Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 103641 / HA ZA 03-1451
Datum vonnis: 7 april 2004
X,
wonende te A, Duitsland,
eiser bij dagvaarding van 26 augustus 2003,
procureur mr. W.H.B.M. Litjens,
advocaat mr. A.G.W. Leysen te Nijmegen,
de naamloze vennootschap
ZWOLSCHE ALGEMEENE SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagde,
procureur mr. J.M.J. Huver,
advocaat mr. B.F. Keulen te Utrecht.
Partijen worden hierna aangeduid als X en Zwolsche Algemeene.
1. Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 1 oktober 2003 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Verder zijn nog de volgende processtukken gewisseld:
* een akteverzoek van de zijde van X;
* een akteverzoek van de zijde van Zwolsche Algemeene.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1 Op 28 mei 2002 heeft er in Nijmegen een aanrijding plaatsgevonden tussen de aan X in eigendom toebehorende en door hem bestuurde Opel Astra en een Renault Megane.
2.2 De Renault iswas eigendom van de heer B en is korte tijd voorafgaand aan de aanrijding ontvreemd, terwijl de auto door de heer B was uitgeleend aan een kennis van hem, mevrouw C.
2.3 Conform de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) is de Renault verzekerd bij Zwolsche Algemeene. Hoewel Z
2.4 Bij brief van 21 november 2002 heeft de raadsman van X een expertiserapport van KFZ-Sachverständigenbüro F. Zschiesche te Kleve, opgemaakt op 29 september 2002, aan Zwolsche Algemeene toegestuurd. In dit rapport worden de reparatiekosten van de schade aan de Opel Astra van X begroot op € 5.265,64. De kosten van de expertise bedragen € 244,20. Namens X verzoekt de raadsman Zwolsche Algemeene daarom om uitkering van een bedrag van € 5.509,84.
2.5 Zwolsche Algemeene Fritsheeft bij brief van 5 december 2002 aan de raadsman van X een akte van cessie gezonden, waarin de Zwolsche Algemeene van X voor een bedrag van € 4.295,93 koopt en in cessie aanvaardt: “alle rechten, zowel huidige als toekomstige, die cedent in verband met het in de considerans genoemde ongeval jegens wie dan ook kan doen of zal kunnen doen gelden”. In de akte van cessie staat tot slot: “Cedent verklaart de koopprijs van de cessionaris te hebben ontvangen en haar daarvoor zonder enig voorbehoud te kwiteren.”
2.6 Op 6 januari 2003 heeft de raadsman van X de door zijn cliënt ondertekende akte van cessie aan Zwolsche Algemeene geretourneerd. In de begeleidende brief verzoekt de raadsman Zwolsche Algemeene om spoedige betaling en verzoekt de raadsman om op korte termijn tot betaling over te gaan. Tot slot schrijft hij in zijn brief: “Op de verdere door cliënt geleden schade kom ik binnenkort terug”.
2.7 Zwolsche Algemeene heeft het in de akte van cessie opgenomen bedrag aan X voldaan. Eind januari 2003 heeft X de schade aan de Opel Astra laten reparerenvan Fritz .
2.8 Bij brief van 28 januari 2003 heeft de raadsmand van X Zwolsche Algemeene gesommeerd om binnen 14 dagen tot vergoeding van gevolgschade over te gaan. Zwolsche Algemeene heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
3.1 X stelt behalve de reparatiekosten van de Opel Astra ook schade te hebben geleden als gevolg van het feit dat hij vanaf de datum van het ongeval, eind mei 2002, tot de datum van reparatie, tot eind januari 2003, niet heeft kunnen beschikken over de Opel Astra, die hij bedrijfsmatig, in het kader van de exploitatie van zijn koeriersdienst, gebruikte. Behalve de Opel Astra was X ook eigenaar van een Ford Transit, welke auto hij aan derden verhuurde. Bij gebreke van de Opel Astra heeft hij deze Ford Transit zelf moeten inzetten voor zijn koeriersdiensten, waardoor hij de verhuurkomsten voor de Ford Transit is misgelopen. Ook stelt X heeft hij extra brandstofkosten te hebben gemaakt omdat de Ford Transit een hoger brandstofgebruik heeft en heeft hij de Opel Astra in afwachting van de reparatie bij derden moeten stallen. X stelt de als gevolg van het een en ander de volgende (gevolg)schade te hebben geleden:
a. Taxikosten naar Kleve: € 64,71,
b. Inkomstenderving en extra brandstofkosten:
- ontbreken auto voor koeriersdiensten op 28, 29 en 30 mei 2002: € 768,= exclusief BTW,
- extra brandstofkosten Ford Transit in de periode juni 2002 tot eind januari 2003: € 5.610,=,
- inkomstenderving 1 juni tot 15 juli 2002: € 793,44,
- inkomstenderving van 15 juli 2002 tot 1 februari 2003: € 2.734,25 (gemiddeld € 468,45 per maand);
c. Kosten ter vaststelling van de schade (kopieerwerk e.d.): € 96,11,
d. StallingskostenStallingskosten Opel Astra van 1 juni 2002 tot 1 februari 2003: € 1.186,=,
e. Administratie- en telefoonkosten: forfaitair vastgesteld op € 200,=.
X stelt voorts buitengerechtelijke incassokosten te hebben gemaakt en maakt conform de aanbevelingen van het rapport Voorwerk II aanspraak op een bedrag van € 780,=.
3.2 X vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Zwolsche Algemeene te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 10.619,80, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 februari 2003 tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede tot betaling van een bedrag van € 780,= ter zake van buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van Zwolsche Algemeene in de kosten van het geding.
3.3 Zwolsche Algemeene stelt zich primair op het standpunt dat zij niet gehouden is tot vergoeding van de schade van X op grond van de uitsluitingsgrond van art.ikel 3 lid 1 WAM. Bij wege van subsidiair verweer beroept Zwolsche Algemeene zich op de door beide partijen ondertekende akte van cessie. Daarin heeft X elke vordering ten aanzien van de aanrijding aan Zwolsche Algemeene gecedeerduit handen gegeven en heeft hij de Zwolsche Algemeene zonder enig voorbehoud kwijting verleend. Meer subsidiair stelt Zwolsche Algemeene zich op het standpunt dat X in strijd heeft gehandeld met zijn schadebeperkingsplicht en dat de door hem gevorderde gevolgschade excessief is. Voorts betwist Zwolsche Algemeene de door X gestelde schade en de hoogte van de diverse schadeposten.
4. De beoordeling van het geschil
Ten aanzien van de bevoegdheid
4.1 De rechtbank overweegt ambtshalve dat zij is op grond van art. 10 van de EEX-Verordening (44/2001) betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, 102 Rv.bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen.
Ten aanzien van het toepasselijke recht
4.2 Partijen hebben zich niet uitdrukkelijk uitgelaten over het toepasselijke recht. Nu partijen hun stellingen hebben toegesneden op het Nederlandse recht, begrijpt de rechtbank dat partijen voor de toepasselijkheid van het Nederlandse recht hebben gekozen.
Ten aanzien van art. 3 lid 1 WAM
4.3 Het primaire verweer van Zwolsche Algemeene strekt tot uitsluiting van verzekeringsdekking op grond van art. 3 lid 1 WAM, omdat er sprake was van diefstal van de Renault voorafgaand aan de aanrijding met de Opel Astra. Zwolsche Algemeene heeft in dat kader een registratieformulier van de politie met betrekking tot de aanrijding, een proces-verbaal van aangifte en een brief van de politie Gelderland-Zuid in het geding gebracht.
4.4 X achtvoert aan dat het verweer van Zwolsche Algemeene tardief en stelt dat het bovendien faalt, omdat en diefstal niet vaststaat, nu uit de aangifte bij de politie niet onomstotelijk is gebleken van een oogmerk tot wederrechtelijke toeëigening, zodat de diefstal niet is komen vast te staan. X meent dat a.an Zwolsche Algemeene daarom geen beroep toekomt op de uitsluitingsgrond van art. 3 lid 1 WAM.Fritz acht het verweer bovendien tardief.
4.5 De rechtbank overweegt dat het beroep van Zwolsche Algemeene op art. 3 lid 1 WAM niet tardief is, nu . Zwolsche Algemeene heeft zich jegens X reedsvan aanvang aan (in ieder geval al bij brief van 9 juli 2002 (overgelegd als productie 2 voorafgaand aan de comparitie van partijen) kenbaar gemaakt dat zij zich op het standpunt heeft gestelde dat er volgens haar sprake was van een uitsluitingsgrond in de zin van art. 3 lid 1 WAM, op grond waarvan zij meende niet gehouden te zijn tot vergoeding van schade aan X. Ten aanzien van de gegrondheid van het dat beroep op die uitsluitingsgrond overweegt de rechtbank als volgt.
4.6 Zwolsche Algemeene beroept zich op aArt. 3 lid 1 WAM. Ingevolge art. 3 lid 1 WAM moet luidt: “Dde verzekering moet dekken de burgerrechtelijke aansprakelijkheid dekken,, waartoe het motorrijtuig in het verkeer aanleiding kan geven, (…), zulks met uitzondering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van hen die zich na het sluiten van de verzekering door diefstal of geweldpleging de macht over het motorrijtuig hebben verschaft (…).” Ter onderbouwing van haar stellingen verwijst Zwolsche Algemeene onder meer naar het proces-verbaal van aangifte bij de politie niet. De heer D heeft namens Zwolsche Algemeene ter gelegenheid van de comparitie van partijen zelf verklaard dat uit de aangifte niet duidelijk bleek dat sprake was van een oogmerk om de auto mee te nemen. Voorts verwijst Zwolsche Algemeene naar het registratieformulier, de brief van de Politie Gelderland-Zuid, de akte van cessie en de brief van Zwolsche Algemeene van 9 juli 2002. Het in het geding gebrachte registratie-formulier ziet alleen op de toedracht van de aanrijding. Op dit formulier ontbreken de gegevens met betrekking tot de identiteit van de bestuurder van de Renault die het ongeval heeft veroorzaakt. De brief van de Politie Gelderland-Zuid vermeldt slechts dat er te weinig aanknopingspunten zijn en dat geen nader onderzoek wordt ingesteld. De heer Sterkenburg heeft namens Zwolsche Algemeene ter gelegenheid van de comparitie van partijen zelf verklaard dat uit de aangifte niet duidelijk bleek dat sprake was van een oogmerk om de auto mee te nemen. Dat was volgens hem ook de reden dat Zwolsche Algemeene in december 2002 besloot tot de cessie, naar zijn zeggen om een verhaalsactie jegens het Waarborgfonds te ondernemen. De rechtbank overweegt dat iIn de door beide partijen ondertekende akte van cessie staat mevrouw C als bestuurder van de Renault wordt vermeld en wordt geen melding gemaakt van diefstal. Tot slot is er nog een brief van Zwolsche Algemeene aan de raadsman van X van 9 juli 2002, waarin zij schrijft dat de dief is aangehouden, maar Zwolsche Algemeene is daarop nadien niet meer teruggekomen.
4.7 Alles bij elkaar genomen en in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat er sprake was van een oogmerk tot wederrechtelijke toeëigening, zodat de is van diefstal van de Renault autoniet is komen vast te staan.in de zin van art. 130 Sr. Zwolsche Algemeene heeft daartoe in deze procedure althans onvoldoende gesteld. Voor nadere bewijslevering is dandaarom geen plaats meer meer. Op grond van het voorgaande komt Aaan Zwolsche Algemeene geen beroep toe op de uitsluitingsgrond van art. 3 lid 1 WAM.
Ten aanzien van de akte van cessie
4.8 Zwolsche Algemeene steltheeft aangevoerd dat X in de akte van cessie al zijn vorderingen ter zake van de aanrijding op 28 mei 2002 aan Zwolsche Algemeene heeft overgedragen en dat hij haar daarbij zonder enig voorbehoud finale kwijting heeft verleend aan Zwolsche Algemeene.
4.9 X stelt dat in de begeleidende brief van Zwolsche Algemeene bij de akte van cessie alleen sprake was van vergoeding van autoschade en expertisekosten. X zegt geen finale kwijting met betrekking tot de gevolgschade te hebben kunnen verlenen, omdat die schade nog niet was becijferd. X stelt voorts de Nederlandse taal niet zodanig te beheersen dat de inhoud en strekking van de akte van cessie hem volkomen duidelijk waren. X heeft ter comparitie verklaard werd destijds te zijn bijgestaan door een Duitse advocaat.
4.10 De rechtbank overweegt allereerst dat de omstandigheid dat X de Nederlandse taal onvoldoende beheerst om de inhoud en strekking van de akte van cessie volledig te hebben kunnen begrijpen, een omstandigheid is die voor zijn risico komt. Uit de begeleidende brief bij retournering van de ondertekende akte van cessie alsmede uit eerdere correspondentie tussen partijen leidt de rechtbank af, dat X destijds werd bijgestaan door een advocaat, die verbonden was aan een Nederlands advocatenkantoor. X danwel zijn advocaat hadden zich ervan moeten vergewissen dat de inhoud en strekking van de akte van cessie voor X voldoende duidelijk waren, alvorens hij tot ondertekening ervan overging.
4.11 De rechtbank overweegt voorts dat eEen authentieke of onderhandse akte levert, tenzij dit zou kunnen leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat, ten aanzien van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs oplevert van de waarheid van die verklaring, tenzij dit zou kunnen leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat en behoudens tegenbewijs. Het staat de rechter vrij dit tegenbewijs geleverd te achten indien hij op grond van de in het geding gebleken feiten bewezen acht dat de in de akte opgenomen verklaring onjuist is (vgl. HR 1 januari 2001, NJ 2001, 612).
4.12 De rechtbank stelt voorop is van oordeel ddat de uit de inhoud van de akte van cessie zelf niet blijkt van enig voorbehoud van X ten aanzien van de door hem verleende kwijting van Zwolsche Algemeene. Naar het oordeel van de rechtbank kan de inhoud van deze akte echter niet los worden gezien van de briefwisseling tussen partijen bij het toezenden en retourneren ervan. Blijkens deIn de begeleidende brief bij toezending van de akte door van Zwolsche Algemeene van 5 december 2002, waarbij de akte van cessie is toegezonden, schrijft Zwolsche Algemeene aan de raadsman van X echter betreft het door Zwolsche Algemeene voorgestelde bedrag (alleen) de vergoeding van de autoschade op basis van totaal verlies (dagwaarde van de auto minus de opbrengst van de restanten minus 16% BTW), vermeerderd met de kosten van schadevaststelling. In de begeleidende brief bij het retourneringen van de akte aan Zwolsche Algemeene d.d. 6 januari 2003 schrijft de raadsman van X dat hij op de verdere door zijn cliënt geleden schade binnenkort zal terugkomen. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat Dit betekent dat X, naast vergoeding van zijn autoschade, wel degelijk een duidelijk voorbehoud maakte ten aanzien van de vergoeding van gevolgschade. De rechtbank is van oordeel dat dat ook . Gezien de formulering van de laatste zin in de brief van de raadsman van Fritz aan Zwolsche Algemeene van 6 januari 2003 had dit voor Zwolsche Algemeene ook zonder meer kenbaar moet zijn geweest danwel kenbaar had moeten zijn geweest. Zwolsche Algemeene heeft op deze brief geen inhoudelijke reactie meer gegeven. In het licht bezien van de inhoud van de hiervoor bedoelde brieven komt de rechtbank tot het oordeel, dat de in de akte van cessie bedoelde opgenomen kwijting van X daarom alleen geacht moet worden te zien op de vergoeding van autoschade en expertisekosten en niet op eventuele de vergoeding van gevolgschade die X leed danwel nog zou lijden. De rechtbank acht daarmee in het onderhavige geval hhet onder hiervoor onder 4.11 bedoelde tegenbewijs geleverd. Dit betekent dat X door ondertekening van de akte van cessie zijn vorderingsrecht met betrekking tot de vergoeding van gevolgschade niet heeft prijsgegeven.
Ten aanzien van de schade
4.13 Dan komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de door Fritz opgevoerde schadeposten. Zwolsche Algemeene meent dat X zich niet heeft gehouden aan zijn schadebeperkingsplicht en daardoor de schade onnodig heeft laten oplopen. X had niet behoeven te wachten met het becijferen van zijn schadevorderingen totdat de aansprakelijkheid voor de schade vaststond. Zwolsche Algemeene erkent dat sprake is van gevolgschade door het uitvallen van de auto, maar meent dat de schade aan de auto veel eerder had kunnen worden vastgesteld, waardoor de auto ook eerder had kunnen worden gerepareerd. Daardoor zou de gevolgschade beperkt zijn gebleven. Zwolsche Algemeene betwist de aan de berekening van X ten grondslag gelegde bedragen, kilometrages en het benzineverbruik. Ook verwart X volgens Zwolsche Algemeene het begrip inkomstenderving met omzetderving.
4.14 X stelt dat het huren de huur van een vervangende auto veel duurder zou zijn geweest dan de oplossing die hij nu heeft gekozen, namelijk het gebruik van de Ford Transit voor zijn koeriersdienst. Vanwege zijn financiële situatie beschikte hij pasniet eerder over voldoende geld voor de reparatie van de auto dan na de betaling eendoor Zwolsche Algemeene over voldoende geld voor de reparatie van de Opel Astra.
Hij stelt het geld evenmin te hebben kunnen lenen.
4.15 De rechtbank overweegt allereerst dat de Opel Astra eind januari 2003 is gerepareerd, acht maanden na de aanrijding op 28 mei 2002. Getuige de in het geding gebrachte correspondentie heeft X twee maanden na de aanrijding, bij brief van zijn raadsman van 2 juli 2002, Zwolsche Algemeene formeel om erkenning van haar aansprakelijkheid verzocht. Bij die gelegenheid heeft hij niet verzocht om een schadevaststelling. Uit de stukken blijkt dat pas eind september 2002 een expertiserapport is opgesteld. X heeft hiervoor geen reden opgegeven. De rechtbank is van oordeel dat, gezien de gestaag toenemende schade aan de zijde van X vanaf de aanrijding op 28 mei 2002 (derving van verhuurinkomsten, stallingskosten, etcetera), het op de weg van X had gelegen om Zwolsche Algemeene in een vroeg stadium op de hoogte te brengen van zijn financieel onvermogen om de Opel Astra te laten repareren en zodoende de gevolgschade te beperken, ook al stond nog niet vast bij wie de uiteindelijke aansprakelijkheid voor de schade zou komen te liggen. Hoewel (de raadsman van) X in zijn brieven aan Zwolsche Algemeene regelmatig heeft aangedrongen op een spoedige behandeling van de zaak, omdat de schade opliep, heeft (de raadsman van) X Zwolsche Algemeene pas bij brief van 21 november 2002 meegedeeld dat X de Opel Astra niet (eerder) kon laten repareren vanwege zijn financiële situatie. Door hiervan pas in een laat stadium melding te maken bij Zwolsche Algemeene heeft X Zwolsche Algemeene de mogelijkheid ontnomen om in een vroeg(er) stadium te handelen, bijvoorbeeld door eerder over te gaan tot uitkering van een voorschot, en heeft de schade steeds hoger op kunnen lopen.
4.16 De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot het oordeel dat X onvoldoende heeft gedaan om zijn (gevolg)schade te beperken terwijl gesteld noch gebleken is dat hij daartoe niet in de gelegenheid was. Het gevolg is dat een deel van de door X opgevoerde gevolgschade voor zijn rekening dient te blijven. Afgezien van de vraag welke schadeposten als gevolgschade voor vergoeding in aanmerking komen, rijst de vraag over welke periode X aanspraak kan maken op vergoeding van gevolgschade. Zwolsche Algemeene heeft op dit punt geen termijn genoemd. In het overgelegde expertiserapport wordt een reparatieperiode van acht tot negen werkdagen genoemd. Rekening houdende met een redelijke termijn voor aansprakelijkstelling, schadevaststelling, reparatie en financiële afhandeling, stelt de rechtbank de periode waarover X aanspraak kan maken op vergoeding van zijn vervolgschade ex aequo et bono vast op maximaal drie maanden. Dit betekent dat ervan uit wordt gegaan dat X op 1 september 2002 weer over zijn (bedrijfs)auto had kunnen beschikken, zodat hij over de periode van 28 mei 2002 tot 1 september 2002 aanspraak kan maken op vergoeding van (een deel van) zijn gevolgschade. Op de afzonderlijke schadeposten zal hierna worden ingegaan.
Taxikosten
4.17 X vordert € 64,71 aan taxikosten. Zwolsche Algemeene heeft de hoogte van deze schadepost betwist. Bij gebreke van een bon of betalingsbewijs van deze kosten acht de rechtbank deze en Zwolsche Algemeene heeft volstaan met een algemene, niet nader gemotiveerde betwisting van deze post. De rechtbank acht een bedrag van € 64,71 wegens taxikosten niet onredelijk noch onaanvaardbaar hoog, zodat deze post niet toewijsbaar is.
Iinnkomstenderving en extra brandstofkosten
4.18 Zwolsche Algemeene meent dat het mislopen van koeriers-opdrachten en het derven van verhuurinkomsten beschouwd moet worden als omzetderving en niet als inkomstenderving. X heeft op dit verweer niet gereageerd noch zijn stellingen terzake nader onderbouwd.
4.19 De rechtbank acht het verweer van Zwolsche Algemeene gegrond, nu het onbetwist gaat om gelden die X is misgelopen in het kader van de uitoefening van zijn koeriersdienst, derhalve om omzetderving. Hoewel concrete gegevens met betrekking tot de verhouding van omzet tot inkomsten in het onderhavige geval ontbreken en het hier kennelijk gaat om een eenmansbedrijf, neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat de inkomsten (na aftrek van belasting en kosten) 50% van de omzet bedragen, zodat dat percentage bij de berekening van de inkomstenderving zal worden gehanteerd.
4.20 X heeft ter onderbouwing van zijn inkomstenderving als gevolg van ten aanzien van het ontbreken van zijn auto voor koeriersdiensten op 28, 29 en 30 mei 2002 bij akte een verklaring overgelegd van E, voor wie hij op de hiervoor bedoelde dagen koerierswerkzaamheden zou verrichten. Zwolsche Algemeene heeft, afgezien van haar algemene en niet nader gemotiveerde betwisting van alle posten die Fritz heeft opgevoerd, hierop niet meer gereageerd. De rechtbank acht deze post daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 384,=, zijnde 50% van het gevorderde bedrag, naar aanleiding van deze verklaring niets meer aangevoerd. De opgevoerde post van € 768,= exclusief BTW acht de rechtbank daarom toewijsbaar.
4.21 Ter onderbouwing van de gederfde verhuurinkomsten in de periode van 1 juni tot 15 juli 2002 voor de Ford Transit heeft X een verklaring van de firma Courierpartner Limited overgelegd. Voor de berekening van gederfde verhuurinkomsten na 15 juli 2002 heeft X de gemiddelde omzet over een periode van twee jaar genomen. Ter onderbouwing van die berekening heeft X een groot aantal facturen overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat, gezien de onderbouwing van X van zijn vordering op dit punt, Zwolsche Algemeene niet mocht volstaan met een algemene en ongemotiveerde betwisting daarvan. De rechtbank acht daarom een deel van het gevorderde bedrag wegens inkomstenderving toewijsbaar, wederom met het uitgangspunt van 50% van de opgegeven bedragen voor een periode van (in totaal) drie maanden. Voor de periode van 1 juni tot 15 juli 2002 is dan een bedrag van € 396,72 (50% van € 793,44) toewijsbaar en voor de periode van 15 juli tot 1 september 2002 is een bedrag van € 351,34 (50% van anderhalve maand x € 468,45) toewijsbaar.
extra brandstofkosten
4.21 Fritz voert twee posten op wegens inkomstenderving en een post in verband met extra brandstofkosten. De rechtbank is met Zwolsche Algemeene van oordeel dat het mislopen van verhuurinkomsten in dit geval beschouwd moet worden als omzetderving en niet als inkomstenderving. De rechtbank is voorts van oordeel dat op Fritz een schadebeperkingsplicht rustte en dat Fritz die plicht ten aanzien van het tijdstip waarop hij de Opel Astra heeft laten repareren, heeft geschonden. De heer Sterkenburg heeft namens Zwolsche Algemeene tijdens de comparitie van partijen gezegd dat naar zijn mening uit het Duitse expertiserapport blijkt dat de auto nog kon rijden met wat simpele reparaties. Dat is door Fritz niet betwist.
4.22 Gezien de gestaag toenemende schade (omzetderving wegens gemiste verhuurinkomsten en een in verhouding hoog brandstofverbruik van de Ford Transit) vanaf het moment van het ontstaan van de schade aan de auto, had het op de weg van Fritz gelegen om Zwolsche Algemeene tijdig op de hoogte te brengen van zijn financieel onvermogen om de auto te laten repareren en zodoende de (gevolg)schade te beperken, ongeacht de vraag bij wie de uiteindelijke aansprakelijkheid zou komen te liggen. Gesteld noch gebleken is dat Fritz dat heeft gedaan. Door dit na te laten heeft Fritz Zwolsche Algemeene de mogelijkheid ontnomen om (eerder) te handelen danwel een voorschot te betalen. Fritz heeft in dat opzicht in strijd gehandeld met zijn schadebeperkingsplicht. De rechtbank neemt bij haar oordeel ook mee dat Fritz vanaf (in ieder geval) juli 2002 werd bijgestaan door een advocaat in Nederland. Het gevolg van het schenden van die schadebeperkingsplicht is dat een deel van de door Fritz opgevoerde kosten voor zijn rekening komen.
De vraag is dan hoe zich dit vertaalt naar de door Fritz gevorderde bedragen. In dit verband speelt nog mee dat pas eind september 2002 een expertiserapport is opgesteld, zodat toen pas de reparatiekosten van de auto bekend waren. Gesteld noch gebleken is dat Fritz de expertise niet al veel eerder had kunnen laten doen. De reden daarvoor Dat staat immers los van de uiteindelijke aansprakelijkheid. Uit het expertiserapport blijkt niet dat de auto total loss was, dus met inachtneming van een termijn van één maand voor de reparatie van de auto, is de rechtbank van oordeel dat in ieder geval drie maanden na het ongeval de auto gerepareerd had kunnen zijn en weer aan Fritz ter beschikking zou hebben kunnen staan ten behoeve van zijn bedrijfsvoering. , betekent dat de auto eind oktober 2002 gerepareerd zou kunnen zijn geweest. Aangezien zowel de periode waarover er wel gevolgschade De vraag is over welke periode de gevolgschade toewijsbaar is en of de door Fritz opgevoerde posten reëel zijn. De rechtbank
-ontbreken auto voor koeriersdiensten op 28, 29 en 30 mei 2002: € 768,= exclusief BTW,
-extra brandstofkosten Ford Transit in de periode juni 2002 tot eind januari 2003: € 5.610,=,
-inkomstenderving 1 juni tot 15 juli 2002: € 793,44,
-inkomstenderving van 15 juli 2002 tot 1 februari 2003: € 2.734,25 (gemiddeld € 468,45 per maand);
f.Kosten ter vaststelling van de schade (kopieerwerk e.d.): € 96,11,
g.Stallingskosten Opel Astra van 1 juni 2002 tot 1 februari 2003: € 1.186,=,
h.Administratie- en telefoonkosten: forfaitair vastgesteld op € 200,=.
4.22 Ten aanzien van de kosten van extra brandstofverbruik wordt overwogen dat X zijn berekening op dit punt onvoldoendeop geen enkele wijze heeft toegelicht en met relevante stukken danwel nader heeft onderbouwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat X op dit punt niet heeft voldaan aan zijn stelplicht heeft voldaan, zodat ook nadere bewijslevering niet aan de orde is. Deze post is daarom niet toewijsbaar.
stallingskosten
4.23 X heeft ter zake van deze post een rekening van Autohaus Könen overgelegd, waaruit blijkt dat de stallingskosten € 150,= per maand bedroegen. Ook ten aanzien van deze post heeft Zwolsche Algemeene volstaan met een ongemotiveerde betwisting, welke de rechtbank in het licht van de onderbouwde stelling van X onvoldoende acht. De rechtbank acht daarom de stallingskosten voor een periode van drie maanden toewijsbaar (€ 450,=).
buitengerechtelijke kosten
4.24 X heeft ter zake van buitengerechtelijke kosten een bedrag gevorderd dat overeenkomt met twee punten van het toepasselijke liquidatietarief. X verwijst daarbij onder meer naar de uitgebreide briefwisseling tussen partijen voorafgaand aan deze procedure. Bij gebreke van een gemotiveerde betwisting van Zwolsche Algemeene op dit punt, acht de rechtbank het door X gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten toewijsbaar.
administratiekosten, telefoonkosten en kopieerkosten
4.25 X heeft naast buitengerechtelijke kosten ook vergoeding van administratiekosten, telefoonkosten en kopieerkosten gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten geacht kunnen worden te zijn begrepen in het forfaitaire bedrag tot een beloop van twee punten van het liquidatietarief ter zake van buitengerechtelijke kosten. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
Ten aanzien van de vordering
4.26 Alles bij elkaar genomen is toewijsbaar een bedrag van in totaal € 1.582,06, waarvan € 384,= exclusief BTW, als vergoeding wegens gevolgschade, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals gevorderd – en waartegen geen verweer is gevoerd –, alsmede een bedrag van € 780,= wegens buitengerechtelijke kosten.
Proceskosten
4.27 Aangezien partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, is er aanleiding de proceskosten tussen hen te compenseren.
veroordeelt Zwolsche Algemeene om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan X te betalen een bedrag van € 1.582,06, waarvan € 384,= exclusief BTW, wegens gevolgschade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 11 februari 2003 tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede een bedrag van € 780,= wegens buitengerechtelijke kosten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.C.J. van Bavel en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2004.