ECLI:NL:RBARN:2005:AT6245

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
388419
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot doorbetaling van loon na arbeidsongeschiktheid en detentie

In deze zaak verzoekt de werknemer, die na het intreden van arbeidsongeschiktheid gedetineerd is geraakt, om doorbetaling van zijn loon. De werknemer is op 23 juli 2004 arbeidsongeschikt geraakt door ernstige psychische klachten en is vanaf 23 november 2004 in voorarrest genomen. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever het loon niet hoeft door te betalen tot het strafvonnis onherroepelijk is geworden, omdat de werknemer gedurende deze periode niet beschikbaar was om de bedongen arbeid te verrichten. Het vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van de rechtbank 's-Hertogenbosch op 11 maart 2005 verklaart de incidenten bewezen, maar ontslaat de werknemer van rechtsvervolging en gelast zijn plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis. De kantonrechter stelt vast dat de werknemer vanaf 25 maart 2005 wel recht heeft op doorbetaling van loon, omdat hij dan niet meer in voorarrest is en zijn ziekte de reden is voor het niet verrichten van arbeid. De kantonrechter compenseert de proceskosten en wijst het meer of anders gevorderde af. Het vonnis is uitgesproken op 25 mei 2005.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 388419 \ VV EXPL 05-10054 \ jt
uitspraak van 25 mei 2005
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiser]
wonende te Heeswijk-Dinther
eisende partij
gemachtigde Mr. N. van Meerkerk
tegen
de besloten vennootschap [gedaagde]
gevestigd te Druten
gedaagde partij
gemachtigde mr. J.L.J.J. Nelissen.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 april 2005
- de door beide partijen voorafgaand aan de comparitie van partijen toegezonden producties
- de door de griffier gemaakte aantekeningen tijdens de mondelinge behandeling op 11 mei 2005, waarop [gedaagde] zich heeft bediend van een pleitnota.
De vaststaande feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist.
1.1 [eiser] is sinds 1 april 2000 als horlogemaker in dienst van [gedaagde]. Het loon van [eiser] bedroeg in november 2004 € 2.065,91 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
1.2 [eiser] is op 23 juli 2004 arbeidsongeschikt geraakt als gevolg van ernstige psychische klachten.
1.3 [eiser] is op 20 september 2004 betrokken geweest bij een aantal gewelddadige incidenten. In verband daarmee bevond hij zich vanaf (in ieder geval) 23 november 2004 in voorarrest.
1.4 [gedaagde] heeft het loon van [eiser] doorbetaald tot 23 november 2004.
1.5 Bij vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 11 maart 2005 zijn de hiervoor bedoelde incidenten bewezen verklaard, die een aantal met name genoemde misdrijven opleveren en is [eiser] niet strafbaar verklaard. [eiser] is ontslagen van alle rechtsvervolging, alsmede is zijn plaatsing gelast in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in art. 37 Wetboek van strafrecht. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
1.6 [eiser] verblijft thans nog steeds in het Huis van Bewaring te Grave.
De vordering en het verweer
2. [eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om aan hem te betalen het loon ad € 2.065,91 bruto per maand exclusief vakantietoeslag vanaf 23 november 2004, althans 11 maart 2005 totdat het dienstverband op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, alsmede in de kosten van deze procedure.
3. [eiser] voert daartoe, kort samengevat, het volgende aan. [eiser] is van mening dat de arbeidsongeschikte werknemer die na het intreden van de arbeidsongeschiktheid gedetineerd raakt, recht heeft op doorbetaling van loon. De primaire grond voor de verhindering om de bedongen arbeid te verrichten is in dat geval immers de arbeidsongeschiktheid van de werknemer en niet de detentie.
4. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Zij is van mening dat [eiser] vanaf 23 november 2004 tot 11 maart 2005 niet beschikbaar was voor de bedongen arbeid als gevolg van het voorarrest en niet wegens zijn ziekte, zodat [eiser] in die periode geen recht op loon heeft. Na 11 maart 2005 hoeft zij [eiser] ook geen loon door te betalen, aangezien de gelaste plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis veeleer gelijk is te stellen aan detentie dan aan ziekte. Bovendien is er op dit moment nog steeds sprake van detentie.
De beoordeling
5. Met de aard van de vordering is het spoedeisend karakter ervan gegeven.
6. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat [eiser] gedurende de periode 23 november 2004 tot 25 maart 2005, de datum waarop het onder 1.4 genoemde strafvonnis onherroepelijk is geworden, geen aanspraak kan maken op doorbetaling van loon. Hij is gedurende die periode niet beschikbaar geweest om de bedongen arbeid te verrichten als gevolg van zijn voorarrest. Weliswaar is voorshands aannemelijk dat hij dat toen ook niet was vanwege zijn ziekte, maar het is ten opzichte van [gedaagde] niet redelijk om [eiser] aanspraak te laten behouden op zijn loon nu zijn ziekte voor rekening van [gedaagde] komt. Immers, indien [eiser] niet ziek zou zijn geweest, dan zou hij desondanks gedurende deze periode geen aanspraak op loon hebben gehad als gevolg van zijn voorarrest.
7. Daarentegen kan [eiser] vanaf 25 maart 2005 wel aanspraak maken op doorbetaling van loon. Voorshands is aannemelijk, gezien de in het onder 1.4 genoemde strafvonnis aangehaalde citaten uit de rapporten van de psycholoog en de psychiater die [eiser] in het kader van de strafzaak hebben onderzocht, dat hij wegens ziekte de bedongen arbeid niet heeft verricht. Gelet hierop, kan het overleggen van de verklaring als bedoeld in art. 7:629a lid 2 BW van [eiser] niet worden gevergd. Hierbij dient dan nog in aanmerking te worden genomen dat de vrijheidsbeneming van [eiser] sinds 25 maart 2005 met een opname in een psychiatrisch ziekenhuis gelijk dient te worden gesteld (HR 25 mei 1990, NJ 1990, 826).
8. [gedaagde] werpt nog op dat [eiser] geen aanspraak heeft op doorbetaling van loon, althans dat zij bevoegd is de loonbetaling op te schorten, aangezien hij weigert zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van het plan van aanpak, respectievelijk geen inlichtingen verstrekt om het recht op loon vast te stellen (art. 7:629 lid 3 sub e en lid 6 BW).
Dit verweer gaat niet op, reeds omdat niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] [eiser] kennis heeft gegeven van de grond(en) voor stopzetting van de loonbetaling onverwijld nadat bij haar het vermoeden van het bestaan daarvan is gerezen of redelijkerwijs had behoren te rijzen (art. 7:629 lid 7 BW).
9. Gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval zal de gevorderde verhoging beperkt worden tot nihil.
10. Nu beide partijen op enige punten over en weer in het ongelijk zullen worden gesteld, zullen de proceskosten in die zin worden gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding,
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting [eiser] het loon ad € 2.065,91 bruto per maand (vermeerderd met 8% vakantietoeslag) te betalen over de periode vanaf 25 maart 2005 tot dat het dienstverband tussen partijen op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke rente over het achterstallige salaris op 14 april 2005 vanaf die datum tot aan de dag der algehele voldoening,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2005.