ECLI:NL:RBARN:2004:AP4335

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
2 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97996
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van schrijffout in tussenvonnis en beoordeling schadevergoeding na mishandeling

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem, is op 2 juni 2004 een vonnis gewezen in een geschil tussen eiser U en gedaagden V, W, X, Y en Z. De zaak betreft een herstel van een schrijffout in een eerder tussenvonnis van 17 december 2003, waarin de namen van gedaagden 3, 4 en 5 niet waren vermeld. De rechtbank oordeelt dat deze omissie een kennelijke schrijffout is die ambtshalve kan worden hersteld, aangezien op grond van artikel 140 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tussen alle partijen één eindvonnis zal worden gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd. De rechtbank leest het tussenvonnis dan ook als gewezen tegen alle gedaagden.

Eiser U vordert schadevergoeding voor de gevolgen van een mishandeling, waarbij hij zijn linkeroog heeft verloren. De rechtbank stelt vast dat gedaagden, met name X, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door U geleden schade. U heeft zijn eis vermeerderd met een bedrag van € 7.890,31, en vordert daarnaast een aanzienlijk bedrag voor verlies aan verdienvermogen. De rechtbank heeft U verzocht om aanvullende informatie te verstrekken over zijn schade en de omstandigheden waaronder hij zonder de mishandeling internationaal chauffeur zou zijn geworden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat U, zonder het verlies van zijn linkeroog, naar redelijke verwachting internationaal chauffeur zou zijn geworden en dat hij in aanmerking zou komen voor een prepensioenregeling. De rechtbank heeft echter ook opgemerkt dat gedaagden, met name V, betwisten dat U zonder het verlies van zijn linkeroog een baan als internationaal chauffeur zou hebben kunnen vinden. De rechtbank heeft besloten om een arbeidsdeskundige te benoemen om meer inzicht te krijgen in de arbeidsmarktkansen van U en de relevante informatie omtrent de prepensioenregeling.

De zaak is verwezen naar de rolzitting van 30 juni 2004 voor verdere behandeling, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om zich uit te laten over de benoeming van de arbeidsdeskundige en de vragen die aan deze deskundige gesteld moeten worden. Hoger beroep tegen dit vonnis is alleen mogelijk tegelijk met het eindvonnis.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 97996 / HA ZA 03-492
Datum vonnis: 2 juni 2004
Vonnis
in de zaak van
U,
wonende te A,
eiser,
procureur mr. J.B.R. Daniels,
advocaat mr. J.B.R. Daniels te Arnhem,
tegen
1. V,
wonende te A,
gedaagde sub 1,
procureur en advocaat mr. A. Th. Van der Meulen,
2. W,
wonende te B,
gedaagde sub 2,
procureur mr. P.A.C. de Vries,
advocaat mr. P.R.M. van Noppen,
beiden te Arnhem,
3. X,
wonende te B,
gedaagde sub 3,
procureur mr. P.A.C. de Vries,
advocaat mr. P.R.M. van Noppen,
beiden te Arnhem,
4. Y,
wonende te A,
gedaagde sub 4,
niet verschenen,
5. Z,
wonende te A,
gedaagde sub 5,
niet verschenen.
Het verdere verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 17 december 2003 wordt naar dat vonnis verwezen. Daarna zijn de volgende processtukken gewisseld:
* een akte uitlating/overleggen producties van de zijde van U;
* een antwoordakte van de zijde van W;
* een antwoordakte met productie van de zijde van V en een antwoordakte van X;
* een akte overleggen producties houdende vermeerdering van eis van de zijde van U.
Vervolgens is vonnis bepaald.
De verdere beoordeling van het geschil
1. In de kop van het tussenvonnis van 17 december 2003 zijn ten onrechte de namen van de gedaagden 3,4 en 5 - tegen wie op de voet van art. 140 Rv verstek was verleend- niet vermeld. Dat betreft een kennelijke, voor eenvoudig herstel vatbare, schrijffout die de rechtbank ambtshalve kan herstellen omdat op grond van art. 140 lid 2 Rv geldt dat tussen alle partijen één (eind) vonnis zal worden gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd. Daarom zal de rechtbank het vonnis van 17 december 2003 lezen als te zijn gewezen tegen alle gedaagden. Desgewenst zullen de partijen op die ambtshalve verbetering nog kunnen reageren bij de hierna nog te bespreken akte. Op grond van hetgeen in het vonnis van 17 december 2003 onder 9 tot en met 15 is overwogen zijn Z, X en Y hoofdelijk aansprakelijk voor de door U als gevolg van de mishandeling met de biljartkeu geleden en nog te lijden schade. Gedaagde sub 3, X, heeft overigens het tegen hem verleende verstek inmiddels op de voet van art. 142 Rv gezuiverd.
2. U heeft in zijn laatste processtuk buiten processueel bezwaar van gedaagden zijn eis vermeerderd met een bedrag van € 7.890,31, met dien verstande dat hij ter zake van verlies aan verdienvermogen een bedrag van € 110.417,10 vordert, een en ander op grond van de overgelegde berekening van Groot expertisebureau B.V., vermeerderd met de declaratie van Groot expertisebureau B.V. ad € 2.760,21.
3. In het tussenvonnis van 17 december 2003 is U verzocht (a) zich uit te laten over de premie voor de verzekering van zijn rechteroog, (b) te onderbouwen dat hij zonder de mishandeling naar redelijke verwachting internationaal chauffeur zou zijn geworden en op 60-jarige leeftijd gebruik had kunnen maken van een prepensioenregeling, (c) een deugdelijke schadeberekening in het geding te brengen en (d) te reageren op het matigingsberoep van gedaagden.
4. Voor wat betreft de verzekeringspremie begrijpt de rechtbank uit de akte uitlating van U dat deze tot een bedrag van € 6.520,00 is betaald door het Schadefonds Geweldsmisdrijven. In zoverre is dan kennelijk geen sprake meer van schade, terwijl niet is gesteld dat de werkelijke verzekeringspremie dit door het Schadefonds ter beschikking gestelde bedrag te boven gaat. Vooralsnog volgt daaruit dat dit deel van de vordering dient te worden afgewezen.
5. U handhaaft het aan zijn vordering ter zake van arbeidsvermogensverlies ten grondslag gelegde hypothetische uitgangspunt dat hij zonder de mishandeling (als gevolg waarvan hij zijn linkeroog heeft verloren) internationaal chauffeur zou zijn geworden, en aldus in de E-schaal van de CAO voor het beroepsgoederenvervoer terecht zou zijn gekomen, en voorts dat hij zonder de mishandeling op 60 jarige leeftijd als internationaal chauffeur zou zijn gestopt en gebruik zou hebben kunnen maken van de prepensioenregeling.
6. Ter onderbouwing verwijst U naar door hem overgelegde stukken, te weten een brief van mr. C van het Koninklijke Nederlandse Vervoer, werkgeversorganisatie in het beroepspersonen-en beroepsgoederenvervoer van 22 januari 2004, naar het rapport van Groot expertisebureau B.V. van 9 maart 2004 en naar de samenvatting uit de Arbeidsmonitor 2002 – 2003 van 20 juni 2003. Het rapport van Groot expertisebureau B.V. en de samenvatting uit de Arbeidsmonitor zijn door U eerst bij zijn laatste processtuk overgelegd.
7. Uit het rapport van Groot blijkt dat U (geboren 17 maart 1960) op 29 september 2001 als vrachtwagenchauffeur werkzaam was bij Spitman Milieu B.V. te Arnhem, en wel sedert 1 december 1998. Op grond van het tussenvonnis van 17 december 2003 moet als vaststaand worden aangenomen dat U zonder het verlies van zijn linkeroog het C-rijbewijs zou hebben behaald zonder de beperking tot nationaal vervoer. Het rapport van Groot gaat er verder vanuit dat U, zonder verlies van zijn linkeroog, in januari 2002 bij het bedrijf waar hij werkzaam was, direct na het behalen van zijn diploma, internationaal chauffeur zou zijn geworden en naar functieklasse D zou zijn bevorderd. Het rapport maakt echter niet duidelijk waarop de opvatting steunt dat U zonder verlies van linkeroog in januari 2002 bij Spitman Milieu B.V. internationaal chauffeur zou zijn geworden en naar de D klasse zou zijn bevorderd. Enige van Spitman afkomstige informatie daaromtrent is niet in het geding gebracht terwijl dat wel op de weg van U had gelegen. Blijkens het rapport van Groot is U niettemin begin 2003 naar functieklasse D bevorderd en zou U van plan zijn geweest om in de loop van 2002 te solliciteren bij een internationaal transport bedrijf, hetgeen bevordering naar functieklasse E tot gevolg zou hebben gehad. In de schadeberekening gaat Groot daarom uit van de D klasse sedert 1 januari 2002 en de E klasse sedert 1 januari 2003. Voorts zou U volgens het rapport van Groot, onder verwijzing naar de brochure van de Stichting Prepensioenregeling voor het beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen, in aanmerking komen voor de prepensioenregeling Goederenvervoer, welke regeling de mogelijkheid biedt om op 60-jarige leeftijd uit te treden. Wanneer U, volgens Groot, vanaf 1 januari 2002 onafgebroken deelneemt aan de pensioenregeling en direct voorafgaand aan het pensioen 10 jaar in dienst is bij een bedrijf dat deelneemt aan de pensioenregeling komt hij in aanmerking voor de ‘overgangsregeling’ die inhoudt dat hij in aanmerking komt voor een aanvulling tot 85% van de prepensioengrondslag.
8. Gedaagden – in het bijzonder V – betwisten dat U er zonder verlies van het linkeroog in geslaagd zou zijn om een baan als internationaal chauffeur te vinden. V wijst er daarbij nog op dat, ook indien U een baan als internationaal chaufffeur zou hebben gevonden, het maar de vraag is of hij deze baan ook zou hebben kunnen behouden gezien de arbeidsmarktontwikkelingen. Zij verwijst ter onderbouwing naar de overgelegde notitie van D van CWI Oost-Nederland van 27 februari 2004 betreffende ‘arbeidsmarktinformatie chauffeurs’.
9. Bij de beantwoording van de vraag of U naar redelijke verwachting, zonder verlies van zijn linkeroog hetzij bij Spitman hetzij bij een internationaal transportbedrijf als internationaal chauffeur zou zijn gaan werken, sedert wanneer en op basis van welke gemiddelde werktijden inclusief overuren, behoeft de rechtbank voorlichting door een arbeidsdeskundige. Tevens wenst de rechtbank van de arbeidsdeskundige informatie te krijgen over de gemiddelde leeftijd waarop internationaal chauffeurs plegen uit te treden in verband met de prepensioenregeling alsmede informatie omtrent toekomstige ontwikkelingen op dit punt.
10. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich bij akte ter rolle uit te laten over de persoon van de te benoemen arbeidsdeskundige. De rechtbank denkt daarbij aan Terzet of bureau Heling. Voorts kunnen zij voorstellen doen over de aan de deskundige te stellen vragen.
11. Nu op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv op U de bewijslast rust van het bestaan en de omvang van de door hem gestelde schade wegens arbeidsvermogensverlies is hij thans de aangewezen partij om een voorschot ter zake van de kosten van de deskundige ter griffie te deponeren. Aan U is echter ingevolge de Wet op de rechtsbijstand een voorwaardelijke toevoeging verleend. Op grond van art. 195 Rv zal aan hem dus geen voorschot worden opgelegd. Na de vaststelling van het loon en de kosten van de deskundige zal de griffier dit bedrag ten laste van ‘s -Rijks kas aan de deskundige dienen uit te betalen. Hangende de procedure wordt dit bedrag dan voorlopig in het debet van U gesteld.
12. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. Tussentijds hoger beroep van dit vonnis is uitgesloten.
De beslissing
De rechtbank, recht doende,
verwijst de zaak naar de rolzitting van 30 juni 2004 voor akte door alle partijen tot het onder 10 genoemde doel;
bepaalt dat hoger beroep van dit vonnis slechts mogelijk is tegelijk met het eindvonnis;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. van der Pol, rechter, en uitgesproken in het openbaar op woensdag 2 juni 2004.
De griffier: De rechter: