Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer : 118514 / HA ZA 04-1813
Datum vonnis : 27 juli 2005
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE NIJKERK,
gevestigd te Nijkerk,
eiseres,
procureur mr. C. van Zalingen,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. A. Kos.
Partijen zullen hierna “de gemeente” en “[gedaagde]” genoemd worden.
Het verloop van de procedure
1. Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 1 december 2004 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit vonnis is een comparitie van partijen gehouden waarvan het proces-verbaal zich bij de stukken bevindt. Vervolgens heeft de gemeente tweemaal een akte genomen onder overlegging van telkens één productie. [gedaagde] heeft beide malen een antwoordakte genomen en bij zijn tweede antwoordakte één productie overgelegd. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. [gedaagde] is eigenaar van het perceel aan de [adres]. Op verzoek van [gedaagde] heeft mevrouw [betrokkene 1] van de Stichting Landschapsbeheer Gelderland (verder: “SLG”) een beplantingsplan opgesteld voor de grond rondom de woning op het perceel.
3. In overleg met [gedaagde] heeft [betrokkene 1] voor het beplantingsplan een subsidieaanvraag bij de gemeente Nijkerk ingediend gedateerd 15 februari 2001. In deze aanvraag is de volgende passage opgenomen:
“Namens dhr. [gedaagde] vraag ik hierbij subsidie aan voor:
- Het graven van de poel
- Het herstellen van de grondlichamen van de houtwallen met uitkomende grond van de poel
- Het afzetten van resterende beplanting op de houtwallen
- De inplanten van de beide houtwallen
- De aanplant van hoogstamfruitbomen
- De aanplant van een struweel achter de schuur
- De aanplant van de elzenveren
De heer [gedaagde] verzorgt zelf de aanplant van de ove..(niet leesbaar: rb) struwelen, de solitaire bomen, de hagen en knotwilgen.”
4. Bij brief van 9 maart 2001 heeft mevrouw [betrokkene 2] van de gemeente Nijkerk aan [gedaagde] onder meer het volgende bericht:
“Samen met mevr. [betrokkene 1] van de SLG is gekeken naar onderdelen uit het plan die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. De volgende onderdelen komen in aanmerking:
- Het graven van de poel
- Het herstellen van de grondlichamen van de houtwallen met uitkomende grond van de poel
- Het afzetten van resterende beplanting op de houtwallen
- De inplanten van de beide houtwallen
- De aanplant van hoogstamfruitbomen
- De aanplant van een struweel achter de schuur
- De aanplant van de elzenveren
Dit projectvoorstel ligt ter goedkeuring bij de Provincie Gelderland, tot de goedkeuring kan ik geen zekerheid geven over het verkrijgen van de subsidie. Ik verwacht echter een positieve reactie van de provincie.
Indien u het project met subsidie tot uitvoer wil brengen, zal de uitvoering plaatsvinden door de C.V.A.B. Agrarische Bedrijfsverzorging uit Nunspeet. Deze laatste brengen het gehele plan tot uitvoering inclusief de niet te subsidiëren onderdelen. De verrekening van kosten voor aanplant en de te verkrijgen subsidie loopt via de Gemeente Nijkerk.
Indien u akkoord gaat met de uitvoering van het project, wordt een beheersovereenkomst door u en de gemeente Nijkerk afgesloten waarin wordt verklaard dat het aangelegde element ten minste 10 jaar wordt beheerd.
Ik stuur u de beheersovereenkomst toe, na een schriftelijke of telefonische bevestiging van uw zijde waarin u akkoord gaat met de voorstellen.”
5. [gedaagde] en [betrokkene 2] hebben over de subsidieaanvraag telefonisch contact gehad. In dit gesprek is [gedaagde] meegedeeld dat subsidie verleend zou worden. De hoogte van de subsidie is niet besproken. Op 10 april 2001 heeft [gedaagde] de voornoemde beheersovereenkomst getekend.
6. De gemeente heeft telefonisch opdracht gegeven aan C.V.A.B. Agrarische Bedrijfsverzorging (verder: “CVAB”) om bij [gedaagde] het hiervoor onder 2 bedoelde beplantingsplan van SLG uit te voeren. Er is geen schriftelijke opdrachtbevestiging opgesteld noch is een offerte opgemaakt. De gemeente heeft geen toezicht laten houden op de werkzaamheden van CVAB.
7. Op het perceel van [gedaagde] zijn werkzaamheden uitgevoerd door CVAB, door de firma K. van Donkersgoed en door hoveniersbedrijf Muis B.V. De firma K. van Donkersgoed heeft in opdracht van CVAB werkzaamheden verricht en daarnaast ook werkzaamheden in opdracht van [gedaagde]. Hoveniersbedrijf Muis heeft slechts in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden verricht.
8. In februari 2002 ontving de gemeente van CVAB een factuur d.d. 14 februari 2002 ter zake van door CVAB uitgevoerde werkzaamheden bij [gedaagde] ten bedrage van € 14.649,43 inc. BTW. Bij de stukken bevindt zich ook een specificatie van dit bedrag gedateerd 12 februari 2002, die kennelijk van CVAB afkomstig is. Die specificatie luidt aldus.
“Plantmateriaal exclusief 6% BTW € 1250,39
Arbeid exclusief 19% BTW € 1168,03
Aanleg poel exclusief 19% BTW € 10028,44
Op haar verzoek ontving de gemeente van CVAB vervolgens een nadere kostenopgave d.d. 25 april 2002. Daarvan zijn de kosten als volgt gespecificeerd:
Plantmateriaal fl. 1195,00 71,70 fl. 1266,70
Materiaal ” 80,00 15,20 ” 95,20
Arbeid ” 2500,00 475,00 ” 2975,00
Aanleg poel ” 1268,00 240,92 ” 1508,92
Totaal fl. 5043,00 731,12 71,70 fl. 5845,82”
9. Op basis van de nadere kostenopgave van CVAB zond de gemeente bij brief van 13 mei 2002 een eindafrekening van € 11.996,71 aan [gedaagde]. Deze eindafrekening bestond uit het door CVAB aan de gemeente gefactureerde bedrag van € 14.649,43 minus voornoemde fl. 5.845,82 (€ 2.652,72). Ondanks aanmaningen heeft [gedaagde] de eindafrekening niet voldaan.
10. Bij haar akte van 25 mei 2005 heeft de gemeente een brief overgelegd van CVAB d.d. 23 maart 2005 gericht aan mevrouw [betrokkene 2]. Deze brief bevat onder meer de volgende passages.
“Naar aanleiding van een factuur van 14 februari 2002 die onze Coöperatie aan uw Gemeente heeft verstuurd het volgende.
De factuur heeft betrekking op verrichte werkzaamheden bij de heer [gedaagde], [adres]. Bij de heer [gedaagde] heeft ons bedrijf in opdracht van uw Gemeente een erf-inrichtingsplan uitgevoerd conform de beschrijving van de Stichting Landschapsbeheer Gelderland. In dit erf-inrichtingsplan stond vermeld dat er ook een poel aangelegd diende te worden en een verhoogde houtwal. Voor deze werkzaamheden heeft ons bedrijf de firma K. van Donkersgoed uit Voorthuizen ingeschakeld.
De firma Van Donkersgoed heeft ons hiervoor 2 facturen gestuurd, namelijk één van € 1.661,85 (f 3.662,23) incl. B.T.W. en één van € 10.272,00 (f 22.636,50) incl. B.T.W. Beide facturen zijn door ons bedrijf betaald aan de firma Van Donkersgoed.
Vanmorgen heeft een medewerkster van de firma Van Donkersgoed verklaard, nadat ze de werkbonnen had opgezocht, dat de factuur van € 1.661,85 (f 3.662,23) betrekking had op de aanleg van de poel en met de grond die hierdoor vrijkwam is een verhoogde wal aangelegd. Op deze verhoogde wal zijn nadien bomen aangeplant.
De andere factuur van de firma Van Donkersgoed, waarvan wij in de veronderstelling waren dat deze ook betrekking had op de aanleg van de poel, had volgens de verklaring van de medewerkster van de firma Van Donkersgoed wel betrekking op werkzaamheden bij de heer [gedaagde]. Dit waren echter werkzaamheden voor het maken van een inrit en een oprit naar de woning van de heer [gedaagde], voor een bedrag van € 10.272,00 (f 22.636,50) incl. B.T.W. Dus deze werkzaamheden behoorden niet bij het project van de Stichting Landschapsbeheer Gelderland.”
11. Bij antwoordakte d.d. 8 juni 2005 heeft [gedaagde] een productie overgelegd inhoudende een verklaring van Van Donkersgoed. Deze verklaring bevat onder meer de volgende passage.
“De ondergetekende:
Fa. K. van Donkersgoed & Zonen
Overhorsterweg 51
3781 NC Voorthuizen
verklaart te hebben gefactureerd:
1. Privé uitgevoerde werkzaamheden volgens factuur met nummer 132282 d.d. 10-09-2001 aan:
Dhr. [gedaagde]
Kamersteeg 1b
3862 PJ Nijkerk
2. De werkzaamheden t.b.v. aanleg kikkerpoel en grondlichamen zijn gefactureerd aan:
Agrarische Bedrijfsverzorging
Industrieweg 65
8171 CS Nunspeet
volgens factuur met nummer 132281 d.d. 10-09-2001.”
De facturen van Van Donkersgoed met de factuurnummers 132281 (d.d. 10 september 2001) en 131676 (d.d. 8 juni 2001) geven een bedrag aan van respectievelijk fl. 22.636,50 (€ 10.272,00) en fl. 3.662,23 (€ 1.661,85).
12. De gemeente Nijkerk vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 11.996,71, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2004 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure. De gemeente legt aan haar vordering ten grondslag de nakoming van de overeenkomst tussen de gemeente en [gedaagde] zoals neergelegd in de brief van 9 maart 2001 (productie 1 bij dagvaarding).
13. [gedaagde] heeft het gevorderde gemotiveerd weersproken op gronden die hierna aan de orde zullen komen.
De beoordeling van het geschil
14. Vast staat dat de gemeente subsidie heeft toegezegd aan [gedaagde] voor het uitvoeren van een aantal onderdelen van zijn beplantingsplan. Deze toezegging betreft onderdelen die zijn opgesomd in de brief van de gemeente d.d. 9 maart 2001, zoals hiervoor onder 4 geciteerd. Dat is tussen partijen niet in het geschil. Eveneens staat vast dat CVAB in opdracht van de gemeente in ieder geval de subsidiabele onderdelen zou realiseren en dat beide partijen bij het aangaan van de overeenkomst ervan zijn uitgegaan dat de gemeente de kosten voor het realiseren van die subsidiabele onderdelen volledig voor haar rekening zou nemen. De gemeente heeft dienovereenkomstig aan CVAB gevraagd de factuur d.d. 14 februari 2002 uit te splitsen naar werkzaamheden die betrekking hadden op de subsidiabele onderdelen en de niet subsidiabele onderdelen. Slechts het bedrag dat volgens CVAB betrekking had op de niet subsidiabele onderdelen is doorberekend aan [gedaagde].
15. Volgens de gemeente is zij met [gedaagde] overeengekomen dat CVAB niet alleen in haar opdracht de subsidiabele onderdelen van het beplantingsplan zou uitvoeren, maar het gehele plan en dat zij, de gemeente, de haar in rekening gebrachte kosten voorzover betrekking hebbend op niet subsidiabele onderdelen, op haar beurt bij [gedaagde] in rekening zou brengen. De gemeente heeft zich voor haar standpunt gebaseerd op de brief d.d. 9 maart 2001 (rechtsoverweging 4). [gedaagde] heeft op 10 april 2001 de in deze brief genoemde beheersovereenkomst getekend en zou daarom akkoord zijn gegaan met het laten uitvoeren van het gehele beplantingsplan door CVAB, aldus de gemeente. [gedaagde] voert hiertegen aan dat hij in zijn subsidieaanvraag (rechtsoverweging 3) heeft laten blijken de niet subsidiabele onderdelen zelf te zullen verzorgen en dat hij nooit akkoord is gegaan met de voorwaarde dat CVAB het gehele beplantingsplan zou uitvoeren. Zou dit wel zo zijn geweest, dan zou hij de gemeente niet als tussenpersoon hebben laten optreden noch zou hij het beplantingsplan hebben laten uitvoeren zonder van tevoren op de hoogte te worden gesteld van de totale kosten. Indien de gemeente niettemin aan CVAB de opdracht zou hebben gegeven om het gehele beplantingsplan uit te voeren, is [gedaagde] de mening toegedaan dat de gemeente in strijd heeft gehandeld met de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur nu hij geen toestemming aan de gemeente heeft gegeven om als tussenpersoon op te treden voor niet subsidiabele onderdelen en het door toedoen van de gemeente onduidelijk is gebleven dat [gedaagde] nog een bedrag verschuldigd zou zijn.
16. [gedaagde] heeft de vordering van de gemeente voldoende gemotiveerd betwist. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv ligt het op de weg van de gemeente te bewijzen dat partijen zijn overeengekomen dat de gemeente bevoegd was ten behoeve van [gedaagde] opdracht te geven aan CVAB het gehele beplantingsplan uit te voeren voor rekening van [gedaagde], voor zover het de niet subsidiabele onderdelen betreft. Dat het zo is overeengekomen volgt niet zonder meer uit de brief van 9 maart 2001, terwijl noch uit die brief zelf, noch uit de ondertekening van de Beheers-overeenkomst kan worden afgeleid dat [gedaagde] hiermee heeft ingestemd. De gemeente zal daarom worden toegelaten tot het bewijs conform haar bewijsaanbod. Indien de gemeente slaagt in haar bewijs, kan de gemeente de kosten die aan haar in rekening zijn gebracht ten behoeve van de niet subsidiabele onderdelen aan [gedaagde] doorberekenen. Slaagt de gemeente niet in haar bewijs dan betekent dit dat de gemeente aan CVAB niet de opdracht had mogen geven voor rekening van [gedaagde] ook niet subsidiabele onderdelen van het beplantingsplan te realiseren. Voor zover het CVAB in opdracht van de gemeente dan toch niet subsidiabele onderdelen heeft uitgevoerd, is de gemeente niet gerechtigd de hiertoe door CVAB gemaakte kosten aan [gedaagde] door te berekenen. In dat geval zal de vordering van de gemeente worden afgewezen met veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
17. Indien de gemeente wel slaagt in haar bewijsopdracht is voorts van belang dat komt vast te staan in hoeverre de eindfactuur d.d. 14 februari 2002 van CVAB ad € 14.649,43 ziet op kosten die zijn gemaakt voor het realiseren van de subsidiabele onderdelen. Dat is tussen de partijen eveneens in geschil.
18. De eindfactuur van CVAB is onder meer opgebouwd uit de facturen van Van Donkersgoed d.d. 8 juni 2001 en 10 september 2001 met respectievelijk de nummers 131676 en 132281. Uit het vaststellen van het subsidiebedrag door de gemeente op € 2.652,72 volgt dat de gemeente zich op het standpunt stelt dat de twee facturen van Van Donkersgoed zien op werkzaamheden die zijn uitgevoerd ter realisering van niet subsidiabele onderdelen. De gemeente heeft zich er in dat verband op beroepen dat volgens Van Donkersgoed de factuur van 10 september 2001 met nummer 132281, anders dan zij aanvankelijk meende, niet betrekking heeft op de aanleg van de kikkerpoel, maar op het maken van een inrit en oprit bij [gedaagde], wat niet subsidiabel was.
19. [gedaagde] is de mening toegedaan dat de eindfactuur van CVAB wel in het geheel ziet op kosten die gemaakt zijn ter uitvoering van de subsidiabele onderdelen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft [gedaagde] onder meer een verklaring gegeven voor het gebruik van een vijftal graafmachines ter realisering van de subsidiabele onderdelen en heeft hij bij akte d.d. 25 mei 2005 een productie overgelegd inhoudende een verklaring van de Fa. Van Donkersgoed dat de werkzaamheden ten behoeve van de aanleg kikkerpoel en grondlichamen zijn gefactureerd aan CVAB (als onderdeel van Agrarische Bedrijfsverzorging) volgens de factuur met nummer 132281 d.d. 10-09-2001.
20. Voor zover partijen zich ter onderbouwing van hun standpunten beroepen op de door de gemeente opgestelde interne begroting d.d. 28 november 2001, overweegt de rechtbank dat de begroting bij de beoordeling van het geschil niet ter zake doet. De gemeente heeft toegezegd de subsidiabele onderdelen in hun geheel te vergoeden. Indien de werkelijke kosten die zijn gemaakt ten behoeve van de subsidiabele onderdelen de begroting van de gemeente overschrijden, is dat voor haar risico.
21. Omdat niet vaststaat dat de facturen van Van Donkersgoed geheel of gedeeltelijk zien op subsidiabele onderdelen, is het eveneens aan de gemeente bewijs te leveren van haar stelling dat de facturen van Van Donkersgoed met factuurnummers 131676 en 132281 geheel of gedeeltelijk zien op werkzaamheden die zijn verricht met betrekking tot niet subsidiabele onderdelen. Indien de gemeente hierin niet slaagt, komt daarmee vast te staan dat de eindfactuur van CVAB slechts betrekking heeft op subsidiabele onderdelen. Dan heeft de gemeente geen vordering op [gedaagde] en zal haar vordering worden afgewezen met veroordeling van de gemeente in de proceskosten. Slaagt de gemeente in beide bewijsopdrachten, dan zal haar vordering – voor zover betrekking hebbende op kosten die zijn gemaakt ten behoeve van niet subsidiabele onderdelen – worden toegewezen met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
22. [gedaagde] heeft het verweer gevoerd dat de gemeente wanprestatie heeft gepleegd nu de werkzaamheden met betrekking tot de subsidiabele onderdelen niet goed zijn uitgevoerd en dat hij daarom de schade voor de afgestorven beplanting kan verrekenen.
Een beroep op verrekening kan ingevolge het bepaalde in art. 6:136 BW
slechts slagen indien de gegrondheid van dit verweer eenvoudig is vast te stellen. In aanmerking genomen dat [gedaagde] niets heeft gesteld over de omvang van zijn schade en evenmin over de vraag in hoeverre sprake is van een tekortkoming van de gemeente en het causaal verband tussen die tekortkoming en zijn schade is de gegrondheid van het beroep niet eenvoudig vast te stellen. Het beroep op verrekening zal daarom worden verworpen.
23. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. Het tussentijds instellen van hoger beroep zal niet worden toegestaan.
laat gemeente Nijkerk toe te bewijzen dat partijen zijn overeengekomen dat de gemeente bevoegd was ten behoeve van [gedaagde] opdracht te geven aan CVAB het gehele beplantingsplan uit te voeren voor rekening van [gedaagde], voor zover het de niet subsidiabele onderdelen betreft,
laat gemeente Nijkerk toe te bewijzen dat de facturen van Van Donkersgoed met factuurnummers 131676 en 132281 geheel of gedeeltelijk zien op werkzaamheden die zijn verricht met betrekking tot niet subsidiabele onderdelen,
bepaalt dat, voor zover gemeente Nijkerk dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, de getuigen door de rechtbank (mr. R.J.B. Boonekamp) gehoord zullen worden in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd (in beginsel op een donderdag),
verwijst de zaak naar de tweede rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het opgeven van eventuele getuigen met hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden september tot en met december, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
bepaalt dat het aan de hand van de gedane opgave(n) vastgestelde tijdstip in beginsel niet zal worden gewijzigd,
verstaat dat bij gebreke van de gevraagde opgave van getuigen geen gelegenheid meer zal worden gegeven voor het doen horen van getuigen,
verwijst in dat geval de zaak naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken, voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van gemeente Nijkerk, waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren, of voor bepaling datum vonnis,
bepaalt dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn,
bepaalt voorts dat de partijen [gedaagde] in persoon en de gemeente deugdelijk vertegenwoordigd, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bepaalt dat, voor zover partijen in verband met de getuigenverhoren zich nog van (schriftelijke) (bewijs)stukken willen bedienen, zij deze stukken uiterlijk twee weken tevoren in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toe zullen zenden,
verstaat dat hoger beroep van dit vonnis alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2005