ECLI:NL:RBARN:2005:AS8648

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
95328
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na verkrachting

In deze zaak vorderde eiseres schadevergoeding na een groepsverkrachting die plaatsvond in de nacht van 26 op 27 juni 2001. De rechtbank Arnhem behandelde de zaak in eerste aanleg en oordeelde dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de schade die het gevolg was van hun onrechtmatige daad. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.W. Langereis, had een vordering ingesteld tegen gedaagden, waaronder gedaagde 1, vertegenwoordigd door mr. M.R. Roethof. De rechtbank verwees naar een eerder tussenvonnis van 5 november 2003, waarin een deskundigenbericht was uitgebracht. Dit rapport, gedateerd 28 mei 2004, gaf inzicht in de psychologische gevolgen van de verkrachting voor eiseres, die leed aan een posttraumatisch stresssyndroom en een psychotische stoornis. De rechtbank oordeelde dat de psychische schade en het causaal verband met de verkrachting waren aangetoond. Eiseres had haar eis verminderd en vorderde nu een bedrag van € 122.973,91, inclusief smartengeld van € 17.500,--. De rechtbank kende dit bedrag toe, evenals andere kosten zoals reiskosten en kosten voor psychologische hulp. De rechtbank concludeerde dat eiseres door de verkrachting ernstig psychisch letsel had opgelopen, wat haar leven en toekomst negatief beïnvloedde. De zaak werd verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling van de vordering, waarbij eiseres de gelegenheid kreeg om zich uit te laten over de advocaatkosten die niet meer in de vordering waren opgenomen. De uitspraak werd gedaan door mr. R.A. van der Pol op 26 januari 2005.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 95328 / HA ZA 03-76
Datum vonnis: 26 januari 2005
Vonnis
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur en advocaat mr. C.W. Langereis,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur en advocaat mr. M.R. Roethof,
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen,
3. [gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen,
Het verloop van de procedure
Voor het verdere verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 5 november 2003 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een deskundigenbericht uitgebracht. Het rapport daarvan, dat is gedateerd 28 mei 2004, bevindt zich bij de stukken. Verder zijn nog de volgende processtukken gewisseld:
* een conclusie na deskundigenbericht tevens houdende wijziging van eis met producties van de zijde van [eiseres];
* een conclusie na deskundigenbericht van de zijde van [gedaagde 1].
Vervolgens is vonnis bepaald.
De verdere beoordeling van het geschil
1. In de kop van het tussenvonnis van 5 november 2003 zijn ten onrechte de namen van de gedaagden sub 2 en 3 - tegen wie op de voet van art. 140 Rv verstek was verleend - niet vermeld. Dat betreft een kennelijke, voor eenvoudig herstel vatbare, schrijffout die de rechtbank ambtshalve kan herstellen omdat op grond van art. 140 lid 2 Rv geldt dat tussen alle partijen één (eind)vonnis zal worden gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd. Daarom zal de rechtbank het vonnis van 5 november 2003 lezen als te zijn gewezen tegen alle gedaagden. Op grond van hetgeen in voornoemd tussenvonnis onder 1.1 en 4 is overwogen zijn [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] op de voet van art. 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van het onrechtmatig handelen in groepsverband, te weten de (groeps)verkrachting van [eiseres] in de nacht van 26 op 27 juni 2001.
2. [eiseres] heeft in haar laatste conclusie haar eis verminderd, met dien verstande dat zij thans vordert dat [gedaagde 1] cs hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 122.973,91 althans van een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 1 januari 2003 althans vanaf de dag van dagvaarden. De vordering bestaat thans uit de volgende posten:
- verlies arbeidsvermogen: € 57.030,--;
- reiskosten: € 21,10;
- diversen: € 412,62;
- smartengeld: € 45.000,--;
- wettelijke rente 27/6/2001 t/m 31 december 2002 € 12.575,98;
- wettelijke rente v.a. 2003 € pm
3. In het tussenvonnis van 5 november 2003 is aan de psycholoog [betrokkene 1] gevraagd onder meer te onderzoeken welke de psychologische gevolgen van de verkrachting voor [eiseres] zijn. Na de resultaten van het psychologisch onderzoek en de klinische beschouwing te hebben weergegeven heeft de deskundige de aan haar voorgelegde vragen, voor zover van belang, als volgt beantwoord:
"1. Welke zijn uw bevindingen bij anamnese en onderzoek;
welke diagnose stelt u op uw vakgebied? Welke handelingen zijn bij [eiseres] ingesteld en met welk resultaat?
(...) Betrokkene was vanwege haar adoptieachtergrond (..) en haar cognitieve beperkingen (...)weliswaar kwetsbaar, maar zij was toch - zoals blijkt uit het onderzoek - redelijk in staat om zich met enige steun staande te houden in de periode voordat de groepsverkrachting plaatsvond. Zo kon zij via verschillende baantjes voor een uitzendbureau voor haar eigen inkomen zorgen en had zij ook een eigen sociaal netwerk en een optimistische kijk op het leven. (...)
In (...) wordt de ernst van de traumatisering uiteengezet, terwijl in (...) wordt aangegeven hoe zij door haar posttraumatische stresssyndroom (....) nu gereduceerd is tot het leiden van een marginaal bestaan, waarbij een hoge mate van intens lijden tengevolge van de verkrachtingen haar dagelijks leven en haar nachten kleurt. Daarnaast is zij door de verkrachtingen psychisch ernstig beschadigd, en wel in die mate dat zij ook een psychotische stoornis heeft. Deze psychische beschadiging is zodanig dat haar mogelijkheden voor het hebben van acceptabel werk en een sociaal leven in toenemende mate zijn afgesneden.
2. Wilt u op grond van uw onderzoeksbevindingen en de overige beschikbare gegevens zo uitgebreid mogelijk aangeven welke klachten en/of verschijnselen zich hebben voorgedaan vanaf de datum van de verkrachting (...) die op psychologische gronden als gevolg van die verkrachting zijn te beschouwen (en met welke mate van waarschijnlijkheid)?
Na 27 juni 2001 hebben zich de volgende klachten voorgedaan die in verband gebracht kunnen worden met het meermalig onder ernstige bedreiging verkracht worden. Op basis van het (..) onderzoek (...) kan gezegd worden dat Naomi sinds 27 juni 2001 in een constante angsttoestand verkeert. (....)
Daarnaast kan zij zich maatschappelijk niet meer staande houden. Er zijn concentratieproblemen, grote agitatie en onrust afgewisseld met depressieve en apathische periodes. (...) De ernst van deze klachten en de algehele ontregeling van haar leven zijn met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te wijten aan de gebeurtenissen van 27 juni 2001. (...)
3. Bestaat er naar uw oordeel ten aanzien van de aanwezige klachten en afwijkingen een eindtoestand? Zo nee: verwacht u nog een verbetering danwel een verslechtering ten opzichte van de huidige toestand en op welke termijn kan een eindtoestand worden verwacht? Verwacht u op kortere danwel op langere termijn complicaties in de door u vastgestelde klachten en afwijkingen als gevolg van de verkrachting en zo ja, welke en waarom. Kunt u gemotiveerd een indicatie aangeven van de termijn waarop die complicaties zich zouden voordoen?
Hoe het verder zal gaan met Naomi is afhankelijk van de mogelijkheden om goede hulp voor haar te regelen. Vanwege haar beperkte vermogens is het hulpverleningsaanbod door GGZ-organisaties (...) niet haalbaar vanwege de verbale vaardigheden die daarvoor nodig zijn. (....). Mensen zoals Naomi vallen tussen wal en schip: te goed voor de zwakzinnigenzorg, niet voldoende niveau voor de GGZ-hulpverlening. De oorzaak van haar psychose hangt samen met het slachtoffer zijn van grof sexueel geweld, onder bedreiging van de dood. Dit maakt de gang naar een grote instelling waar veel mensen rondlopen, met mannelijke medewerkers en patiënten, een te hoge drempel.
Mensen die slachtoffer zijn van een dermate ingrijpende gewelddadige meervoudige verkrachting, ervaren tot op zeer lange termijn (...) vervreemding van alle sociale kontakten (....). De psychische energie die nodig is om een dergelijk trauma af te kapselen, wanneer verwerking niet haalbaar is zoals in het geval van betrokkene, is niet meer beschikbaar voor sociale contacten. Daar bovenop komen dan ook nog schaamtegevoelens, waardoor vervolgens het uitwisselen van vertrouwelijkheden helemaal niet meer mogelijk is. (....) Een langdurig individueel steunend en structurerend contact is doorgaans nodig om verder afglijden te voorkomen. (...) Een zekere verbetering kan verwacht worden wanneer de medicatie in voldoende mate aanslaat om de psychotische belevingen voldoende te reduceren die o.a. aanleiding geven tot de sociaal invaliderende angsten en de woede-aanvallen. (....)
Verdere verslechtering is te verwachten wanneer de noodzakelijke maatregelen niet op de gewenste manier doorgevoerd kunnen worden. De complicaties die in principe zouden kunnen optreden liggen in de sfeer van defecttoestanden of suïcidaliteit. Of dergelijke complicaties zich zullen voordoen, en zo ja op welke termijn, is op grond van het grote aantal variabelen niet te voorspellen.
4. Kunt u een eventuele blijvende invaliditeit ten gevolge van de verkrachting op uw vakgebied vaststellen volgens de richtlijnen in de AMA-gids, laatste editie en zo nodig aangevuld met richtlijnen van uw beroepsgroep? Wilt u zeer nauwkeurig aangeven hoe en waarom u tot dat percentage gekomen bent ?
(....) Zo is zij niet meer in staat haar leven te structureren (1); functioneert haar moeder als hulp-ego om haar structuur te bieden met betrekking tot huishoudelijke taken (2); lukt boodschappen doen voor de eerste levensbehoeften helemaal niet meer, en haar huis opruimen nog af en toe (3); ergens heen gaan zonder begeleiding kan alleen naar bekende plekken (4). Een reëel percentage is op dit moment niet te geven. Richtlijnen vanuit mijn beroepsgroep zijn voor de Nederlandse situatie niet beschikbaar. Een blijvende invaliditeit als bovenomschreven is te verwachten.
5. Welke beperkingen stelt betrokkene te ondervinden bij het verrichten van loonvormende arbeid, in de vrijetijdsbesteding, bij activiteiten in het dagelijks leven en in de relationele sfeer?
(....) Wanneer zij werkt komen de herinneringen boven van wat er met haar gebeurd is en dan kan zij niet verder. In de vrijetijdsbesteding is zij haar interesse kwijtgeraakt en weet zij niet wat zij wil. Activiteiten van het dagelijks leven kan zij nauwelijks volbrengen.(....)
6. In hoeverre zijn deze beperkingen volgens u het gevolg van de verkrachting? Wilt u uw antwoord zo uitgebreid mogelijk motiveren?
De beperkingen zijn te zien als het aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijnde gevolg van de verkrachting. (....). Zij is al haar sociale contacten kwijtgeraakt omdat zij niemand meer kan vertrouwen. (...).
7. Kunt u in het bijzonder aangeven of er causaal verband bestaat tussen de verkrachting en het feit dat betrokkene met werken is gestopt en met ingang van 1 oktober 2001 een ABW-uitkering geniet? (...)
Het ontvangen van een uitkering druist sterk in tegen het karakter zoals betrokkene dat toonde voordat zij verkracht werd. In de klinische beschouwing is uitgebreid weergegeven het verschil tussen de periode voor en na de verkrachtingen. Ook na de verkrachting heeft zij nog geprobeerd self-supporting te blijven. In de K.B. is tevens beschreven hoe zij verder langzaam is afgegleden als gevolg van de traumata van de verkrachtingen.
(....)"
4. Nu [gedaagde 1] de conclusies en bevindingen van de deskundige niet heeft bestreden en het rapport voldoet aan daaraan te stellen eisen van helderheid, inzichtelijkheid en consistentie, neemt de rechtbank de bevindingen en conclusies van de deskundige over. Het bezwaar dat het rapport te eenzijdig zou zijn is niet onderbouwd en wordt daarom gepasseerd. Op grond van het rapport van de deskundige staat vast dat [eiseres] door de verkrachting een posttraumatisch stresssyndroom heeft opgelopen alsmede een psychotische stoornis. De psychische problemen zijn zo ernstig dat zij zal zijn aangewezen op langdurig individueel steunend en structurerend contact om verder afglijden te voorkomen. Verder is zij aangewezen op medicatie ter bestrijding van de psychose.
5. Gelet op het voorgaande is het bewijs van de aard en de omvang van de psychische schade en het causaal verband met de verkrachting geleverd. Die door [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] gepleegde (groeps) verkrachting heeft, zo blijkt uit het rapport, aan een jonge vrouw als [eiseres] ernstig psychisch letsel toegebracht als gevolg waarvan sprake is van ernstig lijden. Er is sprake van een aantasting van haar lichamelijke integriteit en van geestelijk letsel - een posttraumatisch stressstoornis en een psychose - als gevolg waarvan zij in haar persoon is aangetast als bedoeld in art. 6: 106 lid 1 onder b BW. De jaren vanaf 27 juni 2001 zijn, naar moet worden aangenomen, goeddeels verpest en ook een gedeelte van haar toekomstige levensvreugde zal negatief door de ondergane ervaring worden beïnvloed. Hoewel de rechtbank uit de beantwoording van de derde vraag opmaakt dat er (nog) geen eindtoestand is - hoe het met [eiseres] verder zal gaan is afhankelijk van de mogelijkheden om goede hulp voor haar te krijgen - kan de immateriële schade van [eiseres] worden begroot. Op grond van het voorgaande en goede en kwade kansen van [eiseres] op verbetering en herstel in aanmerking genomen is toekenning van een naar billijkheid vast te stellen smartengeld van € 17.500,-- gerechtvaardigd.
6. Ter zake van reiskosten is een bedrag van € 21,00 en ter zake van telefoonkosten is een bedrag van € 69,90 toewijsbaar (tussenvonnis 5 november 2003 onder 5). Met betrekking tot de posten 'slaapzak' en 'messenset' wordt als volgt overwogen.
7. Blijkens het gestelde onder 13 in de dagvaarding vond dit deel van de vordering zijn grondslag in de stelling dat sweers c.s. een slaapzak en een messenset hadden meegenomen. Blijkens haar laatste processtuk ligt dat kennelijk anders: zowel de slaapzak als de messenset zijn in strafvorderlijk beslag genomen en, zo begrijpt de rechtbank, aan [eiseres] teruggegeven. Zij heeft de slaapzak - die besmeurd was met spermavlekken - weggegooid. Hetzelfde geldt voor de messen, die door gedaagden beschadigd zijn. In zoverre heeft [eiseres] de grondslag van dit deel van haar vordering gewijzigd en blijkens de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde 1] hij heeft dat ook zo begrepen. Dat betekent dan wel dat niet de (aanvankelijk gevorderde) kosten van een nieuwe slaapzak en messenset als schade tengevolge van de onrechtmatige daad van gedaagden voor vergoeding in aanmerking komt, maar hoogstens de reinigingskosten van de slaapzak - gesteld noch gebleken is immers dat dit niet mogelijk was - en de verminderde waarde van de beschadigde messenset. Dat de slaapzak was besmeurd door het sperma van gedaagden en de messenset door hen was beschadigd wordt door [gedaagde 1] op zichzelf niet bestreden zodat dit vaststaat. Bij gebreke van concrete aanknopingspunten aan de hand waarvan de schade kan worden vastgesteld kan de rechtbank deze op de voet van art. 6:97 BW schatten, en wel op € 15,00,-- ter zake van reinigingskosten en € 20,00,-- in verband met de beschadiging van de messenset. Derhalve is een bedrag van € 35,00,-- toewijsbaar.
8. Nu blijkens het rapport van de deskundige de verkrachting er de oorzaak van is dat [eiseres] psychologische hulp nodig heeft, behoren ook de kosten die [eiseres] in verband daarmee heeft gemaakt voor rekening van [gedaagde 1] cs. te komen. Het gevorderde bedrag van € 185,13 is daarom toewijsbaar.
9. Dan de vordering ter zake van verlies van arbeidsvermogen. [eiseres] heeft deze post thans begroot op € 57.030,--, bestaande uit het hypothetische inkomen dat zij zonder onrechtmatige daad zou hebben kunnen verdienen over de jaren 2001 tot en met 2006. [eiseres] gaat daarbij uit van het inkomen dat zij in het jaar 2000 verdiende en voorts dat zij met ingang van januari 2007 in WSW-verband haar eigen zelfstandig inkomen zal kunnen verwerven.
10. Kennelijk heeft [eiseres] het aanvankelijk door haar ter onderbouwing van de vordering wegens verlies aan verdienvermogen gekozen uitgangspunt - namelijk dat zij zonder de onrechtmatige daad als intercedente werkzaam had kunnen zijn of blijven op basis van de CAO voor Uitzendondernemingen Vaste Medewerkers tegen een bruto jaarinkomen van € 19.336,32 incl. 8% vakantietoeslag - verlaten. Hoewel daartoe in het tussenvonnis van 5 november 2003 onder 14 in de gelegenheid gesteld heeft [eiseres] immers geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan volgen dat naar redelijke verwachting over toekomstige ontwikkelingen aannemelijk kan worden dat zij, zonder verkrachting, bij een uitzendbureau werkzaam had kunnen zijn als vestigingsmedewerker A overeenkomstig de CAO voor Uitzendondernemingen Vaste Medewerkers, zoals zij aanvankelijk stelde.
11. De vraag of een door een onrechtmatige daad getroffene als gevolg daarvan schade heeft geleden door verlies van toekomstige inkomsten uit arbeid, moet worden beantwoord door vergelijking van de feitelijke inkomenssituatie na de onrechtmatige daad met de hypothetische situatie bij wegdenken van die onrechtmatige daad, Bij die vergelijking komt het dan aan op de redelijke verwachting omtrent toekomstige ontwikkelingen, in het geval van [eiseres] over de periode van juni 2001 tot en met 2006. Om die vergelijking te kunnen maken is nodig dat de belangrijkste variabelen met voldoende mate van zekerheid kunnen worden ingevuld, zoals de beroepskansen van [eiseres] gegeven haar geringe opleiding, de aan dat niveau verbonden beroepskansen en de situatie op de arbeidsmarkt. [eiseres] legt aan de berekening van het hypothetisch inkomen over die periode ten grondslag het uitgangspunt dat zij een inkomen zou hebben verdiend gelijk aan het in het jaar 2000 verdiende netto-salaris van €13.473,--. Als onbestreden staat vast dat [eiseres] in 2000 € 13.473,-- heeft verdiend, in 2001 € 10.349,--, in 2002 € 13.459,-- en dat zij sedert 2003 een bijstandsuitkering ontvangt.
12. Namens [eiseres] is echter op dit moment niets concreets aangevoerd om deze variabelen voor de hypothetische situatie met een voldoende mate van zekerheid te kunnen invullen. Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - kan niet worden aangenomen dat zij in de hypothetische situatie naar redelijke verwachting vanaf 2003 werk zou hebben kunnen vinden tegen een netto jaarsalaris van € 13.473,--. Ter onderbouwing daarvan zijn meer objectieve aanknopingspunten nodig, zoals relevante (al dan niet statistische) onderzoeksgegevens over arbeidsmarktkansen en salarissen in 2003. Dergelijke aanknopingspunten ontbreken geheel. Daarbij komt dat ook de toekomstige inkomenssituatie - het moment waarop [eiseres] in WSW-verband denkt te kunnen werken en tegen welk inkomen - nog niet met voldoende mate van zekerheid bekend is. Voorts geldt met betrekking tot de psychische klachten dat uit het rapport van de deskundige blijkt dat thans nog geen sprake is van een eindsituatie, en dat het afhankelijk is van de mogelijkheden voor goede hulp hoe het [eiseres] verder zal vergaan. Kortom, het is dus ook nog onzeker of [eiseres] daadwerkelijk inkomen uit in WSW-verband te verrichten werk zal genereren, met ingang van welke datum en hoeveel.
13. Op grond van het voorgaande vloeit weliswaar voort dat aannemelijk is dat [eiseres] verlies aan verdienvermogen heeft geleden, maar dat de omvang daarvan thans nog niet met voldoende mate van zekerheid kan worden begroot. Gelet hierop bestaat aanleiding [eiseres] met betrekking tot de schade ter zake van verlies aan verdienvermogen ambtshalve naar de schadestaatprocedure te verwijzen.
14. Resumerend is dus toewijsbaar een bedrag van (€ 17.500,-- + € 21,00 + € 69,90 + € 35,00 + € 185,13 =) € 17.811,03. De wettelijke rente daarover is als niet bestreden toewijsbaar vanaf 27 juni 2001.
15. Het is de rechtbank opgevallen dat in de (verminderde) vordering niet terugkeert de aanvankelijk gevorderde post 'advocaatkosten' ad € 7.934,21, zonder dat daaraan enige uitleg wordt gegeven in het laatste processtuk van [eiseres]. Het valt daarom niet uit te sluiten dat in zoverre sprake is van een kennelijke misslag van de zijde van [eiseres]. De zaak zal naar de rol worden verwezen teneinde [eiseres] de gelegenheid te geven zich daarover bij akte uit te laten. [gedaagde 1] zal daarop mogen reageren. Desgewenst kunnen de partijen zich dan tevens uit laten over hetgeen hiervoor onder 1 is overwogen.
16. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. Tussentijds hoger beroep van dit vonnis is uitgesloten.
De beslissing
De rechtbank, recht doende,
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 16 februari 2005 voor het nemen van een akte door [eiseres] tot het onder 15 genoemde doel;
houdt iedere verdere beslissing aan;
verstaat dat hoger beroep van dit vonnis alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. van der Pol, rechter, en uitgesproken in het openbaar op woensdag 26 januari 2005.
de griffier: de rechter: