4.17 Hieruit volgt gezien de overeenstemming met het huidige geschil dat artikel 1 a WoK, dat zoals zo-even vastgesteld, verbiedt dat Ladbrokes kansspelen via www.ladbrokes.com aanbiedt, een be-perking van het vrij verrichten van diensten, als bedoeld in artikel 49 EG-verdrag, vormt.
4.18 De rechtbank zal vervolgens onderzoeken of de beperking wordt gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang, zoals die zijn geformuleerd in de rechtspraak van het HvJ EG. Volgens het HvJ EG gaat het in verband met het aanbieden van kansspelen om bescherming van de consumenten, fraudebestrij-ding en het voorkomen dat burgers tot geldverkwisting door gok-ken worden aangespoord (Gambelli, punt 67). Op basis van deze doelstellingen vastgestelde beperkingen dienen daarnaast op niet-discriminatoire wijze te worden toegepast, geschikt te zijn om het ermee beoogde doel te bereiken en niet verder te gaan dan nood-zakelijk is. Wat de geschiktheid betreft om deze doelstellingen te verwezenlijken dienen de beperkingen ertoe bij te dragen dat de activiteiten met betrekking tot weddenschappen op samenhan-gende en stelselmatige wijzen worden beperkt (Gambelli, punt 67). De beperkingen dienen in elk geval te beantwoorden aan het streven, de gelegenheden om te spelen echt te verminderen. Voorts mag de financiering van sociale activiteiten uit de inkom-sten uit toegelaten spelen slechts een gunstig neveneffect en niet de daadwerkelijke rechtvaardigingsgrond van het gevoerde re-strictieve beleid zijn (Gambelli, punt 62). Verder volgt uit punt 26 van het arrest van het HvJ EG van 13 november 2003, C-42-02, Lindman, dat er statistische of andere gegevens dienen te zijn waaruit kan worden geconcludeerd dat de deelneming aan de (buitenlandse) kansspelen ernstige risico’s inhoudt en dat er een bijzondere samenhang bestaat tussen dergelijke risico’s en de deelname van onderdanen van de betrokken lidstaat aan in ande-re lidstaten georganiseerde loterijen. Ten slotte geldt dat de nati-onale autoriteiten over voldoende beoordelingsvrijheid dienen te beschikken om te bepalen wat noodzakelijk is voor de bescher-ming van de spelers en, meer in het algemeen, rekening houdend met de sociale en culturele bijzonderheden van iedere lidstaat, voor de bescherming van de maatschappelijke orde, zowel met betrekking tot de organisatie van loterijen en de hoogte van de inleg als met betrekking tot de bestemming van opbrengsten er-van( HvJ EG 21 oktober 1999, C-67/98, NJ 2000, 157, Zenatti, punt 15).
De WoK en het nationale beleid
4.19 De uitgangspunten van de WoK en het daarop gebaseerde over-heidsbeleid zijn onlangs door de Minister van Justitie als volgt verwoord: “Het algemene belang dat de regering voor ogen staat bij het reguleren en beheersen van kansspelen als hoofddoelstelling van het beleid, is het tegengaan van gokverslaving, het beschermen van de consument en het tegengaan van illegaliteit en criminaliteit” (Bijl. TK 24 036 en 25 557 (2003-2004) nr. 295). Deze uitgangs-punten sporen naar het oordeel van de rechtbank met de volgens het HvJ EG toelaatbare beperkingen op het vrij verrichten van diensten.
4.20 Het Nederlands wettelijke stelsel wordt daardoor gekenmerkt dat er een beperkt aantal vergunninghouders is aan wie het is toege-staan gelegenheid te bieden deel te nemen aan kansspelen, dat deze vergunninghouders zijn gebonden aan regels omtrent onder meer de vorm van de kansspelen, de frequentie en de inleg en omtrent de besteding van de opbrengsten van de kansspelen. Een dergelijk selectief vergunningenstelsel is in het algemeen geschikt om de bovengenoemde doelstellingen van consumentenbe-scherming, fraudebestrijding en beteugeling van de goklust te re-aliseren. Zo’n stelsel zal, indien op samenhangende en stelselma-tige wijze uitgevoerd, ertoe leiden dat de gelegenheden om te spelen echt verminderen. Naar het oordeel van de rechtbank wil dit laatste zeggen dat de gelegenheden om te spelen tengevolge van het restrictieve beleid relevant minder zijn dan zonder het re-strictieve beleid. Met andere woorden: het beleid hoeft er niet op gericht te zijn dat het deelnemen aan kansspelen geheel wordt af-gebouwd.
4.21 Tussen partijen is niet in geschil dat artikel 1 a WoK niet discri-minatoir is. Ook buitenlandse (rechts-)personen komen in aan-merking voor een vergunning. Zo is de vergunning voor het orga-niseren van paardenweddenschappen enige tijd verleend aan een Nederlandse dochteronderneming van Ladbrokes en is zij thans verleend aan een Nederlandse dochteronderneming van een Noordamerikaans bedrijf. Aan het feit dat de vergunning in beide gevallen is verleend aan een Nederlandse dochteronderneming van de buitenlandse concerns, komt geen doorslaggevende bete-kenis toe. Het is ook niet gesteld dat uit de WoK voortvloeit dat de vergunninghouder een Nederlandse (rechts-)persoon dient te zijn.
De kritiek van Ladbrokes op het Nederlandse beleid
4.22 Ladbrokes heeft echter op een aantal aspecten gewezen, die vol-gens haar meebrengen dat het Nederlandse stelsel niet voldoet aan de eis dat de deelname aan kansspelen op samenhangende en stelselmatige wijze wordt beperkt.
4.23 In de eerste plaats stelt Ladbrokes dat het de vergunninghouders wordt toegestaan op grote schaal reclame te maken voor de door hen aangeboden kansspelen, ook op radio en TV, wat haar op grond van de Engelse regelgeving niet is toegestaan. Zo heeft de Lotto in 2002 ± € 25 miljoen aan reclame en marketing besteed. De vergunninghouders hebben gezamenlijk een zodanig bedrag aan televisiereclame in dat jaar besteed dat zij als “branche” op de zevende plaats qua bestedingen staan. De vergunninghouders sturen voorts direct mail via diverse kanalen, waarin wordt opge-roepen deel te nemen aan kansspelen. De vergunninghouders werken mee aan TV-programma’s die tot effect hebben dat kijkers worden aangespoord deel te nemen aan kansspelen. Ten slotte sponsoren de vergunninghouders belangrijke evenementen, zoals Holland Casino de Eredivisie Betaald Voetbal.
4.24 Voorts heeft Ladbrokes erop gewezen dat uit de jaarverslagen van de Lotto en Holland Casino blijkt dat deze vergunninghouders te-veel de vrije teugels krijgen bij het gelegenheid bieden tot deel-name aan kansspelen. Uit deze jaarverslagen blijkt dat deze ver-gunninghouders als belangrijkste doelstellingen vergroting van het marktaandeel en omzetmaximalisatie hebben. De markt voor de vergunninghouders neemt volgens Ladbrokes jaarlijks relevant toe. In het verlengde hiervan heeft Ladbrokes erop gewezen dat het de vergunninghouders is toegestaan aanzienlijk meer kans-spelen aan te bieden en ook de frequentie relevant op te voeren. Onlangs is ook het verbod om gratis kansspelen aan te bieden vervallen. Sinds kort wordt het onder meer ook de Lotto toege-staan om op internet gelegenheid te bieden deel te nemen aan kansspelen.
4.25 Verder heeft Ladbrokes erop gewezen dat het beleid van de Ne-derlandse overheid voor het belangrijkste deel wordt ingegeven door de wens voldoende inkomsten te genereren voor de goede doelen, waarvoor de kansspelen worden georganiseerd. Zij heeft in dat kader in het bijzonder gewezen op de publicatie van X, Kansspelen, Deventer 1998, die tot de conclusie komt dat het Ne-derlandse kansspelbeleid niet rationeel is en dat fondsenwerving een wel heel centrale plaats inneemt in het beleid (p. 300 e.v.).
4.26 Daarnaast stelt Ladbrokes dat de kansspelen die zij aanbiedt, zijn te beschouwen als long odd kansspelen - dat wil zeggen dat er een lange(re) periode is tussen de inleg en het resultaat en de mogelijkheid opnieuw in te leggen - en dat het risico van gokver-slaving bij long odd kansspelen als gering wordt beschouwd. Voorts is zij in Engeland aan toezicht door de overheid onder-worpen. Een en ander brengt volgens haar mee dat beperkingen van het vrij verrichten van diensten in het kader van consumen-tenbescherming, fraudebestrijding en beteugeling van de goklust, in dit geval geen dwingende reden van algemeen belang vormen en niet noodzakelijk zijn.
4.27 Vervolgens heeft zij onder de aandacht gebracht dat haar website, voordat zij deze voor inwoners van Nederland blokkeerde, weinig werd bezocht door inwoners van Nederland. Uit het in opdracht van het College van toezicht op de kansspelen (hierna: het Colle-ge) door NIPO Consult (hierna: NIPO) in oktober 2002 uitgevoer-de onderzoek, neergelegd in het rapport “Deelname aan buiten-landse kansspelen in Nederland 2002” blijkt dat slechts 6% van de deelnemers aan kansspelen deelneemt aan buitenlandse kans-spelen en dat slechts 2% daarvan deelneemt aan door Ladbrokes aangeboden kansspelen.
4.28 Ladbrokes heeft ook nog aangevoerd dat de Lotto geen beleid heeft ter zake van het tegengaan van gokverslaving.
4.29 Ten slotte heeft Ladbrokes aangevoerd dat een gebod haar web-site voor Nederlandse ingezetenen af te schermen, disproportio-neel is in het licht van de door de Nederlandse overheid te berei-ken beleidsdoelen.
Evaluatie van de kritiek van Ladbrokes
4.30 De rechtbank overweegt ten aanzien van de kritiek van Ladbrokes als volgt. Zij stelt voorop dat zij de beoordelingsvrijheid van de overheid bij de formulering van de regelgeving en het beleid met betrekking tot kansspelen dient te respecteren. Zij dient echter wel na te gaan of de uit de regelgeving en het beleid voortvloei-ende beperkingen van het vrij verrichten van diensten daadwer-kelijk bijdragen aan het beteugelen van de deelneming aan kans-spelen. Het gaat niet alleen om de woorden, maar ook om de da-den (zie met name Gambelli, punt 75: “Het staat aan de verwij-zende rechter na te gaan of de nationale regeling, gelet op de wijze waarop zij in concreto wordt toegepast, daadwerkelijk beantwoordt aan de ter rechtvaardiging ervan aangevoerde doelstellingen en of de uit die regeling voortvloeiende beperkingen, gelet op deze doel-stellingen, niet onevenredig zijn”).
4.31 De rechtbank stelt zich voor dat in het overheidsbeleid past dat de vergunninghouders zich ervan bewust zijn dat hun activiteiten erop gericht dienen te zijn dat de goklust van Nederlanders echt vermindert. Zoals de rechtbank in rechtsoverweging 4.20 heeft overwogen, dient “echt verminderen” (punt 62, Gambelli) aldus te worden uitgelegd, dat de gelegenheden om te spelen tengevolge van het restrictieve beleid relevant minder zijn dan zonder het re-strictieve beleid en dat het beleid er niet op gericht behoeft te zijn dat het deelnemen aan kansspelen geheel wordt afgebouwd.
4.32 In de overgelegde jaarverslagen van 2001 en 2002 van de Lotto en Holland Casino is van dat bewustzijn geen spoor te vinden. Het “Missie-statement” van het jaarverslag 2001 van de Lotto is: “De Lotto heeft als opdracht om op lange termijn te zorgen voor een maximale jaarlijkse afdracht aan NOC*NSF voor de ontwikkeling van top- en breedtesport in Nederland en aan goede doelen op het gebied van cultuur, maatschappelijk welzijn en volksgezondheid.” Dit missie-statement, dat overigens niet is teruggekeerd in het jaarverslag 2002, is in strijd met de door het HvJ EG gegeven re-gels, die meebrengen dat de opbrengst voor goede doelen niet de daadwerkelijke rechtvaardigingsgrond voor de beperkingen mag zijn, maar hooguit een gunstig neveneffect. De overgelegde jaar-verslagen ademen sterk de sfeer van twee gewone bedrijven in een gewone markt die beide streven naar omzetmaximalisatie en marktaandeelvergroting. In het verslag van het bestuur van de Lotto over 2001 staat zelfs met zoveel woorden dat omzetgroei in 2001 de hoogste prioriteit kreeg. Ook deze opmerking is overigens niet teruggekeerd in het jaarverslag 2002. Wel vermeldt het jaar-verslag 2002 dat de twee belangrijkste pijlers van de strategie van de Lotto “aanwezigheid” en “toegankelijkheid” zijn, één van de vele opmerkingen in de jaarverslagen, waaruit duidelijk blijkt dat de Lotto in de eerste plaats inzet op omzetgroei. Dat geldt ook voor een opmerking uit hetzelfde jaarverslag dat zij met aanpas-singen van de krasloterij “nieuwe doelgroepen” aanboort. Opmer-kingen over beteugeling van de goklust en bescherming van de consument zijn in de jaarverslagen niet te vinden, uitgezonderd de opmerkingen in de jaarverslagen van Holland Casino over het preventiebeleid gokverslaving jongvolwassenen.
4.33 Uit het jaarverslag 2002 van het College (p. 28) blijkt dat de spel-opbrengst van de gezamenlijke vergunninghouders over 1997 tot en met 2002 gemiddeld met meer dan 10% jaarlijks is gegroeid. Uit de jaarverslagen 2001 en 2002 van het College volgt dat de omzetgroei over die jaren vooral is veroorzaakt door verhoging van de maximuminleg en toevoeging aan de verschillende loterij-en van een jackpotverdubbelaar, en in mindere mate aan de in-troductie van nieuwe spelvormen en verhoging van de frequentie. Het groeicijfer laat zich - in ieder geval zonder nadere verklaring - niet rijmen met een restrictief beleid ten aanzien van kansspelen, zeker niet over de jaren 2000, 2001 en 2002, waarin de Nederland-se economie nauwelijks groeide.
4.34 Dit alles geeft het beeld dat de markt voor kansspelen de laatste tijd sterk is gegroeid, vooral door een bewuste inzet op omzet-groei door de vergunninghouders. Uit de eerder genoemde publi-catie van X blijkt voorts dat de overheid hierin onduidelijk heeft geopereerd. Het kansspelbeleid lijkt tweeslachtig en vooral gericht op fondsenwerving (X, a.w., p. 300 e.v.). Het College stelt in zijn jaarverslag 2001 het navolgende: “De regelgeving is verouderd, het beleid is onduidelijk en het toezicht is door het ontbreken van een bestendige bestuurlijke gedragslijn bij de vergunningverlenende de-partementen niet effectief” (p. 26). Ook die opmerking wijst voors-hands niet in de richting van een samenhangend en stelselmatig beleid gericht op het echt verminderen van de mogelijkheid deel te nemen aan kansspelen. Daarbij komt dat het ook in de laatste jaren de vergunninghouders is toegestaan door uitbreiding van de spelmogelijkheden hun omzet aanzienlijk te vergroten.
4.35 De rechtbank stelt zich verder voor dat in een restrictief over-heidsbeleid past dat de vergunninghouders op matige wijze re-clame maken voor hun kansspelen, gericht op het doel dat dege-nen die al gokken, niet worden aangespoord nog meer te gokken en degenen die geen behoefte hebben te gokken zo min mogelijk in de verleiding worden gebracht, de stap naar de kansspelen te zetten. Artikel 8b lid 1 Beschikking Sporttotalisator (de vergun-ning van de Lotto) bepaalt hierover: “De stichting draagt er zorg voor dat aan wervings- en reclameactiviteiten op zorgvuldige en evenwichtige wijze vorm wordt gegeven, waarbij in het bijzonder wordt gewaakt tegen het aanzetten tot onmatige deelneming aan de krachtens deze beschikking georganiseerd kansspelen”.
4.36 Iedere Nederlander kan echter ervaren dat de vergunninghouders met hun marketingactiviteiten alomtegenwoordig zijn in de Ne-derlandse samenleving. Rondom de trekkingen van de verschil-lende loterijen worden wekelijks wervende shows op TV of de ra-dio georganiseerd. De vergunninghouders besteden veel geld aan TV-reclame: de kansspelmarkt is de zevende qua besteding. De Lotto maakt in haar jaarverslag 2001 trots melding van het feit dat zij met haar reclamecampagne rondom de invoering van de jack-pot allerlei prijzen heeft gewonnen. Ook via de post, internet en de krant wordt reclame - ongevraagd - toegezonden. Daarin wor-den ook gratis loten aangeboden, ook krasloten, die door hun short odd karakter een kans op verslaving hebben. Op de website van de Lotto dwarrelen permanent eurobiljetten over het beeld-scherm. Er reizen rijdende reclamekaravanen door het land, met bekende Nederlanders als “ambassadeurs“ voor de loterijen. De gekozen formuleringen in de reclame-uitingen lijken niet te getui-gen van zorgvuldigheid en evenwichtigheid, maar komen eerder opdringerig en geëxalteerd over. Door via direct mail ongevraagd gratis loten in de lotto aan te bieden en daarbij prijzen in het vooruitzicht te stellen van enkele miljoenen euro’s en voorts een “niet-goed-geld-teruggarantie” te geven voor het geval een nieuwe abonnee binnen een jaar geen prijs heeft gewonnen, schaaft de Lotto de drempel om aan kansspelen deel te nemen, ook voor de Nederlanders die uit zich zelf niet op het idee komen te gaan gokken, geheel weg. De marketingstrategie van Holland Casino is erop gericht dat een bezoek aan een casino een gewoon gezins-uitje wordt. Zonder nadere verklaring ziet de rechtbank niet in dat deze marketingactiviteiten en strategieën passen in een over-heidsbeleid, dat erop is gericht de mogelijkheid tot deelname aan kansspelen echt te verminderen.
4.37 Het door de Lotto aangevoerde argument dat de vergunninghou-ders hun marketingactiviteiten moeten opvoeren om deelnemers aan illegale kansspelen naar de legale kansspelen te lokken, kan naar het oordeel van de rechtbank niet als volledige rechtvaardi-ging gelden. Blijkens het rapport “Verkeerd gokken” van de com-missie Herstel van 31 januari 2001 mag de overheid er met be-trekking tot het kansspelbeleid niet uitsluitend op vertrouwen dat een vergroting van het legale aanbod van kansspelen de wind uit de zeilen van het illegale aanbod zal nemen. Daarvoor is ook een effectieve handhavingsstrategie nodig (jaarverslag 2001 van het College, p. 19). Deze opvatting is onlangs onderschreven door de Minister van Justitie in zijn antwoord van 7 juli 2003 op door Tweede-Kamerleden gestelde vragen (Bijl. TK 24 036 en 24 557 (2002-2003) nr. 288, p. 8).
4.38 Vooralsnog oordeelt de rechtbank dat het Nederlandse kansspel-beleid, zoals het in concreto wordt uitgevoerd, ook bij inachtne-ming van de aan de overheid toekomende beoordelingsvrijheid onvoldoende restrictief is om te rechtvaardigen dat aanbieders van buitenlandse kansspelen wordt verboden op de voet van arti-kel 49 EG-verdrag hun diensten in Nederland te verrichten. Zij heeft echter behoefte aan een reactie van de Minister van Justitie, als vergunningverlenende instantie en verantwoordelijke be-windsman voor het kansspelbeleid, op deze voorlopige conclusies over de omzetontwikkelingen en de marketingbudgetten in de kansspelmarkt. Een beslissing van de rechtbank dat het Ladbro-kes niet kan worden verboden haar kansspelen - via internet - in Nederland aan te bieden, zal immers vergaande consequenties hebben voor de Nederlandse kansspelmarkt. Zij wenst daarom van de Minister te vernemen, of er in weerwil van de hierboven geformuleerde bedenkingen niet toch kan worden gesproken van samenhangende en stelselmatige beperkingen van het vrij ver-richten van diensten. Zij nodigt de Lotto uit te bewerkstelligen dat de Minister van Justitie een reactie geeft. Ook is denkbaar dat de Staat der Nederlanden in deze procedure tussenkomt op grond van artikel 217 Rv.
4.39 Daar zou dan ook het navolgende bij kunnen worden betrokken. De Lotto vordert dat Ladbrokes haar website blokkeert voor in-woners van Nederland. Sinds enige tijd is het de Lotto toegestaan kansspelen aan te bieden op internet. Tijdens pleidooi is gebleken dat de Lotto haar websites www.lotto.nl en www.toto.nl niet heeft afgeschermd voor in andere landen woonachtige personen. Toewijzing van het gevorderde zou dus meebrengen dat Ladbro-kes wordt verboden wat de Lotto wel doet. Kennelijk is het de Lotto vergund kansspelen op internet aan te bieden, zonder dat de websites zijn afgeschermd voor buitenlanders. Haar websites kunnen onder meer interessant zijn voor buitenlandse computer-gebruikers, omdat ook op uitslagen van wedstrijden van buiten-landse voetbalcompetities kan worden gegokt. Dat doet de vraag rijzen of de overheid het wel als strijdig met de Nederlandse kans-spelregelgeving beschouwt, dat websites waarop kan worden deelgenomen aan buitenlandse kansspelen, toegankelijk zijn voor in Nederland wonende personen. Ladbrokes heeft erop gewezen dat de Nederlandse overheid in dit verband nimmer handhavend heeft opgetreden. Als toegankelijkheid van de website van Lad-brokes naar de opvatting van de overheid niet als strijdig met de Nederlandse kansspelregelgeving wordt beschouwd, is dat een relevante factor bij beoordeling van de vordering van de Lotto.
Prejudiciële vragen
4.40 Ladbrokes heeft verzocht dat de rechtbank gebruik maakt van haar bevoegdheid prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ EG. De rechtbank zal dit verzoek niet inwilligen, omdat er naar haar oordeel sprake is van een acte éclairé. Het HvJ EG heeft in een aantal arresten (24 maart 1994, C-275/92, NJ 1995, 57, Schindler; 21 september 1999, C-124/97, Jurispr. 1999, blz. I-6067, Läärä; Ze-natti (b.a.); 11 september 2003, C-6/01, Anomar; Gambelli (b.a.) en Lindman (b.a.)) uitleg gegeven aan artikel 49 EG-verdrag in verband met nationale voorschriften die het vrij verrichten van diensten met betrekking tot kansspelen beperken. De rechtbank oordeelt dat zij op basis van deze arresten voldoende houvast heeft om deze zaak te beoordelen. Zij merkt op dat het HvJ EG in de Gambelli-zaak de uiteindelijke beslissing of een regeling als de daar ter discussie staande Italiaanse regeling strijdig met artikel 49 EG-verdrag is, niet zelf nam maar overliet aan de Italiaanse rechter (zie met name punt 75: “Het staat aan de verwijzende rechter na te gaan of de nationale regeling, gelet op de wijze waarop zij in concreto wordt toegepast, daadwerkelijk beantwoordt aan de ter rechtvaardiging ervan aangevoerde doelstellingen en of de uit die regeling voortvloeiende beperkingen, gelet op deze doelstellingen, niet onevenredig zijn”). Daaruit leidt de rechtbank af dat de natio-nale gerechten dienen te beoordelen of het aangevallen over-heidsbeleid voldoet aan de door het HvJ EG geformuleerde toe-gelaten beperkingen op het vrij verrichten van diensten.
4.41 De procedure zal naar de rol van 15 september 2004 worden ver-wezen, opdat de Lotto in een conclusie na tussenvonnis de in-lichtingen kan verstrekken, waarom in rechtsoverwegingen 4.30 tot en met 4.39 is verzocht. Ladbrokes krijgt de gelegenheid daar-op te reageren. De rechtbank nodigt Ladbrokes uit bij die gele-genheid haar op dat moment geldende vergunning(-en) met ver-gunningvoorschriften in het geding te brengen.
4.42 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.