ECLI:NL:RBARN:2004:AR3891

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
117629
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot werkhervatting in kort geding door werknemer tegen werkgever

In deze zaak vorderde eiser, werkzaam als Hoofd Logistiek bij Rotra Warehousing B.V., in kort geding dat hij zijn werkzaamheden kon hervatten en dat zijn gebruikelijke salaris werd doorbetaald. Eiser was sinds 1 februari 1992 in dienst bij Rotra en had zijn functie als Hoofd Logistiek sinds april 2000 vervuld. Eiser stelde dat Rotra in strijd met goed werkgeverschap handelde door hem niet toe te laten tot zijn werkzaamheden, ondanks dat hij altijd goed had gefunctioneerd en geen negatieve beoordelingen had ontvangen. Rotra voerde aan dat de toegenomen goederenstroom in het magazijn betekende dat eiser niet meer de juiste man op de juiste plek was en bood hem een andere functie aan die gelijkwaardig zou zijn aan zijn huidige functie.

De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser geen spoedeisend belang had bij zijn vordering tot werkhervatting. Eiser had zelf maandenlang een onduidelijke situatie laten voortduren door niet in rechte op te komen tegen zijn ontheffing van de functie. Bovendien was het niet aannemelijk dat de kantonrechter anders zou oordelen over het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, afhankelijk van de vraag of eiser zijn werkzaamheden als Hoofd Logistiek hervatte. De rechter wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten.

Het vonnis werd uitgesproken op 27 september 2004 door mr. R.J.B. Boonekamp, waarbij de kosten aan de zijde van Rotra werden vastgesteld op € 241,00 voor griffierecht en € 703,00 voor salaris van de procureur. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 117629 / KG ZA 04-582
Datum vonnis: 27 september 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 9 september 2004,
procureur mr. F.A.J.M. Peeters,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROTRA WAREHOUSING B.V.,
gevestigd te Doesburg,
gedaagde,
advocaat mr. H.M. Korthuis te Doetinchem.
Het verloop van de procedure
Eiser -hierna te noemen: [eiser]- heeft gedaagde -hierna te noemen: Rotra- ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. [eiser] heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De raadslieden van partijen hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Zij hebben daarbij producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
De vaststaande feiten
1. Rotra is een onderneming die (onder andere) de op- en overslag van handelsgoederen verzorgt (warehousing). Zij heeft daarvoor diverse vestigingen met magazijnen, waaronder in Doesburg.
2. [eiser] is sedert 1 februari 1992 in dienst bij
(de rechtsvoorganger van) Rotra, vanaf april 2000 in de functie van Hoofd Logistiek op de afdeling Cross Dock te Doesburg. Cross Dock is de afdeling waar vrachtauto’s worden geladen en gelost.
Het brutosalaris van [eiser] bedraagt thans € 3.400,00 per maand, exclusief een vakantietoeslag en een maandelijkse bijdrage in de premie voor een ziektekostenverzekering.
3. In september 2002 is [eiser] binnen Rotra tevens de functie van Manager Benelux Planning gaan bekleden. In verband met een te zware werkbelasting heeft [eiser] in overleg met Rotra die functie eind 2003 neergelegd. De functie van Hoofd Logistiek van de afdeling Cross Dock te Doesburg is [eiser] blijven uitoefenen.
4. Per 2 februari 2004 heeft [eiser] zich ziek gemeld wegens oververmoeidheid. Vanaf februari 2004 is [eiser] weer gaan werken, eerst voor een aantal uren per dag en geleidelijk oplopend tot het volledige aantal uren. Per 1 mei 2004 was [eiser] volledig arbeidsgeschikt.
5. Rotra heeft een externe analist aangesteld om problemen op (onder meer) de afdeling Cross Dock van de vestiging Doesburg in kaart te brengen. [eiser] heeft samen met, en/of op basis van de bevindingen van, deze analist een rapport opgesteld, gedateerd 2 april 2004, over de afdeling Cross Dock te Doesburg. Het rapport vermeldt onder andere als probleem dat er in 2003 een toename is geweest van het aantal acties/handelingen.
6. Op 29 april 2004 heeft het laden en lossen van vrachtauto’s op het Cross Dock te Doesburg veel vertraging opgelopen. [eiser] was die dag als Hoofd Logistiek verantwoordelijk voor het laden en lossen van de vrachtwagens. Rotra heeft daarop [eiser] ontheven van zijn functie Hoofd Logistiek en in mei 2004 een ander Hoofd Logistiek aangesteld. Deze heeft de functie evenwel na enkele dagen neergelegd. [eiser] is blijven werken op de afdeling Cross Dock te Doesburg.
7. In juni 2004 heeft Rotra [eiser] medegedeeld dat zij per 1 augustus 2004 opnieuw een ander Hoofd Logistiek voor de afdeling Cross Dock te Doesburg heeft benoemd en dat zij voor [eiser] binnen Rotra een andere functie zou zoeken.
8. Eind juli/begin augustus 2004 is door Rotra aan [eiser] te kennen gegeven dat hij als Hoofd Logistiek van de afdeling Cross Dock te Doesburg niet goed heeft gefunctioneerd, maar dat zij met [eiser] als werknemer wel verder wil in een andere functie dan Hoofd Logistiek.
9. [eiser] heeft aan Rotra laten weten dat hij geen andere functie wil dan de functie van Hoofd Logistiek. [eiser] heeft een hem aangeboden logistieke functie binnen het project Gazelle bij Rotra geweigerd.
10. Bij verzoekschrift van 2 september 2004 heeft Rotra de rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Terborg, verzocht om de arbeids-overeenkomst met [eiser] te ontbinden wegens gewijzigde omstandigheden. De mondelinge behandeling van het verzoek voor de kantonrechter te Terborg vindt plaats op 30 september 2004.
Het geschil
1. Kort weergegeven vordert [eiser] in dit kort geding dat hij de werkzaamheden kan hervatten die behoren bij de functie van Hoofd Logistiek afdeling Cross Dock te Doesburg en dat zijn gebruikelijke salaris wordt betaald. [eiser] legt aan het gevorderde ten grondslag dat Rotra jegens hem in strijd met goed werkgeverschap handelt door hem de werkzaamheden van Hoofd Logistiek niet op te willen dragen.
Hij voert daarvoor aan dat hij de functie van Hoofd Logistiek altijd goed heeft uitgeoefend en dat hij nimmer negatieve beoordelingen heeft gehad van Rotra. [eiser] vindt dat de vertragingen op 29 april 2004 hem niet kunnen worden aangerekend. Volgens [eiser] waren die het gevolg van een te kleine capaciteit van het magazijn omdat de omvang van de te verwerken goederenstroom sedert 2003 enorm is gestegen, hetgeen hij al veel eerder aan de orde had gesteld.
2. Rotra voert als verweer tegen de door [eiser] gevorderde toelating tot de werkzaamheden van Hoofd Logistiek aan dat zij het inzicht kreeg dat als gevolg van de vrijwel verdubbeling van de in het magazijn te verwerken goederenstroom [eiser] als Hoofd Logistiek niet meer de juiste man op de juist plek is. Rotra is van mening dat zij, éénmaal tot dat inzicht gekomen, als goed werkgever heeft gehandeld door [eiser] een beter bij hem passende functie aan te bieden in het project Gazelle. Een functie die bovendien wat betreft uitdaging en salariëring gelijkwaardig is aan de functie van Hoofd Logistiek.
Rotra stelt dat zij geen andere keus meer heeft dan te komen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst nu [eiser] aangeeft geen andere functie te willen dan die van Hoofd Logistiek.
Tegen de gevorderde betaling van salaris verweert Rotra zich door te verklaren dat zij reeds vóór de zitting [eiser] heeft medegedeeld dat zij diens salaris blijft betalen voor de duur van de arbeids-overeenkomst.
De beoordeling van het geschil
1. [eiser] heeft niet weersproken dat Rotra reeds vóór de zitting heeft aangegeven dat zij het gebruikelijke salaris van [eiser] zal blijven betalen zolang de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd.
Gelet daarop heeft [eiser] geen (spoedeisend) belang bij toewijzing van de vordering voor zover die ziet op de doorbetaling van het salaris. Mitsdien zal dat gedeelte van de vordering worden afgewezen.
2. Kennelijk stelt Rotra zich op het standpunt dat [eiser] niet beschikt over de capaciteiten die nodig zijn om de toegenomen goederenstroom in haar magazijn te Doesburg in goede banen te leiden. Rotra heeft echter in het geheel niet onderbouwd op welke punten de capaciteiten van [eiser] ontoereikend zijn, laat staan waarom [eiser] op die punten niet kan worden bijgeschoold,
in aanmerking genomen dat niet gesteld of gebleken is dat Rotra zich ooit eerder -voor de verdubbeling van de omzet- jegens [eiser] op het standpunt heeft gesteld dat hij de capaciteiten voor Hoofd Logistiek niet had. In dit kort geding kan er daarom niet van worden uitgegaan dat [eiser] thans niet meer geschikt is voor de functie van Hoofd Logistiek te Doesburg. In zoverre heeft Rotra niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die met zich mee brengen dat [eiser] als goed werknemer een redelijk aanbod om een andere functie binnen Rotra te gaan bekleden, heeft te aanvaarden. Het beroep van Rotra op het Taxi Hofman-arrest
(HR 26 juni 1998, NJ 1998, 767) gaat om die reden niet op. Dit neemt echter niet weg dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter [eiser] thans onvoldoende (spoedeisend) belang heeft bij hervatting van de werkzaamheden behorend bij de functie Hoofd Logistiek. Daartoe wordt het navolgende overwogen.
3. Sinds [eiser]’ ontheffing van de functie Hoofd Logistiek begin mei 2004 is de positie van [eiser] binnen Rotra onduidelijk. [eiser] heeft kennelijk geen takenpakket meer en onvoldoende werk. Ofschoon het [eiser] reeds in een vroeg stadium na zijn ontheffing van de functie van Hoofd Logistiek duidelijk moet zijn geweest dat Rotra niet meer met hem in de functie van Hoofd Logistiek verder wilde, is [eiser] daartegen toen niet in rechte opgekomen.
Aldus heeft [eiser] zelf ook gedurende maanden de hier beschreven onduidelijke situatie laten voortduren. Dat in die periode [eiser] wederom enige tijd ziek is geweest en dat hij in die periode tevens vakantie heeft gehad, doet daar niet aan af. Waarom [eiser] er dan ineens een (spoedeisend) belang bij zou hebben, zo kort voordat de behandeling van het ontbindingsverzoek zal plaatsvinden om toegelaten te worden tot de uitvoering van de specifiek bij de functie van Hoofd Logistiek behorende taken, ziet de voorzieningenrechter niet in. Dat de kantonrechter over het verzoek van Rotra om de arbeidsovereenkomst te ontbinden anders zal oordelen al naar gelang [eiser] de werkzaamheden van Hoofd Logistiek sinds enkele dagen weer uitvoert of niet, is niet aannemelijk. Voor zover het voor [eiser] in dat kader (of anderszins) al van belang is dat hij een functie vervult binnen Rotra heeft voorts te gelden dat hij een kennelijk vergelijkbare functie met die van Hoofd Logistiek had kunnen bekleden. Ook om het op zichzelf verkrijgen van toegang tot het bedrijf hoeft de gevorderde voorziening tot werkhervatting niet getroffen te worden, nu niet is gesteld of gebleken dat [eiser] geen toegang heeft tot het bedrijf. Dit alles brengt mee dat er thans geen spoedeisend belang is de vordering tot werkhervatting, vooruitlopend op de beslissing van de kantonrechter, toe te wijzen.
4. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De beslissing
De voorzieningenrechter
weigert de gevorderde voorzieningen;
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit kort geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Rotra bepaald op € 241,00 voor griffierecht en op € 703,00 voor salaris procureur;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde uitgesproken op 27 september 2004.