gemaakt op het moment dat hij zijn doorgeladen geweer uit zijn caravan ging halen. In deze situatie is geen sprake van een ogenblikkelijke aanranding waaraan verdachte zich niet kon onttrekken. Verdachte heeft de confrontatie vervolgens zelf opgezocht door met zijn geweer richting het midden van het woonwagenkamp te lopen, terwijl op dat moment [slachtoffer1] zich niet in zijn nabijheid bevond. [slachtoffer1] liep pas op verdachte toe, nadat verdachte enkele malen in de lucht had geschoten. Verdachte besloot ten slotte om gericht op zijn broer [slachtoffer1] te schieten. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van een noodweersituatie. Daaraan doet niet af dat niet onaannemelijk is dat [slachtoffer1] wel op enig moment heeft gedreigd om verdachte met de gieter te slaan of dat verdachte met de gieter door [slachtoffer1] is geslagen.
Bij gebreke van een noodweersituatie faalt ook het subsidiaire beroep op noodweerexces.
De feiten zijn derhalve strafbaar.
De raadsman heeft voorts ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit een beroep op psychische overmacht gedaan. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte doodsbang was voor [slachtoffer1]. Verdachte zou door de jarenlange vernederingen, bedreigingen en mishandelingen door [slachtoffer1] sociaal geïsoleerd zijn geraakt en ernstige lichamelijke klachten hebben opgelopen. De raadsman verwijst ter onderbouwing van zijn verweer naar het Pro Justitia rapport van de heer drs. J.H. Verhoef, psychiater, en mevrouw drs. P.K. Kristensen, GZ-psycholoog, gedateerd respectievelijk 1 november 2005 en 7 november 2005.
De rechtbank verwerpt ook het beroep op psychische overmacht. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De rechtbank is van oordeel dat de door de psychiater en de psycholoog veronderstelde feitelijke gang van zaken niet aannemelijk is geworden. Naar het oordeel van de rechtbank was verdachte niet in het nauw gedreven, maar heeft hij zijn geweer uit zijn caravan gehaald en hij heeft vervolgens meermalen in de lucht geschoten. Daarna is hij richting het midden van het woonwagenkamp gelopen waar het slachtoffer zich bevond en waar vervolgens de confrontatie met hem plaatsvond.
Over verdachte is de hierboven reeds genoemde multidisciplinaire rapportage opgemaakt, waarin Kristensen en Verhoef conclu-deren dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit sprake was van gebrekkige ontwikkeling van de geestvermo-gens, zodat verdachte alstoen wel inzicht had in de wederrechte-lijkheid van de begane feiten, maar hij zijn wil enigszins verminderd conform een dergelijk besef kon bepalen, zodat hij als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt.
De rechtbank volgt de deskundigen in hun conclusie en neemt deze conclusie over.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 6 januari 2006;
- de hierboven onder 5. genoemde rapportage;
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland gedateerd 11 oktober 2005; en
- een adviesrapport van Reclassering Nederland gedateerd 24 januari 2006.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zijn broer [slachtoffer1] om het leven gebracht. Dat is naar het oordeel van de rechtbank een zeer ernstig feit. Verdachte heeft hiermee kennelijk zijn gezag binnen het woonwagenkamp willen herstellen of willen vestigen. Verdachte heeft bovendien, toen hij schoot met zijn geweer, op de koop toegenomen dat anderen dan zijn broer [slachtoffer1] gewond zouden kunnen raken of zelfs zouden kunnen overlijden. [slachtoffer2] is ook gewond geraakt. Daarnaast had verdachte wapens en munitie voorhanden die hij niet voorhanden mocht hebben.
Aan de andere kant laat de rechtbank in haar oordeel ook meewegen dat niet onaannemelijk is dat [slachtoffer1] veel overlast veroorzaakte in het woonwagenkamp en dat verdachte, zoals hij beweert, stelselmatig door zijn jongere broer werd vernederd, beledigd en mishandeld. Gezien zijn zwakke gesteldheid en zijn beperkte vermogens was verdachte kennelijk niet goed in staat hiermee om te gaan. De rechtbank laat zwaar meewegen dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden aangemerkt als gevolg van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Voorts laat de rechtbank meewegen dat verdachte geen relevante strafrechtelijke documentatie heeft.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenisstraf. Nu de rechtbank verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde feit vrij zal spreken en het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit bewezen heeft verklaard, terwijl de officier van justitie haar eis op het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft gebaseerd, ziet de rechtbank aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan is geëist. Gelet op de ernst van de feiten komt de rechtbank echter niet toe aan een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwer-p, met behulp waarvan de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten zijn begaan, te weten een geweer, merk Armi Jager, dient te worden onttrok-ken aan het verkeer, aangezien het ongecon-troleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 45, 57, 91 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwer-p, te weten: een geweer, merk Armi Jager.
Aldus gewezen door:
mr. W.J. Vierveijzer, rechter, als voorzitter,
mr. N.W. Huijgen, vice-president,
mr. E.C.G. Okhuizen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. V.L. van den Berg, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 februari 2006.
De griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.