Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 106425 / HA ZA 03-1962
Datum vonnis: 23 juni 2004
De besloten vennootschap
DEMAROL BV,
gevestigd te Harderwijk,
eiseres,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. M.H.E. Harder te Harderwijk,
X,
wonende te A,
gedaagde,
procureur en advocaat mr. K.J. Verrips te Wageningen.
Bij de stukken bevindt zich een afschrift van een tussen de partijen gewezen tussenvonnis van deze rechtbank van 3 maart 2004.
Het verloop van de procedure
Voor het eerdere verloop wordt verwezen naar het tussenvonnis. Naar aanleiding van het tussenvonnis heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden; het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Bij de stukken bevinden zich ook producties die de procureur van Demarol voorafgaande aan de comparitie bij brief van 29 april 2004 aan de rechtbank heeft toegezonden. Na afloop van de comparitie is vonnis bepaald.
1. Bij Demarol is op 14 mei 2003 door middel van een aanvraagformulier een ‘Gulf’Credit Card aangevraagd op naam van X met vermelding van verdere persoonlijke gegevens.
2. Bij brief van 30 mei 2003 gericht aan X, B-laan 0B te A heeft Demarol het volgende geschreven:
“Onlangs heeft u bij ons een of meerdere creditcards aangevraagd.
Onderstaande Gulf Creditcard(s) kunt u afhalen op het volgende Gulf Tankstation : Lorentzstraat 5C te Ede.
U dient de pincode envelop(pen) welke is bijgevoegd mee te nemen naar het tankstation, zodat u op deze manier kunt controleren of op de pincode envelop(pen) hetzelfde serienummer staat als op de creditcard(s). Tevens dient u zich bij het afhalen van de creditcard(s) te legitimeren.
3. De creditcard is blijkens vermelding op het aanvraagformulier afgegeven op 30 mei 2003. Op dat formulier staat een handtekening ‘bij aanvraag’’ en een handtekening ‘voor ontvangst’. Die handtekeningen zijn totaal verschillend. Bij het aanvragen en/of afhalen heeft een identiteitskaart van X als legitimatie gediend.
4. Op het aanvraag formulier staat verder voorzover van belang het volgende vermeld:
“Bovengenoemde verklaart zich bekend te zijn met de aan de
ommezijde vermelde “spelregels’...”.
In die spelregels staat onder andere:
“U bent aansprakelijk voor betaling van alle via de tankpas
gedane aankopen.”
5. Demarol heeft op 17 juni 2003 een bedrag van € 9.570,85 gefactureerd aan X, B-laan 0B te A terzake van een heel groot aantal met creditcardnummer 470797515 in de periode van 2 tot en met 12 juni 2003 gedane aankopen van onder andere benzine en diesel bij Demarol.
Het geschil en de beoordeling ervan
6. Demarol vordert de veroordeling van X tot betaling van een bedrag van € 10.441,31 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 9.570,85 vanaf 5 november 2003. Het gevorderde totaalbedrag bestaat uit de hoofdsom van € 9.570,85, de wettelijke rente daarover van 17 juni 2003 tot 5 november 2003 en incassokosten van € 662,-. X heeft deels gemotiveerd verweer gevoerd dat erop neer komt dat hij nooit de creditcard heeft aangevraagd, nooit in ontvangst genomen, nooit ervan gebruik heeft gemaakt en deze aankopen niet heeft gedaan.
7. Geconstateerd moet worden dat X niet persoonlijk ter comparitie is verschenen en dat daarvoor niet een valide reden is gesteld of gebleken. De rechtbank kan daaruit op de voet van art. 88 lid 4 Rv de gevolgtrekkingen kan maken die zij geraden acht. Met toepassing van die bepaling komt de rechtbank dan tot het volgende.
8. Omdat X bij antwoord heeft ontkend dat hij een aanvraag voor een Gulf creditcard had gedaan en heeft betwist dat zijn handtekening onder die aanvraag staat, was er aanleiding en behoefte X daarover persoonlijk te ondervagen teneinde dat verweer beter op waarde te kunnen schatten. Dat is nu niet mogelijk gebleken. Bij gebreke daarvan en gezien na te noemen feiten en omstandigheden die (bij de comparitie) onweersproken zijn gebleven moet het verweer van X als ongeloofwaardig worden gepasseerd.
9. Om te beginnen moet geconstateerd worden dat in het aanvraagformulier tal van persoonlijke gegevens van X zijn vermeld, waarvan de juistheid op een enkel punt na niet is betwist. Onjuist zouden alleen zijn de naam van de bank waar X de genoemde rekening hield, maar niet het rekeningnummer, en diens mobiele telefoonnummer. Geen van beide onjuistheden zijn van veel gewicht. Niet aannemelijk is geworden dat iemand anders zonder medewerking van X de beschikking over die gegevens heeft gekregen. X heeft wel gesteld dat zijn identiteitskaart op zeker moment door derden is ‘afgepakt’, maar enige aannemelijke concretisering daarvan ontbreekt. Niet is duidelijk gemaakt wanneer dat is gebeurd, hoe en door wie en of daarvan aangifte is gedaan bij de politie. Bij de comparitie is door de raadsvrouwe van X slechts verklaard dat dat voor 30 september 2003 geweest moet zijn, omdat hij vanaf dat moment gedetineerd is geweest. Aangezien de aanvraag dateert van 14 mei 2003, is dat te onbepaald. Van de gestelde vele woning- en brievenbus inbraken in de flat van X zijn in het geheel geen gegevens overgelegd. Geheel onverklaard is verder gebleven hoe het juiste bankrekeningnummer op het formulier is gekomen, want dat staat niet op de indentiteitskaart. De stelling dat X destijds een ander mobiel nummer had, zegt zonder verdere toelichting niets, want hij kan wel meer mobiele telefoons hebben gehad of een onjuist nummer hebben opgegeven. Niet aannemelijk is aldus dat een ander dan X de creditcard heeft aangevraagd. De handtekening ‘bij aanvraag’ is ook leesbaar als ‘X’.
10. Voorts moet als vaststaand worden aangenomen dat de pincode om de creditcard te kunnen gebruiken bij brief van 30 mei 2003 aan X is gezonden naar diens woonadres en, bij gebreke van betwisting daarvan, dat die op dat adres is bezorgd. Niet aannemelijk is (zie hiervoor onder 9) dat die pincode zonder medewerking van X in handen van derden is gekomen. Als die pas aan iemand anders feitelijk is afgegeven dan moet het ervoor worden gehouden dat X daarin de hand heeft gehad.
11. Namens Demarol is bij de comparitie verklaard:
“Wij hebben begrepen dat X tezamen met andere personen
bij oplichting en diefstal betrokken is geweest, daarvoor is vervolgd en uiteindelijk ook veroordeeld, waarbij ook de fraude bij Demarol aan de orde was.”
Ook dat is door de afwezige X bij de comparitie niet weersproken. Bij de comparitie is namens X overigens verklaard dat X alcoholist en drugsgebruiker is.
12. Onder al deze omstandigheden is de conclusie die de rechtbank geraden voorkomt dat X betrokken is geweest bij aanvraag en afgifte van de creditcard op zijn naam. Op grond van de ‘spelregels’ is hij aansprakelijk voor de transacties die daarmee zijn verricht. Als onvoldoende weersproken en daarom vaststaand moet worden aangenomen dat de transacties waarvan betaling wordt gevorderd met de creditcard zijn verricht.
13. De vordering, tegen de hoogte waarvan verder geen verweer is gevoerd, is daarom toewijsbaar. X zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten.
De rechtbank, recht doende
1. veroordeelt X tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Demarol te betalen een bedrag van € 10.441,31 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 9.570,85 vanaf 5 november 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. veroordeelt X in de kosten van de procedure, aan de zijde van Demarol bepaald op € 313,20 voor verschotten en € 662,- voor salaris procureur;
3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr R.J.B. Boonekamp, rechter, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 23 juni 2004.