ECLI:NL:RBARN:2005:AU0236

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/002084-04
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in fiscale strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 27 juli 2005 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van een verdachte, die als vennoot van Keurslagerij [naam] V.O.F. werd beschuldigd van fiscale delicten. De tenlastelegging omvatte onder andere valsheid in geschrifte en het opzettelijk onjuist of onvolledig indienen van belastingaangiften over de jaren 2001 en 2002. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de hoedanigheid van firmante van de V.O.F. als onderneming in de zin van de ATV-richtlijnen moet worden beschouwd. De officier van justitie had geëist dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf en een geldboete, maar de rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was in de vervolging. Dit oordeel was gebaseerd op de conclusie dat het bedrag van de te weinig betaalde belasting niet voldeed aan de voorwaarden die in de ATV-richtlijnen zijn gesteld voor vervolging. De rechtbank overwoog dat er niet meer dan twee prioriteitspunten aan de zaak konden worden toegekend, en dat het bestuur van ’s Rijks Belastingen had moeten overgaan tot het aanbieden van een transactie in plaats van vervolging. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het Openbaar Ministerie om zorgvuldig om te gaan met de voorwaarden voor vervolging in fiscale zaken.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/002084-04
Datum zitting : 14 juli 2005
Datum uitspraak : 27 juli 2005
VERKORT VONNIS
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman: mr. J.C.J Smallenbroek, advocaat te Leiderdorp.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
Keurslagerij [naam] V.O.F. op een of meer verschillende tijdstippen in de
periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002, in de gemeente Katwijk
en/of (elders) in Nederland, (telkens) een kasadministratie, - (elk) zijnde een samenstel van geschriften welke in onderlinge samenhang bestemd was om te dienen tot bewijs van het daaringestelde, althans van enig feit-, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die kasadministratie(s) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende dat valselijk opmaken (telkens) hierin bestaan, dat (telkens) in die kasadministratie(s) een of meer ontvangsten winkelomzet niet werden vermeld en/of (telkens) een te laag bedrag aan ontvangsten winkelomzet werd vermeld en/of (telkens) een of meer loonbetalingen niet werden vermeld en/of (telkens) een te laag bedrag aan personeelkosten werd vermeld, zulks terwijl zij, verdachte, als vennoot van genoemde vennootschap onder firma al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
(vindplaats van delen van die kasadministratie, bijlagen D/047 en D/048)
2.
Keurslagerij [naam] V.O.F. op een of meer verschillende tijdstippen in de
periode januari 2001 tot en met januari 2003 in de gemeente(n) Katwijk en/of Leiden, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over de of over een of meer van de kwartalen gelegen in de jaren 2001 tot en met 2002, onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de inspecteur der belastingen/Belastingdienst/Hoofd Ondernemingen te Leiden, zulks terwijl die feiten/dat feit er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan, dat in of met een of meer aangiftebiljetten betreffende die kwartaal/dat kwartaal (telkens) een te laag bedrag aan verrichte leveringen/diensten werd vermeld en/of (telkens) ten onrechte een zogenaamde nihil-aangifte werd gedaan en/of (telkens) een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting werd vermeld en/of (telkens) ten onrechte een bedrag aan terug te vragen (voor-)belasting werd vermeld en/of (telkens) een te hoog bedrag aan terug te vragen (voor-)belasting werd vermeld,
zulks terwijl zij, verdachte, als vennoot van genoemde vennootschap onder
firma al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen tot
bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegegven dan
wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven gedraging(en);
(vindplaats documenten: bijlagen D/012 tot en met D/019)
3.
zij op een of meer verschillende tijdstippen in de periode december 2002 tot
en met november 2003, in de gemeente(n) Katwijk en/of Leiden, althans in
Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over het/de jaar/jaren 2001 en/of 2002,
onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen of de
Belastingdienst te Leiden, terwijl die feiten/dat feit er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan, dat in de aangiftebiljetten/het aangiftebiljet betreffende die jaren/dat jaar en/of in de daarbij gevoegde en daarvan deeluitmakende bijlage(n) (telkens) een te laag belastbaar inkomen en/of een te lage (belastbare) winst uit onderneming werd vermeld;
(vindplaats aangiftebiljetten: bijlagen D/029 tot en met D/030)
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 juli 2005 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door
mr. J.C.J Smallenbroek, advocaat te Leiderdorp.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, en voorts tot de betaling van een geldboete ten bedrage van
€ 12.500,-, subsidiair 197 dagen vervangende hechtenis.
Verdachte en haar raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Volgens de raadsman is het bedrag van de te weinig betaalde belasting minder dan € 23.000,- en is daarom niet voldaan aan de voorwaarden die in de Aanmeldings-, Transactie- en Vervolgingsrichtlijnen voor fiscale delicten en douanedelicten (hierna: de ATV-richtlijnen) aan vervolging zijn gesteld.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat voor de beoordeling of voldaan is aan de voorwaarden in de ATV-richtlijnen als hiervoor bedoeld, niet alleen het bedrag van de door de V.O.F. te weinig betaalde omzetbelasting en de door verdachte te weinig betaalde inkomstenbelasting in aanmerking moet worden genomen maar tevens het bedrag aan inkomstenbelasting dat door de andere firmanten te weinig is betaald.
De rechtbank overweegt hiertoe:
In onderdeel 4.4 van de ATV-Richtlijnen is voor zover hier van belang het volgende bepaald:
“een onderneming komt voor dagvaarding in aanmerking , indien de ontdoken belasting gedurende de onderzoeksperiode € 11.500,- of meer bedraagt (…) en de zaak tenminste drie punten krijgt krachtens de lijst prioriteitsbepaling.”.
In onderdeel 6 van de ATV-richtlijnen is bepaald:
“Onder ‘particulieren’ worden verstaan:
a. natuurlijke personen die niet een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefenen, en b. natuurlijke personen andere dan bedoeld onder a. voor zover zij een fiscaal delict (…) begaan buiten de winstsfeer.”.
Onder ‘ondernemingen’ worden verstaan a. rechtspersonen en b. natuurlijke personen die geen particulieren zijn.
Uit deze bepalingen volgt dat verdachte in haar hoedanigheid van firmante van Keurslagerij [naam] V.O.F. (hierna: de V.O.F.) als onderneming in de zin van de ATV-richtlijnen moet worden beschouwd. De rechtbank ziet in de tekst van de ATV-richtlijnen geen steun voor de opvatting van het Openbaar Ministerie dat verdachte ook ten aanzien van de inkomstenbelasting met de overige firmanten als één “onderneming” in de zin van de ATV-richtlijnen moet worden beschouwd. Hieraan doet niet af dat er sprake is van gelijktijdige berechting van de firmanten.
Het Openbaar Ministerie heeft het bedrag dat over de jaren 2001 en 2002 door de V.O.F. te weinig aan omzetbelasting is betaald, begroot op
€ 7.188,- en het bedrag aan inkomstenbelasting dat door verdachte over die jaren te weinig is betaald, op € 12.447,-. De som van beide bedragen is € 19.635,-. Op grond van het bepaalde in onderdeel 5.2 van de ATV-richtlijnen wordt in gevallen als deze waarin het bedrag aan ontdoken belasting meer is dan € 5.500,- maar minder dan € 23.000,- aan de zaak één prioriteitspunt toegekend. Voorts kon gezien het verder in dat onderdeel bepaalde aan de zaak een tweede prioriteitspunt worden toegekend op de grond dat sprake is van een combinatie met een ander dan een fiscaal strafbaar feit, te weten valsheid in geschrifte. Niet aannemelijk is geworden dat aan deze zaak meer prioriteitspunten konden worden toegekend.
Nu aan de zaak niet meer dan twee prioriteitspunten konden worden toegekend, had het op de weg van het bestuur van ’s Rijks Belastingen gelegen om verdachte een transactie aan te bieden in plaats van het proces-verbaal te doen toekomen aan de officier van justitie. Niet gebleken is dat dit is geschied.
Uit het voorgaande volgt dat het Openbaar Ministerie ten onrechte tot vervolging is overgegaan en in de vervolging van verdachte uit dien hoofde niet-ontvankelijk is.
3. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging.
Aldus gewezen door:
mr. M. Jurgens, rechter, als voorzitter,
mr. M. Keppels, rechter,
mr. E.C.G. Okhuizen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Vries, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juli 2005.