ECLI:NL:RBARN:2004:AR8830

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
10 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
114446
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conservatoir beslag op paarden en opheffing daarvan met bankgarantie als zekerheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 10 november 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] Paardenhouderij-Fouragehandel en [gedaagde] over de opheffing van conservatoir beslag op vier paarden. [gedaagde] had zijn paarden bij [eiseres] gestald voor training en verkoop, maar na een aantal maanden zonder verkoopresultaat en oplopende kosten, heeft [eiseres] beslag gelegd op de paarden. [gedaagde] vorderde in het incident de opheffing van dit beslag, onder het aanbieden van een bankgarantie van € 12.000,-. De rechtbank oordeelde dat deze bankgarantie onvoldoende zekerheid bood voor de vordering van [eiseres], die op dat moment was begroot op € 30.000,-. De rechtbank erkende echter dat het belang van [gedaagde] bij de opheffing van het beslag dringend was, omdat de paarden niet meer getraind konden worden en hun waarde daardoor zou dalen. De rechtbank besloot dat de opheffing van het beslag mogelijk was, mits [gedaagde] een bankgarantie volgens de gebruikelijke voorwaarden tot het bedrag van € 30.000,- zou stellen. De rechtbank legde een dwangsom op van € 1.000,- per dag indien [eiseres] niet aan deze veroordeling zou voldoen. De hoofdzaak werd verwezen naar een latere rol voor verdere behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak/rolnummer: 114446/HA ZA 04-1056
Datum uitspraak: 10 november 2004
Vonnis
in de zaak van
[eiseres] HANDELEND ONDER DE NAAM: [eiseres] PAARDENHOUDERIJ-FOURAGEHANDEL
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek te Arnhem,
advocaat mr. L.M.J.S. Helder te Deurne,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
procureur mr. R.J. Sturkenboom te Culemborg,
advocaat mr. P. De Koning te Tilburg.
Het beslag en het verloop van de procedure
Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond heeft [eiseres] op 9 juni 2004 conservatoir beslag doen leggen onder zichzelf. [eiseres] heeft een eis ingesteld overeenkomstig de dagvaarding met zestien producties. [gedaagde] heeft een conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie genomen tevens houdende een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv. met één productie. [eiseres] heeft ten aanzien van deze incidentele vordering bij conclusie geantwoord met tien producties. Daarop is vonnis bepaald in het incident.
De vaststaande feiten
1.1 [eiseres] exploiteert een bedrijf dat zich bezig houdt met het africhten en fokken van paarden en de groothandel in hooi en stro.
1.2 [gedaagde] heeft vier hem in eigendom toebehorende paarden - genaamd Remy Martin, Royal Lady, Telito en Selinas Shadow - bij [eiseres] gestald met het verzoek aan haar om deze zadelmak te maken dan wel te trainen. In dat kader hebben de partijen op 16 september 2003 een schriftelijke stallings-/trainingsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
3. De kosten van de dierenarts en smid zijn voor rekening van de eigenaar van het betreffende dier. (...)
8. Zoals telefonisch besproken komen de paarden in training en zal er naar gestreefd worden de paarden/pony's binnen het termijn van 3 maanden verkoopklaar te maken, mocht dit niet verlopen zoals hierboven is afgesproken dan wordt in goed overleg bekeken hoe nu verder te handelen.
9. Bij verkoop wordt het trainingsgeld van vierhonderd euro per maand ingehouden bij de verkoopprijs en ook de bijkomende kosten van het vervoer van de paarden om ze naar [woonplaats] te halen. Als de paarden/pony's om welke reden dan ook niet verkocht worden moet er bij het ophalen van de paarden door de eigenaar de bovengenoemde bedragen contant afgerekend worden.
1.3 De eerste twee paarden zijn in Angeren opgehaald op 15 september 2003, het derde paard op 16 september 2003 en het laatste paard op 26 oktober 2003. Voor dit transport heeft [eiseres] op 3 mei 2004 een bedrag van € 932,96 gefactureerd.
1.4 Bij brief van 18 april 2004 heeft [eiseres] [gedaagde] het volgende meegedeeld: "Uw paarden zijn bij ons zadelmak gemaakt en aangereden volgens afspraak, tevens hebben wij getracht om uw paarden voor u te verkopen. Er zijn diverse klanten geweest maar helaas zonder enig resultaat, afgelopen vrijdag is er wederom een klant geweest en deze heeft wel een bod gedaan op alle vier de paarden in één koop van € 12.000,- na telefonisch overleg met u heeft u dit bod niet geaccepteerd wat uw goed recht is. Dezelfde klant heeft vandaag een nieuw bod gedaan op één van uw paarden nl Telito van € 4.000,- ook dit bod heeft u afgeslagen. Na overleg met u hebben we dan ook besloten dat de paarden retour gaan naar u, u kunt ze direct verder trainen en eventueel uit laten brengen op de concoursen. Als u de paarden ophaalt dient u het trainingsgeld volgens afspraak contant te voldoen. Graag vernemen wij van u wanneer u de paarden bij ons komt ophalen."
1.5 Bij aangetekende brief van 22 april 2004 heeft [gedaagde] aan [eiseres] het volgende meegedeeld: "Hierbij deel ik U mede dat ik het verdere afwikkeling van de zaak met betrekking tot de bovengenoemde paarden heb overgedragen aan mijn rechtsbijstandverzekeraar ARAG. Tot de afwikkeling of eerdere vrijgave van de paarden word U vanaf heden aansprakelijk gesteld voor alle kosten, schaden en letsels met betrekking tot bovengenoemde paarden."
1.6 Op deze brief heeft [eiseres] dezelfde dag per aangetekende post gereageerd met de volgende brief: "Tot onze verbazing ontvingen wij van u hedenmiddag een aangetekende brief inzake uw paarden. [eiseres] Paardenhouderij & Fouragehandel heeft met u een contract opgesteld wat door beide partijen is ondertekend op d.d. 16-09-2003 te Angeren. Zoals in het contract omschreven zijn de risico's voor rekening van de eigenaar van de paarden zie punt 3,4,5,7 van het contract. Wij accepteren dan ook géén enkele aansprakelijkheid van uw paarden. Daar wij onze boxen nodig hebben zoals met u reeds besproken en u zelf al aangaf dat het niet langer raadzaam is de paarden te [woonplaats] te stallen (dit ivm oplopende kosten voor u) verzoeken wij u nogmaals vriendelijk doch dringend (zie brief d.d. 18-04) uw paarden op te halen. Zie punt 9. van het contract. Wij hebben besloten de paarden uit training te nemen en op rust te zetten dit naar aanleiding van uw brief welke wij aangetekend vandaag ontvingen om +/- 13.00 uur. Alle bijkomende kosten ivm niet kunnen stallen van nieuwe trainingspaarden omdat uw paarden de boxen onnodig bezet houden worden op u verhaald. Wij vernemen graag uiterlijk op d.d. 26 april wanneer u de paarden op komt halen, anders zijn wij genoodzaakt verdere stappen te ondernemen. Wij wijzen u echter op de bijkomende kosten."
1.7 Op 5 mei 2004 is [gedaagde] door [eiseres] gemaand de openstaande facturen tot een bedrag van € 14.231,33 te voldoen. Dit bedrag is tot op heden onbetaald gebleven.
Het geschil in de hoofdzaak en in het incident
2. [eiseres] vordert in de hoofdzaak, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 15.462,75 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2004, althans vanaf 7 juni 2004 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts vordert zij € 150,- voor gemaakte buitengerechtelijke kosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2004, met zijn veroordeling in de kosten van het geding, die van het beslag daaronder begrepen. Aan haar vordering legt zij de hiervoor onder 1.7 genoemde onbetaalde facturen ten grondslag.
3. [gedaagde] heeft in de hoofdzaak gemotiveerd verweer gevoerd en een vordering in reconventie ingediend en vordert in het incident op de voet van 223 Rv. bij provisioneel vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] te veroordelen het conservatoir beslag op zijn paarden binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op te heffen dan wel op te heffen tegen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen alternatieve zekerheid, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag(deel) dat [eiseres] daarmee in verzuim blijft. [gedaagde] heeft daartoe aangevoerd dat hij spoedeisend belang heeft bij deze vordering omdat de paarden niet meer worden getraind en ouder worden, waardoor deze (mogelijk) steeds moeilijker verkoopbaar blijken te zijn althans tegen steeds lagere verkoopprijzen. Daarnaast maakt [eiseres] nog steeds aanspraak op € 225,- stallingskosten per maand, zodat de stallingskosten blijven oplopen. Voorts heeft hij betoogd dat de paarden in totaal niet meer waard zijn dan € 12.000,- omdat dat het enige op die paarden uitgebrachte bod is, zodat [eiseres] volgens hem onrechtmatig handelt althans misbruik maakt van haar bevoegdheid doordat zij geen genoegen wenst te nemen met de door [gedaagde] tot dat bedrag aangeboden bankgarantie.
4. [eiseres] heeft gemotiveerd verweer gevoerd in het incident. Zij heeft betwist dat de paarden slechts € 12.000,- waard zijn en heeft aangevoerd dat [gedaagde] door zijn handelwijze [eiseres] heeft gedwongen tot het treffen van conservatoire maatregelen nu de vordering al was opgelopen tot meer dan € 18.000,- en [gedaagde] niet bereid bleek de paarden op te komen halen met gelijktijdige betaling van de facturen. [eiseres] begrijpt niet goed waarin het spoedeisend belang van [gedaagde] is gelegen, nu deze juist nimmer naar zijn paarden is komen kijken, elk bod op zijn paarden heeft afgewezen en niet heeft gereageerd op dringende verzoeken van [eiseres]. De door [gedaagde] op enig moment aangeboden bankgarantie ad € 12.000,- biedt geen vervangende zekerheid voor haar vordering, nu deze op dat moment reeds was opgelopen tot € 18.000,- en door de voortdurende stalling van de paarden nog verder oploopt. Bovendien heeft [eiseres] geen enkel vertrouwen in de hardheid van een eventuele bankgarantie omdat zij over informatie beschikt dat [gedaagde] geen verhaal biedt, aldus [eiseres].
De beoordeling van het geschil in het incident
5. Vooropgesteld wordt dat het algemene vereiste voor toewijsbaarheid van een vordering, dat de eisende partij bij haar vordering belang heeft, gevoegd bij de beperkte werkingsduur van de provisionele voorziening op grond van art. 223 Rv., ertoe leidt dat het belang bij de gevraagde voorziening dringend moet zijn in die zin dat van de eisende partij niet kan worden gevergd dat zij de afloop van de procedure in de hoofdzaak afwacht.
6. Niet in geschil is dat [eiseres] op grond van de stallings- en trainingsovereenkomst een vordering heeft op [gedaagde], de partijen debatteren wel over de hoogte daarvan. Het is niet mogelijk in dit stadium van de procedure in de hoofdzaak - waarin [eiseres] nog een conclusie van antwoord in reconventie moet nemen - en binnen de reikwijdte van de provisionele vordering als thans gevorderd, over de gegrondheid van de (hoogte van de) vorderingsrechten in de hoofdzaak al een oordeel met een definitief karakter te geven. Omdat vaststaat dat [eiseres] uit hoofde van de stallingsovereenkomst aanspraak kan maken op vergoedingen, ligt opheffing van de beslagen zoals primair gevorderd niet in de rede. Subsidiair heeft [gedaagde] opheffing van de beslagen tegen het stellen van alternatieve zekerheid gevorderd.
7. Op grond van artikel 705 lid 2 Rv. zal het beslag onder meer worden opgeheven indien voor de geldvordering voldoende zekerheid wordt gesteld. [eiseres] heeft beslag op de paarden gelegd tot zekerheid van verhaal van haar vordering, die op dat moment voorlopig was begroot op € 30.000,-. Met de door [gedaagde] aangeboden bankgarantie van € 12.000,- behoefde zij geen genoegen te nemen, nu dit niet de in dat artikel bedoelde voldoende zekerheid biedt. Het feit dat er tot dat bedrag een bod op die paarden is gedaan, maakt dat niet anders nu daaruit immers niet volgt dat de paarden (slechts) € 12.000,- waard zijn.
8. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de paarden door het beslag niet kan trainen noch verkopen, hetgeen nadelig is voor de waarde van de paarden. Dit standpunt wordt onderschreven, nu het een feit van algemene bekendheid is dat een (net zadelmak gemaakt) paard moet (blijven) trainen om in vorm te blijven en dat daarmee zijn waarde uiteindelijk wordt verhoogd althans gelijk blijft. Het laten rusten van een paard en het steeds langer ongetraind ouder worden van een paard, verlaagt daarentegen in beginsel zijn waarde. Hieruit volgt dat het belang van [gedaagde] bij de gevraagde voorziening dringend is. Uit de stukken blijkt dat er ook voor [eiseres] voordelen kleven aan het door [gedaagde] na opheffing van het beslag elders stallen van de paarden, omdat zij de door die paarden geoccupeerde boxen dan weer voor nieuwe (trainings)paarden zou kunnen inzetten.
9. De vraag is of een bankgarantie voldoende zekerheid biedt als bedoeld in artikel 705 lid 2 Rv. om de opheffing van het beslag te rechtvaardigen. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord, indien het een bankgarantie volgens de gebruikelijke voorwaarden (volgens het model zoals is vastgesteld door de Nederlandse Vereniging van Banken) betreft en deze voor hetzelfde bedrag wordt gesteld als dat waarop de vordering door de voorzieningenrechter is begroot, namelijk € 30.000,-. Indien de informatie van [eiseres] dat [gedaagde] of zijn vennootschap geen verhaal zouden bieden juist blijkt te zijn, zal dit hoogstens met zich brengen dat een erkende bankinstelling hem geen bankgarantie zal verlenen.
10. Uit het vorenstaande volgt dat de gevraagde voorziening tot opheffing van het beslag tegen het daarvoor bieden van vervangende zekerheid in de vorm van een bankgarantie als hiervoor onder 9. omschreven met de daarbij gevorderde dwangsom echter tot een maximum van € 15.000,-, toewijsbaar is. Ingevolge artikel 337 lid 1 Rv. staat hoger beroep tegen dit provisionele vonnis open. Er bestaat aanleiding de kostenveroordeling in het incident aan te houden.
De beslissing
De rechtbank,
in het incident
veroordeelt [eiseres] om binnen twee dagen nadat [gedaagde] haar een bankgarantie volgens de gebruikelijke voorwaarden (volgens het model zoals is vastgesteld door de Nederlandse Vereniging van Banken) tot een bedrag van € 30.000,- zal hebben gesteld en tevens dit vonnis aan haar zal hebben betekend, het conservatoir eigenbeslag op de paarden Remy Martin, Royal Lady, Telito en Selinas Shadow op te heffen,
veroordeelt [eiseres] om in geval zij (na het verkrijgen van die bankgarantie en betekening van dit vonnis) in gebreke mocht blijven aan bovenstaande veroordeling te voldoen, aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 1.000,- per dag(deel), tot een maximum van € 15.000,-,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
houdt de beslissing over de proceskosten aan,
wijst af het meer of anders gevorderde,
in de hoofdzaak
verwijst de hoofdzaak naar de rol van woensdag 8 december 2004, voor conclusie van antwoord in reconventie in de hoofdzaak aan de zijde van [eiseres],
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M.I. de Waele en uitgesproken in het openbaar op woensdag 10 november 2004.
de griffier: de rechter: