ECLI:NL:RBARN:2004:AQ5095
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot terugbetaling van een geldlening door de Rabobank aan kredietnemers X en Y
In deze zaak vorderde de coöperatie Coöperatieve Rabobank Groesbeek-Millingen aan den Rijn U.A. (hierna: de Rabobank) terugbetaling van een geldlening van X en Y, die een kredietovereenkomst met de Rabobank hadden gesloten. De kredietovereenkomst, die op 15 februari 2000 werd aangegaan, stelde hen in staat om geldsommen op te nemen tot een kredietlimiet van fl. 26.000,--, met een maandlast van minimaal fl. 260,-- en een effectieve jaarrente van 8,705%. Na meer dan twee maanden achterstallige betalingen, stelde de Rabobank X en Y bij brief van 11 september 2002 in gebreke en sommeerde hen tot betaling van de achterstand. Ondanks deze ingebrekestelling en de daaropvolgende opzegging van de kredietovereenkomst, bleef betaling uit. De Rabobank vorderde uiteindelijk een hoofdsom van € 11.742,73, vermeerderd met rente en proceskosten.
De rechtbank oordeelde dat de vordering tot betaling toewijsbaar was, aangezien X en Y niet betwistten dat zij meer dan twee maanden achterstallig waren in hun betalingen en ook na ingebrekestelling nalatig waren gebleven. De rechtbank verwierp het verweer van X en Y dat er een betalingsregeling was getroffen na de ingebrekestelling, omdat zij deze regeling niet hadden nagekomen. De rechtbank oordeelde dat het gelegde beslag niet onrechtmatig was en dat de Rabobank recht had op de gevorderde bedragen.
De rechtbank veroordeelde X en Y hoofdelijk tot betaling van het verschuldigde bedrag, inclusief rente en proceskosten, en verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis werd uitgesproken op 7 juli 2004 door rechter R.A. van der Pol.