ECLI:NL:RBARN:2004:AP3411

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
92807
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot het planten van een beukenhaag door bewoners en de rol van de gemeente

In deze zaak vorderde eiser X dat de gemeente Tiel de bewoners van een nieuwbouwwijk zou aanmanen om een beukenhaag te planten op hun erfgrens, zoals vastgelegd in de leveringsakten. X stelde dat de gemeente de verplichting had om toe te zien op de naleving van deze verplichting, omdat hij bij de aankoop van zijn woning had vertrouwd op de aanwezigheid van deze haag voor het groene aanzien van de wijk. De rechtbank oordeelde echter dat er geen contractuele verplichting bestond tussen X en de gemeente die deze toezichthoudende rol rechtvaardigde. De bepalingen in de leveringsakten gaven enkel aan dat Wijnen, de ontwikkelaar, verantwoordelijk was voor het planten van de haag, maar niet dat de gemeente deze verplichting kon afdwingen of toezicht kon houden op de bewoners. De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet onrechtmatig handelde door geen actie te ondernemen tegen bewoners die geen haag hadden geplant, aangezien er geen juridische basis was voor een dergelijke verplichting. De vordering van X werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 92807 / HA ZA 02-1665
Datum vonnis: 14 april 2004
Vonnis
in de zaak van
X,
wonende te A,
eiser,
procureur mr. F.J. Boom te Arnhem,
advocaat mr. R. Moszkowicz te Nieuwegein,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE TIEL,
zetelend te Tiel,
gedaagde,
procureur mr. J.M. Bosnak te Arnhem,
advocaat mr. D. Bercx te Arnhem.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 23 april 2003 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Verder zijn nog de volgende processtukken gewisseld:
? een akte van wijziging van eis, tevens akte inbreng producties en akte van uitlating van de zijde van X;
? een akte van aanvulling van wijziging van eis van de zijde van X;
? een akte van uitlating, tevens akte houdende producties van de zijde van de gemeente;
? een conclusie van repliek;
? een conclusie van dupliek.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1. De gemeente en Wijnen Projecten Someren B.V. (verder: Wijnen) hebben blijkens een onderhandse akte gedateerd 23 augustus 1999 een overeenkomst gesloten inzake twee percelen grond. Deze overeenkomst hield - kort gezegd - in dat de gemeente twee percelen grond aan Wijnen verkocht en Wijnen zich verplichtte daarop in totaal 27 vrije sector woningen te bouwen.
2. In de overeenkomst tussen de gemeente en Wijnen zijn de volgende bepalingen opgenomen, voor zover hier van belang:
“11. Erfafscheiding (beukenhaag).
Op de met een dubbele lijnarcering op de bij deze overeenkomst behorende situatie tekening bijlage A met rode lijn aangegeven plaatsen dient door en voor rekening van de wederpartij (Wijnen, rechtbank) of opvolgend verkrijger een erfafscheiding te worden gerealiseerd, bestaande uit een beukenhaag (Fagus Sylvatica) met een hoogte van 0,50 meter respectievelijk 1,75 meter boven maaiveld zoals op bijlage A is aangegeven en een dichtheid van 5 (vijf) planten per strekkende meter. De wederpartij of opvolgend verkrijger is te allen tijde aansprakelijk voor de instandhouding van en het onderhoud aan vorenbedoelde beukenhaag.
12. Kettingbeding.
a. De wederpartij is verplicht en verbindt zich jegens de gemeente, die dit voor zich aanvaardt, het bepaalde in artikel 10 (gedoogverplichting), 11 (erfafscheiding) en 14 (boetebeding) bij overdracht van het geheel of een gedeelte van de grond, alsmede bij de verlening daarop van een beperkt recht, aan de nieuwe eigenaar of beperkt gerechtigde op te leggen en in verband daarmee, om het in artikel 10, 11 en 14 bepaalde in de akte van eigendomsoverdracht of verlening van beperkt recht woordelijk op te nemen, zulks op verbeurte van een direct opeisbare boete van f. 25.000,-- (zegge: vijfentwintigduizend gulden) ten behoeve van de gemeente, met bevoegdheid voor deze laatste om daarnaast nakoming en/of de eventueel meer geleden schade te vorderen.
b. Op gelijke wijze als hierboven bepaald, verbindt de wederpartij zich jegens de gemeente tot het bedingen bij wijze van derdenbeding van de nieuwe eigenaar of beperkt gerechtigde dat ook deze zowel het bepaalde in artikel 10, 11 en 14 als de verplichting om dit door te geven zal opleggen aan diens rechtsopvolger/beperkt gerechtigden. Elke opvolgende vervreemder neemt daarbij namens en ten behoeve van de gemeente het beding aan.
14. Boetebeding.
Wegens het niet, niet tijdig of niet behoorlijk voldoen aan de verplichtingen zoals omschreven in de artikelen 10 (gedoogverplichting), 11 (erfafscheiding) en 13 (A.B.C.-bepaling), is de wederpartij of opvolgend verkrijger - na daarvan door het college van burgemeester en wethouders schriftelijk in gebreke te zijn gesteld - voor elke dag of gedeelte van de dag dat de niet, niet tijdige of niet behoorlijke nakoming voort duurt, een boete van f. 500,-- (zegge: vijfhonderd gulden) aan de gemeente verschuldigd. De invordering van deze boete zal niet plaatsvinden indien de wederpartij of opvolgend verkrijger alsnog aan zijn verplichtingen voldoet binnen de door het college van burgemeester en wethouders te stellen termijn.”
3. X heeft blijkens een onderhandse akte gedateerd 23 maart 2000 een overeenkomst gesloten met Wijnen, waarbij hij van Wijnen een perceel grond kocht en deze zich verplichtte om ten behoeve van X daarop een woning conform een bij de overeenkomst horende tekening te bouwen.
4. De gemeente heeft bij notariële akte van 3 mei 2002 het door X gekochte perceel rechtstreeks aan X geleverd. In die akte is, behalve de gemeente en X, ook Wijnen als partij vermeld. In de akte van levering is in artikel 8 bepaald:
“Erfafscheiding
Op (een) gedeelte(n) van de erfgrens van het verkochte dient door de vennootschap (Wijnen, rechtbank) voor rekening van koper (X, rechtbank) of opvolgend verkrijger een erfafscheiding te worden gerealiseerd. Deze afscheiding dient te bestaan uit een beukenhaag (Fagus Sylvatica) met een hoogte van vijftig centimeter boven het maaiveld en een dichtheid van vijf planten per strekkende meter. Koper of opvolgende verkrijger is te allen tijde aansprakelijk voor de instandhouding van- en het onderhoud aan de hiervoor bedoelde beukenhaag.
De betreffende gedeelten van de erfgrens zijn schetsmatig aangegeven op een bij de onder A. genoemde koopovereenkomst behorende tekening gemerkt bijlage A, waarvan een copie aan deze akte is gehecht.
Boetebeding
Als koper of opvolgend verkrijger niet, niet tijdig of niet behoorlijk voldoet aan de hiervoor in dit artikel genoemde verplichtingen is koper of opvolgend verkrijger - na daarvan door het college van burgemeester en wethouders schriftelijk in gebreke te zijn gesteld - voor elke dag dat de niet, niet tijdige of niet behoorlijke nakoming voortduurt, een boete van vijfhonderd gulden (f 500,00) aan de gemeente verschuldigd. De invordering van deze boete zal niet plaatsvinden indien koper of opvolgend verkrijger alsnog aan zijn verplichtingen voldoet binnen de door het college van burgemeester en wethouders te stellen termijn.” Kettingbeding
Koper is verplicht en verbindt zich jegens de gemeente, die dit voor zich aanvaardt, het bepaalde in dit artikel bij overdracht van het geheel of een gedeelte van het verkochte alsmede bij de verlening daarop van een beperkt recht, aan de nieuwe eigenaar of beperkt gerechtigde op te leggen en in verband daarmee, om het in dit artikel bepaalde in de akte van overdracht of verlening van beperkt recht woordelijk op te nemen, zulks op verbeurte van een direct opeisbare boete van vijfentwintig duizend gulden (f 25.000,00) ten behoeve van de gemeente, met bevoegdheid voor deze laatste om daarnaast nakoming en/of de eventueel meer geleden schade te vorderen.
Op gelijke wijze als hierboven bepaald, verbindt koper zich jegens de gemeente tot het bedingen bij wijze van derdenbeding van de nieuwe eigenaar of beperkt gerechtigde dat ook deze zowel het bepaalde in dit artikel als de verplichting om dit door te geven zal opleggen aan diens rechtsopvolgers/beperkt gerechtigden. Elke opvolgende vervreemder neemt daarbij namens en ten behoeve van de gemeente het beding aan.”
5. Bij een aantal van de inmiddels gerealiseerde woningen staat geen beukenhaag op de erfafscheiding.
6. X heeft de gemeente bij brief van 11 september 2002 gesommeerd er voor te zorgen dat de bewoners die geen beukenhaag op hun erfgrens hebben binnen zeven dagen na 11 september 2002 een aanschrijving van de gemeente ontvangen, waarin zij ertoe worden gehouden binnen 14 dagen over te gaan tot het aanbrengen van een beukenhaag langs hun perceelsgrens. X heeft de gemeente in deze brief voorts gesommeerd de bewoners die niet voldoen aan deze verplichting een boete van f. 5.000,00 op te leggen voor iedere dag dat zij niet aan deze verplichting voldoen. De gemeente heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
Het geschil
7. X vordert, na wijziging van zijn eis, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de gemeente zal bevelen:
a. de bewoners van buurt 5 van het bestemmingsplan Passewaay Zuid te Tiel, althans de bewoners van de Zeelt, de Steur, de Ruisvoorn, de Brasem en de Kolblei, voor zover zij nog geen beukenhaag van de soort Fagus Sylvatica als omschreven in artikel 8 van de leveringsakte d.d. 3 mei 2000, althans de respectieve leveringsakten hunner woningen, hebben geplaatst schriftelijk in gebreke te stellen, alsmede de contractuele boete van € 226,89, althans het euro equivalent van f. 500,-- , aan te zeggen voor iedere dag dat de niet, niet tijdige of niet behoorlijke nakoming voortduurt, alsmede de bedoelde bewoners een termijn van vier weken, althans een redelijke termijn te stellen, om alsnog aan de verplichtingen tot het plaatsen van een beukenhaag van de soort Fagus Sylvatica conform artikel 8 van de leveringsakte d.d. 3 mei 2000, althans de respectieve leveringsakten hunner woningen te voldoen;
b. binnen 7 dagen na verloop van de voornoemde termijn voor behoorlijke nakoming daadwerkelijk over te gaan tot inning van de voornoemde boete, voor iedere dag dat de niet, niet tijdige of niet behoorlijke nakoming door de respectieve bewoners voortduurt. Zowel a. als b. op straffe van een dwangsom van € 500,--, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de gemeente in gebreke blijft aan die bevelen te voldoen.
8. X heeft hiertoe het volgende gesteld. Voor hem vormde de verplichting voor alle bewoners om een beukenhaag te planten een doorslaggevende reden om zijn huis te kopen, omdat door deze verplichting de wijk een groen aanzien zou krijgen. Het blijkt dat niet alle bewoners een beukenhaag op hun perceelsgrens hebben. Gezien de ondubbelzinnige bewoordingen van de bepalingen in de akte van levering mocht hij erop vertrouwen dat de gemeente de bewoners aan de in de individuele leveringsaktes vastgelegde verplichting zou houden. De gemeente pleegt jegens hem een onrechtmatige daad door in strijd met het bij hem opgewekte vertrouwen niet toe te zien op naleving van deze verplichting.
9. De gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
De beoordeling van het geschil
10. Bij akte van 15 oktober 2003 heeft X zijn eis gewijzigd. De gemeente heeft zich bij akte van 29 oktober 2003 verzet tegen de vermeerdering van eis die, aldus de gemeente, in deze wijziging besloten ligt. In het midden latend of hier daadwerkelijk sprake is van een vermeerdering van eis, overweegt de rechtbank dat de gemeente bij dupliek de gelegenheid heeft gehad om inhoudelijk in te gaan om de gewijzigde eis. De rechtbank heeft re- en dupliek juist toegestaan, ondanks de comparitie, met het oog op deze eiswijziging. De gemeente heeft verder geen omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat zij door de eiswijziging op onredelijke wijze is bemoeilijkt in haar verdediging of dat de procedure daardoor onredelijk wordt vertraagd, zodat de rechtbank geen reden ziet de eiswijziging buiten beschouwing te laten.
11. Voorop gesteld moet worden dat aan het wettelijk stelsel van het overeenkomstenrecht ten grondslag ligt dat een overeenkomst in beginsel slechts rechten en verplichtingen schept ten aanzien van de partijen bij die overeenkomt. Vast staat dat X geen partij is bij de overeenkomst tussen de gemeente en Wijnen, noch bij de overeenkomsten tussen Wijnen en de andere individuele bewoners. Evenmin is hij partij bij de leveringsaktes tussen de gemeente en de andere individuele bewoners. In het hierna volgende zal er veronderstellenderwijs vanuit worden gegaan dat al die leveringsaktes bepalingen bevatten identiek aan die van artikel 8 van de akte van levering aan X.
12. Uit geen van de hierboven geciteerde bepalingen volgt dat de gemeente jegens X de verplichting op zich heeft genomen om toe te zien op de naleving van de vermeende verplichting van de bewoners om een beukenhaag op hun erfgrens te planten.
13. Nu er tussen X en de gemeente geen contractuele grondslag is die het gevorderde kan dragen, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of een dergelijke verbintenis van de gemeente voortvloeit uit een onrechtmatige daad van de gemeente jegens X. X heeft gesteld dat de gemeente jegens hem onrechtmatig handelt door, in strijd met het opgewekte vertrouwen dat de gemeente toe zou zien op de plaatsing van beukenhagen in de wijk, geen actie te ondernemen tegen bewoners die geen beukenhaag op hun erfgrens hebben geplant. X ontleent dit vertrouwen aan de, volgens hem, ondubbelzinnige bewoordingen van de bepalingen uit de leveringsakte(s). Uit de tekst van de leveringsakte(s) volgt echter niet dat de gemeente op een dergelijke verplichting zal toezien, zodat niet in te zien valt hoe X dit vertrouwen hieruit kon afleiden.
14. Ter comparitie heeft X nog gesteld dat de notaris hem bij de eigendomsoverdracht van het perceel heeft verzekerd dat de gemeente zou toezien op de naleving van de verplichting tot het planten van een beukenhaag. Voor zover X hiermee bedoelt te stellen dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de gemeente zou toezien op de plaatsing van de beukenhagen, treft zijn stelling geen doel. De notaris is geen vertegenwoordiger van de gemeente en X mocht uit zijn uitspraken dan ook geen verwachtingen over het toezicht van de gemeente op een dergelijke verplichting afleiden. X heeft verder geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen voortvloeien dat hij erop mocht vertrouwen dat de gemeente toe zou zien op de naleving van de verplichting van de perceelseigenaren om een beukenhaag te realiseren.
15. Los van het ontbreken van een civielrechtelijke verplichting jegens X, heeft de gemeente ook niet de mogelijkheid de bewoners te verplichten tot het planten van een beukenhaag, zoals X wil. Uit artikel 8 van de leveringsaktes volgt slechts dat Wijnen, voor rekening van de perceelseigenaar of een opvolgend verkrijger, een beukenhaag dient te planten. Uit dat artikel volgt echter niet een verplichting voor de eigenaar zelf te planten, maar slechts een verplichting tot instandhouding van een eenmaal geplante haag. Bij gebreke van een verplichting tot zelf planten, kunnen de bewoners niet een boete van f 500,-- per dag verbeuren wegens niet voldoening daaraan. Weliswaar staat in artikel 11 van de overeenkomst tussen de gemeente en Wijnen dat Wijnen, of eventuele rechtsopvolgers, een beukenhaag moeten realiseren, maar bij deze overeenkomst zijn de bewoners geen partij. Dat zijn zij alleen bij de individuele leveringsaktes, maar daarin staat iets anders.
16. Op grond van hetgeen hierboven is overwogen zal de rechtbank de vordering afwijzen. De overige verweren van de gemeente behoeven daarom geen bespreking.
17. Als de in het ongelijk gestelde partij zal X worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De rechtbank, recht doende:
wijst de vordering van X af,
veroordeelt X in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op € 193,00 aan verschotten en € 1.365,00 aan salaris procureur,
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en uitgesproken in het openbaar op 14 april 2004.
De griffier De rechter