Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 123324 / HA ZA 05-233
Datum vonnis: 28 september 2005
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAZAG HOLDING B.V.,
2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DURA VERMEER BOUW EDE B.V.,
beiden gevestigd en kantoorhoudende te Ede,
eiseressen,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. F.P. Lomans,
beiden te Arnhem,
[gedaagde],
wonende te Ede,
gedaagde,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. H.C.M. van Haastert,
beiden te Arnhem.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 april 2005,
- akte vermeerdering van eis van Hazag Holding c.s., met zes producties,
- antwoor[gedaagde]an [gedaagde],
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen bij brief van 10 augustus 2005 door Hazag Holding c.s. toegezonden (zes) producties,
- het proces-verbaal van comparitie van 25 augustus 2005,
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
1.1. Hazag Holding is houdster van alle aandelen in Dura Vermeer. Dura Vermeer exploiteert een aannemersbedrijf in het pand aan de Galvanistraat 51 te Ede, bestaande uit een kantoorgebouw, een hal en een opslag- en parkeerterrein (hierna het bedrijfspand). Het bedrijfspand behoort in eigendom toe aan Hazag Holding.
1.2. Eind 2003/begin 2004 heeft Hazag Holding opdracht gegeven aan makelaar A.E. Kauffeld van Kauffeld Bedrijfshuisvesting B.V. te Ede een deel van het bedrijfspand te verkop[gedaagde]3. [gedaagde] exploiteert een onderneming in grafmonumenten en gedenktekens. In maart 2[gedaagde]ft [gedaagde], omdat zij op zoek was naar een nieuwe vestiging voor haar onderneming en/of opslagruimte, het bedrijfspand met de makelaar bezocht. Daarbij was tevens aanwezig H. Hazeleger, ontwikkelings-manager bij Dura Vermeer.
1.4. Kort daarna heeft Dura Ve[gedaagde]an [gedaagde] een optie verleend op een deel van het bedrijfspand en wel “tot 10 weken na ondertekening van deze optie-overeenkomst”. De op schrift gestelde “optie-overeenkomst” is gedateerd 31 maart 2004 en onderte[gedaagde]or [gedaagde] en (namens Dura Vermeer) door ing. [betrokkene 1], directeur van Hazag Holding en Dura Vermeer. In de overeenkomst is verder neergelegd dat op het terrein ten be[gedaagde]an [gedaagde] door Dura Vermeer een showroom en kantoorruimte zullen worden gerealiseerd en dat Dura Vermeer vooruitlopend op een definitieve koop-/aannemings-overeenkomst, op basis van het programma van eisen en w[gedaagde]an [gedaagde], het ontwerp door de architect wil laten aanpassen onder de voorwaarden van een kostenvergoeding. Overeengekomen werd dat Dura Vermeer zich verplicht een aangepast ontwerp “op basis van het door koper en verkoper aangegeven programma van eisen” aan van Dam-van de Weerd aan te bieden, waar[gedaagde]er [gedaagde] aan Dura Vermeer een kostenvergoeding verschuldigd is van € 10.000,-- exclusief omzetbelasting op het moment “waarop partijen wederzijds vaststellen dat er volgens de hiervoor aangegeven uitgangspunten geen koop-/ aannemingsovereenkomst tot stand zal worden gebracht”.
Als totale maximale verkoopprijs is in de overeenkomst vermeld een bedrag van € 1.750.000,-- exclusief omzetbelasting en “eventuele extra aanvullingen op het programma van eisen daar niet inbegrepen”.
1.5. Dura Vermeer heeft in verband met het voorgaande opdracht gegeven aan Hurenkamp Architecten te Velp. Hurenkamp heeft op 7 juli 2004 het definitief ontwerp “nieuwbouw showroom en kantoor ‘in herinnering’ te Ede” uitgebracht. Dat - door de Welstandscommissie goedgekeurde - ontwerp is op enig moment[gedaagde]ns [gedaagde] eind augustus [gedaagde]an [gedaagde] ter hand geste[gedaagde]6. [gedaagde] heeft de in de optie-overeenkomst genoemde termijn van tien weken (welke termijn eindigde op 9 juni 2004) ongebruikt laten verstrijken. Wel heeft zij op enig moment nadien, met goedvinden van Dura Vermeer/Hazag Holding, het terrein behorend bij het bedrijfspand ten behoeve van haar onderneming in gebruik genomen voor de opslag van grafmonumenten en gedenktekens.
1.7. Bij de stukken bevindt zich een brief van 16 juli 2004 waarin Dura Ve[gedaagde]an [gedaagde] een aanbieding doet voor een koop- en aannemingsovereenkomst op basis van de eerder gesloten optie-overeenkomst. Als verkoopprijs voor de grond, opstallen en de te realiseren nieuwbouw inclusief bijkomende kosten noemt Dura Vermeer een bedrag van € 1.775.000,-- exclusief omzetbelasting.
1.8. Op 27 september 2004 heeft op het kantoor van Dura Vermeer een bespreking plaatsgevonden. Aanwezig waren genoemde Hazeleger namens Dura[gedaagde]r, [gedaagde] en makelaar Kauffeld. Gesproken is toen over de koop/verkoop van het bedrijfspand.
1.9. Bij brief van 1 oktober 2004 heeft Kauffeld aan Van Putten Van Apeldoorn, notarissen te Ede (ter attentie van mr. N.B.L. Taselaar), verzocht de koopovereenkomst met betrekking tot het bedrijfspand op te stellen. In oktober 2004 heeft de notaris de concept koopovereenkomst opgesteld. Als koopprijs is vermeld € 900.000,--. Over de eerder bedoelde aannemingsovereenkomst is in de concept-koopovereenkomst in artikel 19 neergelegd:
1. In verband met de ontwikkeling(ver)bouw van het verkochte zijn door koper en Dura Vermeer Bouw B.V. een optie-overeenkomst en bouwteamovereenkomst gesloten, waarvan kopieën aan deze akte zijn gehecht en een onverbrekelijk geheel vormen met de onderhavige koopovereenkomst.
2. In verband met het in het vorige lid bepaalde zijn partijen het volgende overeengekomen, hetgeen woordelijk in de akte van levering zal worden opgenomen:
(....)
2. Inhoud verplichting
a. Partij 1 (Hazag Holding; de rechtbank) verbindt zich jegens [gedaagde]2 ([gedaagde]; de rechtbank) als volgt om indien partij 1 wenst over te gaan tot bebouwing van het registergoed ten aanzien van de alsdan te stichten (bouw)werken een aannemingsovereenkomst aan te gaan met partij 1 tegen een marktconforme aanneemsom en voorwaarden en waarbij de tussen partij 1 en partij 2 gesloten optieovereenkomst de dato eenendertig maart tweeduizend en vier en de bouwteamovereenkomst de dato ***, welke aan deze akte zijn gehecht, als uitgangspunt voor de totstandkoming van de aannemingsovereenkomst zullen gelden.
b. Partij 1 verbindt zich voorts jegens partij 2 om met geen ander dan partij 2 een aannemingsovereenkomst met betrekking tot de sub 2.a bedoelde (bouw)werken aan te gaan”.
Deze concept-koopovereenkomst is in oktober 2004 door Kauffeld verzonden aan Hazag Holdin[gedaagde]en [gedaagde].
1.10. Bij brief van 2 november 2[gedaagde]ft [gedaagde] aan Hazag Holding geschreven dat zij om haar moverende redenen afziet van de “onroerend goed transactie”.
1.11. Daarop heeft Dura Vermeer bij brief van 3 november[gedaagde]an [gedaagde] als volgt geantwoord:
“Wilt u per omgaande de bijgevoegde factuur voldoen, deze dient vóór of op 5 november 2004 te zijn voldaan. Zodra het bedrag op onze rekening is bijgeschreven kunt u maandag 8 november a.s. de door u op het terrein opgeslagen natuurstenen elementen van het terrein verwijderen (...). Voor de goede orde melden wij u dat vanaf heden het terrein niet meer voor u toegankelijk is”.
Op de bijgevoegde factuur zijn vermeld de bedragen van € 10.000,-- wegens “ontbinding optie-overeenkomst” en van € 6.575,-- in verband met “huur buitenterrein van 1 juli 2004 t/m 5 november 2004”.
1.12. Op 12 november 2[gedaagde]ft [gedaagde] aan Hazag Holding geschreven:
“Betreffende: optie-overeenkomst 31 maart 2004 c.q. beëindiging
(...)
Helaas deel ik u mede dat de onderhandelingen door diverse te betreuren redenen met ingang van heden zijn beëindigd.
Graag ontvang ik van u twee aparte facturen van de desbetreffende rechtspersonen waar afspraken mee zijn gemaakt in het verleden.
Wij zullen zorgdragen dat al onze goederen (...) voor 30 november 2004 worden verwijderd (...)
De facturen worden voor 30 november ’04 door ons voldaan”.
1.13. Bij brief van 17 november 2004 heeft de advocaat van Hazag Holding c.s. aan [gedaagde] geschreven dat omstreeks 27 september 2004 een (perfecte) koopovereenkomst met betrekking tot het bedrijfspand tot stand is gekomen en haar gesommeerd binnen vijf dagen mee te delen dat zij die koopovereenkomst zal nakomen. Bij brief van 21 december 2004 heeft de advocaat van Hazag Holding [gedaagde] nogmaals in diezelfde zin gesommeerd met de mededeling dat, indien daaraan niet wordt voldaan, Hazag Holding de overeenkomst buitengerechtelijk ontbindt en de als gevolg daarvan geleden/te lijden schade zal vorderen.
1.14. Bij brief van 29 november 2004 heeft Dura Vermeer aan [gedaagde] geschreven:
“Op donderdag 25 november 2004 heeft uw personeel tijdens het laden en lossen de muur van ons bedrijfspand beschadigd. Wij stellen u aansprakelijk voor de door ons geleden schade en zullen u zo spoedig mogelijk onze rekening doen toekomen”.
1.15. Bij brief van 16 maart 2005 heeft Hazag Holding aan [gedaagde] de bedoelde rekening gezonden, met verzoek het factuurbedrag ad € 3.193,96 inclusief omzetbelasting aan Hazag Holding te voldoen.
Het geschil
2. Hazag Holding c.s. hebben primair gevorderd [gedaagde] te veroordelen aan hen te betalen:
a. € 90.000,--, dan wel een bedrag nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2004,
b. € 80.000,--, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2004,
c. € 3.193,96, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2004.
3. Hazag Holding c.s. hebben aan de vorderingen sub 2.a en b ten grondslag gelegd dat tussen de partijen omstreeks 27 september 2004 een koopovereenkomst tot stand is gekomen en dat [gedaagde] jegens hen toerekenbaar tekort is geschoten door haar verplichtingen uit die overeenkomst niet na te komen. Hazag Holding c.s. hebben de overeenkomst daarom terecht buitengerechtelijk mogen ontbinden en [gedaagde] is gehouden de als gevolg daarvan door hen geleden schade te vergoeden. Hazag Holding heeft haar schade voortvloeiend uit het niet doorgaan van de koopovereenkomst begroot op € 90.000,--. Dat is het verschil tussen de overeengekomen koopprijs ad € 900.000,-- en de werkelijke waarde van het bedrijfspand of de in de toekomst te realiseren lagere verkoopprijs, door Hazag Holding “conform gebruik” vastgesteld op een bedrag van 10% van de koopprijs.
Dura Vermeer heeft haar schade voortvloeiend uit het niet doorgaan van de aannemingsovereenkomst begroot op € 80.000,-- wegens geleden verlies en gederfde winst, zoals dat is gespecificeerd in productie 16 bij de dagvaarding, waarbij is uitgegaan van een aanneemsom van (€ 1.775.000 - € 900.000,-- =) € 875.000,--.
Aan de vordering sub 2.c hebben Hazag Holding c.s., naast de hiervoor onder 1.14 en 1.15 vermelde feiten, ten grondslag gelegd dat een werknemer althans een opdrachtnemer van [gedaagde], de heer Westmaas, op 25 november 2004 tijdens laad- en loswerkzaamheden op het terrein van Hazag Holding met een vorkheftruck tegen het bedrijfspand is gereden waardoor een muur is ontzet/beschadigd. Voor de daardoor ontstane schade houden zij [gedaagde] als werkgeefster/opdrachtgeefster aansprakelijk.
4. Subsidiair, voor het geval mocht worden geoordeeld dat tussen de partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen, hebben Hazag Holding c.s. gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot, naar keuze van Hazag Holding c.s.:
a. dooronderhandelen
of tot betaling van:
b. de kosten van de architecten ad € 12.792,50 danwel het in de optie-overeenkomst overeengekomen bedrag van € 10.000,-- te vermeerderen met de omzetbelasting (in totaal € 11.900,--),
c. een vergoeding voor het gebruik van het opslagterrein gedurende de periode van 1 juli 2004 tot en met 5 november 2004 tot een bedrag van (uitgaande van een terrein van 1.250 m² en een prijs van € 15,-- per m² op jaarbasis) € 6.575,--, de bedragen sub b en c te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2004,
d. de (verdere) schade die Hazag Holding c.s. hebben geleden als gevolg van het onrechtmatig afbreken van de onderhandelingen door [gedaagde], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet
5. [gedaagde] heeft het gevorderde gemotiveerd weersproken op gronden die hierna aan de orde zullen komen.
De beoordeling
6. De eerste vraag die moet worden beantwoord is of tussen Hazag Holding en [gedaagde] een koopovereenkomst tot stand is gekomen, zoals Hazag Holding c.s. hebben gesteld en [gedaagde] heeft betwist.
7. De verklaringen van Hazeleger (namens Hazag Holding c.s.) en [gedaagde] tijdens de comparitie hebben op dat punt niet de vereiste duidelijkheid gebracht. Hazeleger heeft daarover verklaard dat (nadat de in de optie-overeenkomst vermelde termijn was verstreken) Hazag Holding c.s. de offerte voor een koop- en aannemingsover-eenkomst d.d. 16 juli 2004 aan Westmaas hebben overhandigd, maar dat die offerte inhoudelijk niet meer is besproken omdat [gedaagde] nadien telefonisch had verzocht de bouw uit te stellen. Over de daarna op 27 september 2004 gehouden bespreking heeft Hazeleger verklaard:
“Wij hebben toen aan tafel gezeten, details besproken en geconstateerd dat de bouw uitgesteld zou worden. Wat betreft de koopprijs: oorspronkelijk was die in de offerte voor de koop- aannemingsovereenkomst gesteld op € 875.000,--. Bij alleen koop moest dat iets meer worden omdat ik kosten moest maken om het verkochte pand gebruiksklaar te maken. Ik heb daarom de prijs toen gesteld op € 900.000,--. Daarover is verder niet onderhandeld. Mevrouw [gedaagde] was akkoord. Wij hebben afgesproken dat de leverdatum 1 december 2004 zou zijn, vastgesteld wie de notaris zou zijn en vastgesteld dat wij een bouwclaim hebben.”
[gedaagde] heeft ontkend dat zij de offerte van 16 juli 2004 (via Westmaas) heeft ontvangen. Zij heeft eveneens betwist dat zij telefonisch heeft verzocht de bouw uit te stellen. Over de op 27 september 2004 gehouden bespreking heeft zij verklaard:
“Ik heb het gesprek nogal als overrompelend ervaren. Er werd als het ware voor mij besloten dat er nu vast een koopcontract opgesteld moest worden. Ik heb nog gezegd dat Hazeleger wel hard van stapel liep. Ik begreep ook niet waarom ik nu € 25.000,-- meer moest betalen voor de onroerende zaak. Wat mij betreft heb ik toen ook niet definitief met een koopovereenkomst ingestemd. Ik was nog bezig met de bank en ook overigens was ik er nog niet uit. Ik was vervolgens verrast dat ik een concept akte van de notaris kreeg. Ik heb toen opgebeld om te vragen wat dit te betekenen had. Hij is vervolgens persoonlijk bij mij gekomen om uit te leggen dat hij opdracht had gekregen dit concept te maken”.
8. Gelet op het gemotiveerde verweer van [gedaagde] zullen Hazag Holding c.s. hun stelling dat tussen Hazag Holding en [gedaagde] een koopovereenkomst tot stand is gekomen, in het bijzonder tijdens de bespreking op 27 september 2004, moeten bewijzen. Zij zullen daartoe overeenkomstig hun aanbod worden toegelaten
9. Als Hazag Holding c.s. slagen in het bewijs moeten de vorderingen sub 2.a en b aan de orde komen. Reeds nu wordt overwogen dat Hazag Holding c.s. die schadeposten dan nader zullen moeten toelichten.
a. Wat betreft de door Hazag Holding gevorderde schadevergoeding wegens het niet doorgaan van de koop (de vordering sub 2.a) geldt dat zonder enige toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien dat en waarom die schade “conform gebruik” vastgesteld zou moeten worden op een bedrag van 10% van de koopprijs, zoals Hazag Holding heeft gesteld en hiervoor onder 3 is weergegeven. Bij de bepaling van schade zal zoveel mogelijk rekening moeten worden gehouden met de concrete omstandigheden waarin de benadeelde verkeert. Schade dient dus in beginsel concreet te worden berekend, tenzij er goede gronden zijn de schade geabstraheerd van een of meer concrete omstandigheden te berekenen. In een geval zoals dat hier aan de orde is, waar het kennelijk alleen gaat om schade door waardevermindering als gevolg van prijsontwikkelingen in de markt (er veronderstellender-wijs van uitgaande dat dat zo is, het is onzeker), moet worden geoordeeld dat deze eerst dan voor vergoeding in aanmerking kan komen als deze zich concreet heeft gerealiseerd, dat wil zeggen als de desbetreffende (in dit geval) onroerende zaak daadwerkelijk is verkocht tegen een (veel) lagere prijs dan waarvoor die eerder verkocht was, had de toerekenbare tekortkoming daaraan niet in de weg gestaan. Een ander oordeel zou er immers toe kunnen leiden dat, indien de prijzen op de onroerend goed markt stijgen, Hazag Holding “schade” vergoed heeft gekregen die zij in werkelijkheid niet heeft geleden.
b. Ten aanzien van de door Dura Vermeer gevorderde schadevergoeding wegens het niet doorgaan van (ver)bouw op het perceel van de showroom/kantoorruimte (de vordering sub 2.b) geldt dat op voorhand, zonder nadere toelichting, evenmin valt in te zien dat en waarom Dura Vermeer schade zou hebben geleden in de vorm van gederfde winst die zij op deze aannemingsovereenkomst zou hebben gemaakt. Uit artikel 19 van de hiervoor onder 1.9 geciteerde (concept-) koopovereenkomst - en dat is de overeenkomst die Hazag Holding c.s. aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd - vloeit immers geen bouwverplichting voor [gedaagde] voort. Dat heeft Hazeleger tijdens de comparitie ook beaamd. Hij heeft daarover verklaard:
“Het klopt op zichzelf wel dat de claim niet een verplichting voor mevrouw [gedaagde] inhield om te bouwen, maar slechts een verplichting om indien zij tot bouwen zou besluiten, de opdracht aan Dura te geven”.
Niet kan dus worden aangenomen dat een aannemingsovereenkomst zou zijn gesloten bij doorgang van de koop.
10. Slagen Hazag Holding c.s. niet in het bewijs dan moeten de vorderingen sub 2.a en b worden afgewezen en moeten de subsidiaire vorderingen worden beoordeeld. Omtrent de vorderingen sub 4.a en 4.d hebben de partijen de rechtbank tot op heden onvoldoende aanknopingspunten gegeven om daarover reeds nu een oordeel te geven. Die vorderingen zullen zo nodig, na de bewijslevering, aan de orde kunnen komen. Over de vorderingen sub 4.b (de kosten van de architect(en) en 4.c (de vergoeding voor het gebruik van het opslagterrein) wordt reeds nu het volgend overwogen
11. Over de vergoeding van de kosten van de architect(en) is de tussen de partijen gesloten optie-overeenkomst duidelijk. Blijkens artikel 12.2 zal Dura Vermeer een aangepast ontwerp aan van Dam-van de Weerd aanbieden, waartegenover [gedaagde] een kostenvergoeding verschuldigd is van € 10.000,-- exclusief omzetbelasting indien tussen de partijen geen koop-/aannemings-overeenkomst tot stand komt. Vast staat dat Hazag Holding c.s. architecten hebben ingeschakeld en dat Hurenkamp Architecten een definitief ontwerp heeft uitgebracht dat aan [gedaagde] ter hand is gesteld. Dat dit (door Hazag Holding c.s. als productie overgelegde) definitieve ontwerp niet meer dan een “soort schets is dat je bij elk nieuwbouwproject van de makelaar kunt krijgen”, zoals [gedaagde] tijdens de comparitie heeft opgeworpen, kan niet worden aangenomen. Het ontwerp omvat niet alleen een schetsimpressie van de nieuwbouw, maar ook op schaal gemaakte situatieschetsen en plattegronden van het terrein, de begane grond en eerste verdieping van de nieuwbouw, alsmede tekeningen van de verschillende gevels en van de doorsnee van de nieuwbouw, met maten en met aanduiding van materialen en kleuren. Dat is beduidend meer dan het gebruikelijke “reclameplaatje” van een makelaar, hetgeen ook al daaruit blijkt dat het ontwerp is goedgekeurd door de Welstandscommissie. Dat [gedaagde] er van uit mocht gaan dat het ontwerp tevens zou omvatten technische tekeningen + beschrijvingen kan evenmin worden aanvaard. Daarbij is met name van belang dat het ging om een ontwerp op basis van een optie-overeenkomst. In die situatie, en zolang de definitieve koop- en aannemingsovereenkomst nog niet tot stand was gekomen, mocht [gedaagde] in redelijkheid niet verwachten dat Hazag Holding c.s. ook reeds technische tekeningen en berekeningen door de architect zouden laten maken. Aangenomen moet immers worden, zo heeft Hazeleger tijdens de comparitie onweersproken verklaard, dat het gebruikelijk is dat dat eerst gebeurt als de opdrachtnemer en de opdrachtgever het eens zijn geworden over het ontwerp en de wensen van de opdrachtgever. Zover is het niet gekomen. Deze vordering is al met al toewijsbaar tot het overeengekomen bedrag, vermeerderd met de omzetbelasting. Waarom [gedaagde] ter zake een hoger bedrag aan Hazag Holding c.s. verschuldigd zou zijn valt niet in te zien. De enkele omstandigheid dat de kosten van de architecten mogelijk hoger zijn uitgevallen dan is overeengekomen is daarvoor onvoldoende. Dat is een omstandigheid die voor risico van Hazag Holding c.s. behoort te komen gelet op hetgeen in de optie-overeenkomst is afgesproken. De over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de onweersproken datum van ingang.
12. Met betrekking tot de vordering tot vergoeding voor het gebruik van het opslagterrein geldt het volgende. [gedaagde] heeft erkend dat zij het opslagterrein heeft gebruikt en dat zij daarvoor een vergoeding verschuldigd is van € 15,-- per m² op jaarbasis. Zij heeft alleen betwist dat zij het terrein al per 1 juli 2004 in gebruik heeft genomen. Volgens haar is dat vanaf 13 augustus 2004 geweest. Gelet op deze betwisting door [gedaagde] zullen Hazag Holding c.s., op wie ingevolge de hoofdregel van art. 150 Rv de bewijslast rust, moeten bewijzen dat [gedaagde] het opslagterreinterrein al eerder dan 13 augustus 2004 in gebruik heeft genomen. Het komt de rechtbank praktisch voor Hazag Holding c.s. reeds nu, overeenkomstig hun aanbod, ook tot dat bewijs toe te laten.
13. Ten slotte moet nog aan de orde komen de - los van de bewijsopdracht staande - vordering sub 2.c. Deze vordering is toewijsbaar en wel op grond van het navolgende.
14. [gedaagde] heeft niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist dat Westmaas op 25 november 2004 op het door haar gebruikte bedrijfsterrein van Hazag Holding werkzaamheden met een vorkheftruck heeft verricht, bestaande uit het verplaatsen/opstellen van grafmonumenten/gedenktekens, en dat hij daarbij met de vorkheftruck tegen het bedrijfspand van Hazag Holding is gereden waardoor schade is veroorzaakt: een muur van het bedrijfspand is ontzet en beschadigd. Vast staat ook dat Westmaas (een zelfstandige zonder personeel) in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden voor laatstgenoemde verrichtte, die in hoofdzaak bestonden uit het onderhouden van contacten met klanten, administratieve werkzaamheden en verkoopwerkzaamheden.
Onder die omstandigheden moet worden geoordeeld dat [gedaagde] op grond van het bepaalde in artikel 6:171 BW aansprakelijk is voor de als gevolg van het onrechtmatig handelen van Westmaas veroorzaakte schade. Dat de werkzaamheden van Westmaas gewoonlijk niet bestonden uit het rijden op een vorkheftruck en dat [gedaagde] Westmaas die werkzaamheden niet specifiek had opgedragen kan het voorgaande, anders dan [gedaagde] heeft opgeworpen, niet anders maken. Voldoende is dat de fout is begaan in het kader van werkzaamheden ter uitoefening van het bedrijf van de opdrachtgever. Dat het hier ging om dergelijke werkzaamheden (het verplaatsen of opstellen van grafmonumenten of gedenktekens) is evident.
15. [gedaagde] heeft de hoogte van de gevorderde schade ad € 3.193,96 bestreden. Vooropgesteld wordt dat het hier gaat om zaakschade. In een dergelijk geval dienen de herstelkosten naar objectieve maatstaven te worden beoordeeld, ook al heeft de benadeelde (zoals hier mogelijk het geval is) de beschadigde zaak deels zelf of in eigen bedrijf laten herstellen (HR 16 juni 1961, NJ 1961, 444).
Hazag Holding c.s. hebben ter staving van het schadebedrag overgelegd een specificatie d.d. 26 november 2004, waarin per herstelpost (sloopwerk, maatvoering, grondwerk, straatwerk, metselwerk) is aangegeven welke werkzaamheden zijn verricht, wat de materiaalkosten zijn en hoeveel uren tegen welk uurloon aan het herstel zijn besteed. Inhoudelijk heeft [gedaagde] deze specificatie niet betwist. Zij heeft enkel opgeworpen dat de schadeopgave niet is onderbouwd door een onafhankelijk taxatierapport. Daarmee heeft [gedaagde], gelet op de gespecificeerde opgave door Hazag Holding c.s. en gelet op de aard van de schade, niet mogen volstaan. Zij had tenminste (globaal) moeten aangeven waarom en op welke onderdelen de door Hazag Holding gegeven specificatie niet juist was. Nu zij dat niet heeft gedaan zal de specificatie, als onvoldoende weersproken, worden gebruikt als richtlijn voor de vaststelling van de schade. Dat leidt ertoe dat de door Hazag Holding c.s. gevorderde schadevergoeding niet onaannemelijk voorkomt en daarmee (te zijner tijd) toewijsbaar is met de wettelijke rente vanaf de onweersproken datum van ingang.
16. In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
draagt Hazag Holding c.s. op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat:
a. de partijen overeenstemming hebben bereikt over de koop/verkoop van (een deel van) het bedrijfspand gelegen aan de Galvanistraat 51 te Ede tegen een koopprijs van € 900.000,--, in het bijzonder tijdens een bespreking op 27 september 2004;
b. [gedaagde] het opslagterrein, behorend bij voormeld bedrijfspand, op enig moment vóór 13 augustus 2004 in gebruik heeft genomen.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 12 oktober 2005 voor uitlating door Hazag Holding c.s. of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bepaalt dat Hazag Holding c.s., indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren maar wel bewijsstukken willen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
bepaalt dat Hazag Holding c.s., indien zij getuigen willen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op donderdagen in de maanden november 2005 tot en met januari 2006 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. R.J.B. Boonekamp in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2005.