Rechtbank Arnhem
Sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 372800 \ HA VERZ 04-2171 \ jt
uitspraak van 3 maart 2005
Stichting Katholieke Universiteit
wonende te Nijmegen
verzoekende partij
gemachtigde mr. T.B. Vandeginste
wonende te Nijmegen
verwerende partij
gemachtigde mr. ing. A. Klein.
Behandeld is het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen.
Partijen worden hierna het UMC en Verweerder genoemd.
Het verloop van de procedure
Ingekomen is een verzoekschrift en een verweerschrift, beide met producties. Op 17 februari 2005 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij beide raadslieden zich hebben bediend van pleitnotities. Voorafgaand hieraan heeft het UMC producties in het geding gebracht.
1.1 Verweerder, geboren op (…) en thans 36 jaar oud, is op 15 september 2003 bij het UMC in dienst getreden als management-assistente van het cluster (…) met aan het hoofd prof. dr. X.
1.2 X ontvangt vanaf 19 juli 2004 op zijn zakelijk e-mailadres
X@(…).nl e-mailberichten van diverse hem onbekende e-mailadressen. Hij heeft tot en met 27 september 2004 in totaal 26 e-mailberichten van deze adressen ontvangen.
1.3 X heeft onder andere op 20 juli 2004 om 16.41.25 uur en om 17.22.45 twee van deze e-mailberichten van X@hotmail.com respectievelijk laura_jones681@hotmail.com ontvangen. Voorts heeft hij op 2 augustus 2004 om 12.22.40 een dergelijk e-mailbericht van laura_jones681@hotmail.com ontvangen.
1.4 Verweerder is met ingang van 21 oktober 2004 door het UMC op non-actief gesteld wegens onder andere haar vermoedellijke betrokkenheid bij bedoeld e-mailverkeer.
Het verzoek en het verweer
2. Het UMC verzoekt de tussen partijen bestaande arbeids-overeenkomst met ingang van 1 januari 2005, althans een door de rechtbank te bepalen datum te ontbinden wegens veranderingen in de omstandigheden zonder toekenning van een vergoeding, met compensatie van kosten.
3. Het UMC voert daartoe, kort samengevat, het volgende aan. Uit het rapport d.d. 10 december 2004 dat door Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. in opdracht van het UMC is opgesteld volgt dat Verweerder sinds 19 juli 2004 X onder gefingeerde namen e-mailberichten stuurt, die kwetsend en lasterlijk zijn. Ook volgt hieruit dat Verweerder dergelijke e-mailberichten op 9 september 2004 heeft verzonden aan de Raad van Bestuur en andere medewerkers. Hierbij heeft Verweerder kennelijk het oogmerk gehad X zodanig te beschadigen dat hem het functioneren onmogelijk zou worden, alsmede hem in de familiaire sfeer schade toe te brengen.
4. Verweerder voert gemotiveerd verweer. Het rapport van Hoffmann Bedrijfsrecherche is volgens haar eenzijdig, suggestief en onvolledig. Dit blijkt uit de in haar opdracht opgestelde rapportage van Fox-It Forensic IT Experts B.V. d.d. 16 februari 2005.
Verweerder refereert zich aan het oordeel van de rechter wat betreft de gevraagde ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen en verzoekt bij toewijzing van het verzoek een vergoeding toe te kennen ter hoogte van één bruto-jaarsalaris ad € 28.248,00, met veroordeling van het UMC in de kosten.
4. Niet aannemelijk is geworden dat het verzoek verband houdt met enig opzegverbod.
5. Alvorens tot de inhoudelijke beoordeling van de zaak te komen, merkt de kantonrechter het volgende op. Partijen verschillen van mening over de feiten die het UMC ten grondslag heeft gelegd aan haar verzoek. Pas als deze feiten naar het oordeel van de kantonrechter aannemelijk zijn, is het verzoek voor toewijzing vatbaar. Hiervoor is nodig dat de kantonrechter een redelijke mate van zekerheid heeft gekregen over de door het UMC gestelde feiten. Hierbij dient wel in aanmerking te worden genomen dat voor verhoor van getuigen en/of onderzoek door een door de kantonrechter benoemde deskundige in deze procedure geen plaats is, omdat de aard van deze procedure zich daartegen verzet. De ontbindingsprocedure is namelijk opgezet als een eenvoudige, op een spoedige beslissing gerichte verzoekschrift-procedure, waarin de rechter beslist zonder aan de wettelijke bewijsregels te zijn gebonden en tegen welke beschikking geen hoger beroep of cassatie kan worden ingesteld.
6. Verweerder heeft in het met haar instemming door Hoffman Bedrijfsrecherche afgenomen verhoor op 21 oktober 2004, zoals blijkt uit het hiervan opgemaakte - niet door Verweerder weersproken - rapport, onder meer het volgende, kort samengevat, verklaard:
- zij heeft haar eigen computer op haar bureau in haar werkkamer, die ze met drie collega’s deelt, staan. Deze collega’s kenden tot eind juni of begin juli 2004 haar wachtwoord, daarna niet meer.
- Y, die zichzelf “(…)” noemt, is een vriend van haar.
- Ze heeft de schermbeveiliging van haar computer pas enkele weken geleden ingesteld. Thans wordt het scherm van haar computer na enkele minuten afgesloten, daarvoor pas na 20 minuten.
- Haar gebruikersnaam is W.
- Zij heeft van maart tot en met juni 2004 een relatie gehad met X. Zij heeft de relatie beëindigd.
- Ze wist dat X getrouwd was.
In haar verweerschrift geeft ze aan dat ze de relatie heeft beëindigd, nadat ze er achter was gekomen dat X meerdere relaties er op nahield.
7. Hoofdstuk 9 met het opschrift “Voornaamste resultaten” van het onderzoeksrapport van Hoffmann Bedrijfsrecherche houdt het volgende, voor zover hier van belang, in:
“Een digitaal onderzoek werd uitgevoerd teneinde vast te stellen wie de afzender(s) was/(waren) van de anonieme e-mailberichten.
Vastgesteld werd dat op dinsdag 20 juli 2004 anonieme e-mailberichten verstuurd waren vanaf het netwerk van het UMC
“(nr. internetgateway)”. Deze anonieme e-mailberichten waren verstuurd namens ‘laura_jones681@hotmail.com’ en ‘X@hotmail.com’.
Verweerder krijgt haar internettoegang via dezelfde internetgateway.
Vastgesteld werd dat er anonieme e-mailberichten verstuurd waren vanaf het internet op het moment dat Verweerder werkzaam was op het UMC. In het netwerkonderzoek werd vastgesteld dat het ip-adres dat gebruikt was om op maandag 2 augustus 2004 een anoniem e-mailbericht te versturen overeenkwam met het ip-adres dat in gebruik was bij ‘Y (…)@hotmail.com’.
Hiermee werd een verband vastgesteld tussen Verweerder, ‘W’, de anonieme e-mailberichten en de heer Y ((…)@hotmail.com).
Hieruit kan worden afgeleid dat Verweerder kennelijk hulp heeft gehad van de heer Y ((…)@hotmail.com) om samen anoniem e-mailberichten te versturen. Dit verschafte haar tevens een alibi voor een aantal berichten.
8. Fox-It is echter van mening dat uit het door Hoffmann Bedrijfsrecherche opgestelde rapport geen conclusie kan worden getrokken met betrekking tot de identiteit van de verzender van de bedoelde e-mailberichten. Verweerder vat de conclusies uit de rapportage van Fox-It als volgt samen:
a. waarop is het vermoeden van X, op grond waarvan het onderzoek door Hoffmann Bedrijfsrecherche heeft plaatsgevonden, gebaseerd dat Verweerder verantwoordelijk is voor het versturen van de anonieme e-mailberichten?,
b. het onderzoek is niet gebaseerd op waarheidsvinding, maar op schuldbewijs,
c. het doel van het onderzoek komt niet overeen met de uitvoer van het onderzoek,
d. het onderzoek heeft niet uitgewezen dat Verweerder verantwoordelijk is voor het feit dat op haar gebruikersprofiel sporen zijn aangetroffen van hotmailaccounts van de anonieme afzenders,
e. meerdere mogelijkheden zijn niet onderzocht met betrekking tot zogenaaamde roaming profiles (welk begrip als volgt is toegelicht: “wanneer gebruik gemaakt wordt van roaming profiles, worden gebruikersspecifieke instellingen niet op een werkstation bewaard maar op een centrale netwerklocatie. Onder het gebruikersaccount kan dan vanaf een willekeurig werkstation ingelogd worden. Dit betekent echter ook dat sporen zoals bezochte webpagina’s niet noodzakelijk achtergelaten zijn vanaf het werkstation waarop ze gevonden worden, ze worden immers mogelijk met het gebruikersprofiel naar andere werkstations gekopieerd. Hierdoor kan het lijken dat een ingelogde gebruiker bepaalde websites bezoekt, terwijl in werkelijkheid een andere gebruiker (ingelogd onder hetzelfde account) op een ander werkstation de betreffende websites bezoekt.”),
f. niet vastgesteld is of andere medewerkers gebruik hebben gemaakt van het werkstation van Verweerder, terwijl collega’s van haar tot juli 2004 op de hoogte waren van de inloggegevens voor haar werkaccount,
g. op 8 en 9 september 2004 zijn zes anonieme e-mailberichten verstuurd vanuit Engeland, terwijl Verweerder zich op haar werk bevond,
h. Hoffmann Bedrijfsrecherche concludeert ten onrechte dat op het werkstation van Verweerder een van de e-mailaccounts is aangemaakt, waar vandaan de bedoelde anonieme e-mailberichten vandaan komen, daar slechts sprake is van een mislukte inlogpoging op dit account.
9. De kantonrechter overweegt omtrent een en ander als volgt. De conclusies uit het rapport van Fox-It onder a., b. en c. doen, wat daar verder ook van zij, geen afbreuk aan de hiervoor genoemde resultaten uit het rapport van Hoffmann Bedrijfsrecherche. De conclusie onder f. van Fox-It is niet relevant, reeds omdat het gewraakte e-mailverkeer is gestart op 19 juli 2004. De conclusie onder g. van Fox-It wordt weliswaar gedeeld door Hoffmann Bedrijfsrecherche, maar dat betekent niet dat dus Verweerder niet bij het gewraakte e-mailverkeer betrokken kan zijn geweest. Met betrekking tot de conclusie onder h. van Fox-It heeft het UMC tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het hotmailaccount laura_jones681@hotmail.com, anders dan in het rapport van Hoffmann Bedrijfsrecherche is geconcludeerd, “bij nader inzien” op 13 juli 2004 niet is aangemaakt. Dit staat thans tussen partijen vast en de kantonrechter zal hiervan dan ook uitgaan. Dan resteren de conclusies onder d. en e. van Fox-It. Nu Verweerder heeft verklaard dat haar collega’s vanaf eind juni of begin juli 2004 haar wachtwoord niet meer kenden, gaat het beroep op roaming profiles reeds daarom niet op. Beide partijen zijn het er namelijk over eens dat voor roaming profiles vereist is dat ingelogd is op twee werkstations op het netwerk van het UMC met het wachtwoord van Verweerder. Gelet hierop wordt de conclusie onder d. van Fox-It, die verder niet is toegelicht, gepasseerd.
10. Het voorgaande betekent dat de hiervoor genoemde “Voornaamste resultaten” uit het rapport van Hoffmann door Verweerder niet (voldoende) gemotiveerd zijn bestreden. In theorie zou het nog mogelijk kunnen zijn dat een derde op 20 juli 2004 vanachter de computer van Verweerder de gewraakte e-mailberichten heeft verzonden, maar deze mogelijkheid is niet aannemelijk geworden. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt. Het scherm van de computer van Verweerder werd op die datum blijkens haar verklaring na 20 minuten afgesloten, waarna dus opnieuw moest worden ingelogd met haar wachtwoord. Ook volgt uit de verklaring van Verweerder dat toen niemand haar wachtwoord kende. Tussen beide berichten is ongeveer 41 minuten verstreken, zodat die mogelijke derde twee keer op de werkkamer van Verweerder moet zijn geweest, terwijl Verweerder tijdelijk niet aanwezig was en haar scherm niet afgesloten was. Bovendien zouden ook de collega’s van Verweerder, waarvan de mogelijke betrokkenheid bij het gewraakte e-mailverkeer volstrekt onaannemelijk is, op dezelfde momenten tijdelijk niet aanwezig moeten zijn geweest op hun gezamenlijke werkkamer. Daarbij dient dan verder nog in ogenschouw te worden genomen dat niet (voldoende) gemotiveerd is betwist dat vanaf de computer van Y op 2 augustus 2004 een gewraakt e-mailbericht is verzonden. De enige link tussen X en Y, die elkaar niet kennen, is Verweerder. Op grond van een en ander, in onderling verband en samenhang beschouwd, wordt de mogelijkheid dat een derde, en niet Verweerder de gewraakte
e-mailberichten op 20 juli 2004 aan X heeft gezonden als (zeer) onwaarschijnlijk gepasseerd.
11. De slotsom is dat de kantonrechter aannemelijk acht dat Verweerder op 20 juli 2004 twee e-mailberichten naar het zakelijk
e-mailadres van Xn heeft gezonden vanaf het adres X@hotmail.com respectievelijk laura_jones681@hotmail.com, alsmede dat Y dit in overleg met Verweerder op 2 augustus 2004 heeft gedaan vanaf het adres laura_jones681@hotmail.com. Deze berichten zijn duidelijk bedoeld om X te belagen, in die zin dat bij de afzenders aanwezige kennis omtrent het privé-leven van X hem bij openbaarmaking privé en/of zakelijk zou kunnen schaden. Reeds deze vaststaande feiten rechtvaardigen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen zonder toekenning van een vergoeding.
12. Nu het UMC geen veroordeling in de proceskosten van Verweerder heeft gevraagd, zal de kantonrechter de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van heden,
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2005.