ECLI:NL:RBARN:2004:AR5363

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04 / 96 WSFBSF 58
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de spaarregeling studiepunten tempobeurs in het kader van studiefinanciering

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 8 november 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser A en de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IB-groep). Eiser had studiefinanciering ontvangen voor zijn hbo-opleiding en verzocht om de omzetting van zijn tempobeurs naar een lening te herstellen op basis van de Spaarregeling studiepunten tempobeurs. De IB-groep had dit verzoek afgewezen, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden van de regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen bezwaar had gemaakt tegen eerdere besluiten van de IB-groep, waardoor deze besluiten in rechte onaantastbaar waren geworden. Eiser had onvoldoende studiepunten behaald binnen de gestelde termijn, wat leidde tot de omzetting van zijn beurs in een lening. De rechtbank heeft de interpretatie van de IB-groep van artikel 18 van het Besluit Studiefinanciering 2000 als onjuist beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de periode waarin eiser een opleiding volgde die niet onder de tempobeurs viel, niet meegeteld kon worden bij de vaststelling van het aantal vereiste studiepunten. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de IB-groep vernietigd en bepaald dat de IB-groep opnieuw op het bezwaar van eiser moet beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is bepaald dat de IB-groep het griffierecht aan eiser moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: 04/96 WSFBSF 58
UITSPRAAK
in het geding tussen:
A, wonende te B, eiser,
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, gevestigd te Groningen, verweerster.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerster van 30 december 2003.
2. Feiten
Eiser heeft ingaande 1 september 1995 studiefinanciering ontvangen in verband met een hbo-opleiding aan de X-dagopleiding te Arnhem, welke opleiding eiser tot en met december 1996 heeft gevolgd. Over de periode van 1 januari 1997 tot en met augustus 1998 is de studiefinanciering onderbroken.
Op 1 september 1998 is eiser de vierjarige opleiding bedrijfseconomie gaan volgen aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen te Nijmegen. In verband hiermee is hem met ingang van 1 september 1998 studiefinanciering toegekend in de vorm van een tempobeurs.
Bij berichten van 6 december 2002 heeft verweerster eiser in kennis gesteld van haar beslissingen tot omzetting van de tempobeurs in een lening voor de maanden september 2001 tot en met augustus 2002 vanwege de omstandigheid dat eiser in het studiejaar 2001-2002 onvoldoende studieresultaten heeft behaald. Tegen deze berichten heeft eiser geen rechtsmiddelen aangewend.
Na het behalen van zijn diploma in juni 2003 heeft eiser middels een daartoe bestemd formulier d.d. 7 juli 2003 en aangevuld bij brief van 29 oktober 2003 verzocht de omzetting van de tempobeurs naar een lening te herstellen met toepassing van de zogeheten Spaarregeling studiepunten tempobeurs.
Bij primair besluit van 28 november 2003 heeft verweerster dit verzoek afgewezen op de grond dat niet is voldaan aan de in de spaarregeling gestelde voorwaarden, aangezien eiser het voor hem vereiste aantal studiepunten van 168 niet vóór 31 augustus 2000 heeft behaald.
Bij brief van 2 december 2003 heeft eiser tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerster het bezwaar ongegrond verklaard.
3. Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld op de in het beroepschrift vermelde gronden. Verweerster heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Bij brief van 26 maart 2004 heeft verweerster zijn standpunt nader toegelicht.
Het beroep is behandeld ter zitting van 18 mei 2004, waar eiser in persoon is verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mevr. mr. Th. Holtrop. Nadat het onderzoek is heropend zijn door de rechtbank nadere vragen gesteld aan verweerster, welke bij brieven van 22 juni 2004 en 8 juli 2004 zijn beantwoord. Het beroep is vervolgens behandeld ter nadere zitting van 4 november 2004, waar eiser wederom is verschenen en verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. M. van der Toorn.
4. Motivering
4.1 De zogeheten spaarregeling studiepunten tempobeurs is neergelegd in artikel 18 van het Besluit Studiefinanciering 2000 (BSF 2000).
In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat, indien over een studiejaar de tempobeurs van een studerende op grond van artikel 10.7, derde lid, eerste volzin, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) is omgezet in een lening, en die studerende over dat studiejaar op voet van artikel 10.6, tweede lid, van de Wsf 2000 tenminste 10 studiepunten heeft behaald, de Informatie Beheer Groep op aanvraag van de studerende het desbetreffende bedrag aan lening alsnog omzet in een gift, indien de studerende aan de volgende voorwaarden voldoet:
a. hij heeft aan opleidingen waarop artikel 10.6 van de Wsf 2000 van toepassing is, een aantal studiepunten behaald dat tenminste gelijk is aan de voor de laatst gevolgde opleiding geldende studielast als bedoeld in artikel 7.4 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en
b. dit aantal studiepunten is behaald binnen het aantal maanden, gemeten vanaf het tijdstip waarop de studerende voor het eerst studiefinanciering ontving voor het volgen van hoger onderwijs, dat de uitkomst is van de formule (studielast x 12 : 42) + 12.
4.2 De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser geen bezwaar heeft gemaakt tegen de besluiten van verweerster van 6 december 2002, waarbij is bepaald dat de tempobeurs over het studiejaar 2001/2002 wegens onvoldoende studieresultaten is omgezet in een lening.
De omzetting van de beurs in een lening over het betreffende studiejaar is daarmee in rechte onaantastbaar geworden. Eisers grief dat zijn school de in 2001/2002 behaalde studiepunten in een onjuist studiejaar (2002/2003) heeft verwerkt, kan in het kader van het onderhavige geding derhalve niet aan de orde komen.
4.3 Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser het vereiste aantal van 168 studiepunten niet heeft behaald binnen het vereiste aantal van 60 maanden, gemeten vanaf het tijdstip waarop hij voor het eerst studiefinanciering ontving voor het volgen van een 4-jarige opleiding in het Hoger Onderwijs (1 september 1995). Ook indien daarbij rekening wordt gehouden met het feit dat eisers studiefinanciering gedurende het gehele jaar 1997 en gedurende de maanden januari tot en met augustus 1998 is onderbroken, welke periodes verweerster niet langer pleegt mee te tellen bij de vaststelling van het aantal maanden waarbinnen het vereiste aantal studiepunten moet zijn behaald, wordt in het geval van eiser niet voldaan aan de hierboven genoemde voorwaarde onder b.
Desgevraagd heeft verweerster bij brief van 8 juli 2004 nog het volgende medegedeeld:
‘ De door eiser met ingang van de maand september 1995 tot en met december 1996 gevolgde X-dagopleiding viel destijds onder artikel 9, lid h, ten derde Wet op de studiefinanciering (erkend op grond van de Wet op de erkende onderwijsinstellingen). Dat betekende dat voor die opleiding de tempobeurs niet gold (zier artikel 17b Wet op de studiefinanciering). De regeling voor het hanteren van een andere norm voor de meting van de studievoortgang dan studiepunten geldt voor opleidingen die destijds vielen onder artikel 17b, lid 2 Wsf. Deze zijn nu terug te vinden in artikel 10.6 lid 3 Wet studiefinanciering 2000.Voor de ze opleidingen geldt dat zij de voortgang kunnen aantonen op andere wijze, b.v. door middel van certificaten. Voor de door eiser gevolgde opleiding gold dit niet nu deze opleiding niet viel onder de betreffende wettelijke bepaling. Het formulier voor aanvraag van de spaarpuntenregeling heeft alleen betrekking op deze opleidingen.
Met ingang van 1 september 2000 is de X-dagopleiding gaan vallen onder het bepaalde in artikel 2.9 Wsf 2000. De opleiding is door de Minister aangewezen. Eiser heeft de opleiding echter gevolgd voordat deze werd aangewezen. De opleiding zoals die door eiser is gevolgd valt daarmee niet onder de werking van de tempobeurs’.
4.4 Gelet op bovenstaande toelichting zijdens verweerster moet worden vastgesteld dat de door eiser in de periode van 1 september 1995 tot en met december 1996 gevolgde X-dagopleiding destijds niet viel onder de tempobeurs, als gevolg waarvan de door eiser gedurende die opleiding behaalde certificaten niet meetellen bij het aantonen van de studievoortgang en de bepaling van het aantal studiepunten als bedoeld in artikel 18 van het BSF 2000.
Uit de wetsgeschiedenis met betrekking tot de totstandkoming van de voorheen in artikel 12a BSF (thans artikel 18 BSF 2000) vervatte spaarpuntenregeling valt naar het oordeel van de rechtbank niet af te leiden dat de regelgever destijds de vraag onder ogen heeft gezien of een periode, waarin een opleiding is gevolgd die niet valt onder de werking van de tempobeurs en de behaalde studieresultaten niet meetellen in het kader van de spaarpuntenregeling, desondanks dient mee te tellen bij de vaststelling van (de aanvang van) de termijn waarbinnen het vereiste aantal studiepunten moet zijn behaald.
De rechtbank merkt in dit verband op dat de spaarpuntenregeling beoogt aan tempobeursstudenten de mogelijkheid te bieden om achterblijvende resultaten van één studiejaar te compenseren. Aldus wordt deze studerenden, indien zij binnen een bepaalde termijn door het leveren van een extra, bovennominale, studieprestatie alsnog het aantal studiepunten gelijk aan de nominale studielast behalen, de gelegenheid geboden zich alsnog te verzekeren van het maximale aantal jaren tempobeurs. Daarbij is bewust door de regelgever afgezien van een strikt ‘diplomamodel’.
Gelet hierop ligt het naar het oordeel van de rechtbank niet voor de hand artikel 18 BSF 2000 aldus uit te leggen dat een periode, waarin een opleiding is gevolgd die niet valt onder de werking van de tempobeurs en waarvan de studieresultaten niet meetellen in het kader van de spaarpuntenregeling, desondanks dient mee te tellen bij de vaststelling van (de aanvang van) de termijn waarbinnen het vereiste aantal studiepunten moet zijn behaald.
De rechtbank kan verweerster voorts niet volgen in haar ter zitting geponeerde stelling dat eisers situatie in wezen niet verschilt van die waarin een studerende achtereenvolgens twee opleidingen volgt welke beiden vallen onder de werking van de tempobeurs. In die laatste situatie immers tellen –anders dan bij eiser- voor de toepassing van de spaarpuntenregeling de in beide opleidingen behaalde studieresultaten mee bij de vaststelling van het aantal studiepunten.
4.5 Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de door verweerster voorgestane interpretatie van artikel 18 van het BSF 2000, zoals vervat in het bestreden besluit, rechtens onjuist. Het bestreden besluit komt dan ook voor vernietiging in aanmerking. Verweerster zal nader op eisers bezwaar dienen te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak.
4.6 Niet gebleken is van voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerster nader op het bezwaar beslist, met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de IB-groep het gestorte griffierecht ad € 31,- aan eiser vergoedt .
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Aldus gegeven door mr. E.J.J.M. Weyers en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op: