ECLI:NL:RBARN:2004:AO5055

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
82018 / HA ZA 01-2245 en 85367 / HA ZA 02-464
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor motorschade door gebrekkige motorrevisie

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de gedaagde partijen voor motorschade die is ontstaan na de aankoop van een gereviseerde motor door eiser X. De motor, die door Geuzendam was gereviseerd en door Autoplex aan X was verkocht, vertoonde na korte tijd ernstige defecten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de motor niet voldeed aan de overeenkomst, omdat deze leed aan een onvolkomenheid in de vorm van scheurvorming in de cilinderwand, die al aanwezig was ten tijde van de levering. Dit gebrek stond een normaal gebruik van de motor in de weg, waardoor de gedaagden tekort zijn geschoten in hun verplichtingen. De deskundige C heeft in zijn rapporten geconcludeerd dat de schade aan de motor is veroorzaakt door een defect aan het motorblok, dat al voor de revisie aanwezig was. De rechtbank heeft de vordering van X tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de hoogte van de schadevergoeding nog verder moet worden onderbouwd. De zaak is naar de rol verwezen voor verdere behandeling van de schadevergoeding. In de vrijwaring heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering van Autoplex tegen Geuzendam ook kan worden toegewezen, in afwachting van het debat over de omvang van de schadevergoeding.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummers: 82018 / HA ZA 01-2245 en
85367 / HA ZA 02-464
Datum vonnis: 4 februari 2004
Vonnis
in de zaak met rolnummer 01-2245 van:
X,
handelende onder de naam AUTOBEDRIJF X,
wonende en zaakdoende te A,
eiser in de hoofdzaak,
procureur mr. P.C. Plochg,
advocaat mr. P.J.C. Garrels te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOPLEX ZEVENAAR B.V.,
gevestigd te Zevenaar,
gedaagde in de hoofdzaak,
procureur mr. A.J.B. Ross,
advocaat mr. J. Langerhuizen te Zevenaar,
en in de zaak met rolnummer 02-464 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOPLEX ZEVENAAR B.V.,
gevestigd te Zevenaar,
eiseres in vrijwaring,
procureur mr. A.J.B. Ross,
advocaat mr. J. Langerhuizen te Zevenaar,
tegen
1. de vennootschap onder firma
V.O.F. GEUZENDAM,
gevestigd te Almelo,
2. Y,
vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te B,
3. Z,
vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te B,
4. W,
vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te B,
gedaagden in vrijwaring
procureur mr. P.C. Plochg,
advocaat mr. E.D. Breuning ten Cate te Almelo.
De partijen zullen in het navolgende X, Autoplex en Geuzendam worden genoemd.
Het verloop van de procedures in de hoofdzaak en in de vrijwaring
Voor het verloop van de procedures tot de tussenvonnissen van 11 april 2002 en 20 juni 2002 wordt naar die vonnissen verwezen. Ter uitvoering daarvan is in de beide procedures een gezamenlijke comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Verder zijn nog de volgende processtukken gewisseld:
* een akteverzoek van de zijde van Autoplex;
* een akteverzoek van de zijde van X;
* een akteverzoek van de zijde van Geuzendam.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1.1 Op 29 november 1999 heeft X van Autoplex een gereviseerde motor, type 2.5 TDI 94 (hierna: de motor), voor een Fiat Ducato betrokken. De revisie van de motor is uitgevoerd door Geuzendam, van wie Autoplex de motor op haar beurt heeft gekocht.
1.2 X heeft de motor in een bestelwagen Fiat Ducato (hierna: de auto), die bij hem ter reparatie was aangeboden, ingebouwd. Ongeveer drie weken nadat de eigenaar de aldus gerepareerde auto weer in gebruik had genomen raakte de motor defect. Dat gebeurde in Oberhausen, Duitsland. X heeft voor het terughalen van de auto naar Didam gezorgd.
1.3 Na onderzoek stelde X vast dat de krukaskeerkring aan de zijde van de versnellingsbak kapot was. In overleg met Geuzendam heeft X de versnellingsbak uitgebouwd en de keerring vervangen. Hierna was aan de motor een tikkend bijgeluid te horen, waarop na hernieuwd overleg met Geuzendam de motor in zijn geheel werd uitgebouwd en naar Geuzendam gebracht voor inspectie.
1.4 Volgens Geuzendam was het axiale gedeelte van de laatste hoofdlager van de krukas uitgelopen. De beschadigde krukas en lagers zijn door Geuzendam vervangen, waarna de motor werd terugbezorgd aan X.
1.5 Nadat X de motor weer had ingebouwd is de eigenaar van de auto er weer mee gaan rijden. Na ongeveer 7.500 km met de auto te hebben gereden kreeg hij opnieuw motorpech, wederom in Duitsland. Nogmaals heeft X voor berging van de auto zorggedragen.
1.6 X heeft geconstateerd dat de motorolie van de auto in extreme mate was ingedikt. Na verversing van de olie heeft X tijdens het proefdraaien bijgeluiden opgemerkt. Onderzoek door BP, met tussenkomst van Kroon Oil, van een monster van de afgetapte olie wees in de richting van schade aan het lagerwerk. X heeft de motor vervolgens nogmaals ter inspectie aan Geuzendam gezonden, die hem geheel heeft gedemonteerd.
1.7 Op enig moment is de motor onderzocht door experts van C.E.D. Bergweg B.V. en Euro Preventie & Expertise B.V., in opdracht van de verzekeringsmaatschappijen waar Geuzendam en X hun bedrijfsrisico’s hebben verzekerd, onderzocht. Deze experts verschilden van mening over de oorzaak van de aan de motor ontstane schades.
1.8 Uiteindelijk hebben X en Geuzendam besloten om gezamenlijk een deskundige van de ANWB in te schakelen, wiens bevindingen als bindend advies zouden gelden. Op 2 november 2000 en op 10 januari 2001 heeft de heer C, registerexpert in dienst van de ANWB, de motor onderzocht. Hij heeft in zijn rapport met kenmerk 56595 geconstateerd dat de motor aanzienlijke schade heeft opgelopen als gevolg van het indikken van de smeerolie. Volgens hem heeft de ingedikte olie ertoe geleid dat het smeersysteem verstopt is geraakt waardoor de te smeren delen niet of nauwelijks meer van olie werden voorzien. C heeft AEA Technology Rail B.V. ingeschakeld voor onderzoek naar de oorzaak van het indikken van de olie dan wel het ontstaan van de aangetroffen zwarte sludge. Dit bedrijf heeft op 22 december 2000 aan C gerapporteerd, dat de olie heeft blootgestaan aan extreme verhitting, waardoor deze is ‘verkoold’ met als resultaat de zwarte sludge. C heeft vervolgens, onder meer, geschreven:
“Op grond van deze conclusie hebben wij (…) de motor nader bekeken in verband met de vraag om welke reden de olie oververhit zou kunnen raken. (foto 1)
Bij inspectie van alle de terzake doende delen, waaronder de passing van het lagerwerk, constateerden wij dat het motorblok, met name de eerste cilinder, afwijkingen of onvolkomenheden heeft die als oorzaak van het oververhit raken van de olie moet worden aangemerkt. (foto 2)
In de eerste cilinder zijn op de cilinderwand meerdere zogenaamde brandplekken waar te nemen die er op duiden dat resten motorolie ter plaatse zijn verbrand. (foto’s 3,4,5,6)
Bij nadere inspectie van deze plekken constateerden wij dat de cilinderwand aanzienlijk is beschadigd door scheurvorming. Rond een van de brandplekken zijn meerdere scheuren in de cilinderwand waar te nemen. (foto’s 7,8) Rond andere plekken is eveneens sprake van scheurvorming in de cilinderwand. (foto’s 9,10,11)
Ter plaatse van de scheuren is duidelijk te zien dat het materiaal in de directe omgeving van de scheuren abnormaal is weggesleten. (foto’s 12,13,14,15) Op deze plaatsen moeten verbrandingsgassen langs de veren naar het motorcarter zijn geraakt. Rond een van de scheuren troffen wij en gering deukje in de cilinderwand aan. (foto 16)
Bij inspectie van de overige drie cilinders hebben wij geen afwijkingen op of in de cilinderwanden waargenomen.
Opvallend aan de scheurvorming in de eerste cilinder is, dat de alle scheuren boven in de cilinder worden aangetroffen. Hieruit moet worden opgemaakt dat het kennelijk zo moet zijn geweest dat de cilinderwand, aan de bovenzijde, aan extreem hoge krachten heeft blootgestaan die tot de scheurvorming moet hebben geleid.
Aangezien het motorblok een gereviseerd blok is moet worden geconcludeerd dat het blok alvorens het werd gereviseerd in de eerste cilinder schade had die tot de scheurvorming in het blok, de eerste cilinder, heeft geleid. Het is niet uitgesloten dat de, duidelijk zichtbare, aanwezige scheuren ten tijde van de revisie nog niet in die mate aanwezig waren zoals wij ze thans hebben aangetroffen. De inleiding van de scheurvorming, geringe scheurvorming, moet echter aanwezig zijn geweest.
(…) Kort na onze waarnemingen hebben wij de firma X bezocht en aldaar nog enkele delen waaronder de radiateur bekeken. De radiateur vertoont behoudens enige uitwendige vervuiling geen zichtbare bijzonderheden.
Verder hebben wij onze bevindingen kenbaar gemaakt aan de C.E.D. Bergweg en aan Euro Preventie & Expertise B.V. (…)
Conclusie:
De schade aan de motor is veroorzaakt door een defect aan het motorblok, de scheurvorming, in de eerste cilinder. De oorzaak van de scheurvorming moet worden toegeschreven aan een eerdere motorschade alvorens het motorblok werd gereviseerd.
Op grond hiervan achtten wij partij Geuzendam V.O.F. aansprakelijk voor de motorschade.”
1.9 Geuzendam is niet tot vergoeding van de door X geclaimde schadevergoeding overgegaan.
Het geschil in de hoofdzaak en in de vrijwaring
2.1 In de hoofdzaak heeft X gevorderd dat de rechtbank Autoplex bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen tot betaling aan hem van, primair, een bedrag groot f 21.248,55 (€ 9.641,92) inclusief de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van voldoening dan wel, subsidiair, een schadevergoeding als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, met veroordeling van Autoplex in de kosten van de procedure.
2.2. Aan deze vordering heeft X ten grondslag gelegd dat Autoplex is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis uit de koopovereenkomst, omdat is gebleken dat de motor ten tijde van de levering aan een substantieel gebrek leed, waardoor deze niet beantwoordde aan de overeenkomst.
2.3 Autoplex heeft in de hoofdzaak gemotiveerd verweer gevoerd. In de vrijwaring heeft zij op haar beurt gevorderd dat de rechtbank Geuzendam (en haar vennoten) hoofdelijk zal veroordelen om aan haar in vrijwaring te betalen al datgene waartoe Autoplex in de hoofdzaak ten behoeve van X mocht worden veroordeeld, met veroordeling van Geuzendam in de kosten van de beide procedures. Daartoe stelt Autoplex dat de betreffende motor door Geuzendam is gereviseerd en aan Autoplex is verkocht.
2.4 Geuzendam heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen deze vordering.
De beoordeling van het geschil
in de hoofdzaak en in de vrijwaring:
3. Ter beslechting van het onderhavige geschil, zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaring, dienen allereerst de vragen te worden beantwoord wat de oorzaak van de motorschades is geweest en voor wiens rekening en risico zij komen. Hierover wordt als volgt overwogen.
4. Over de oorzaak van de laatste motorschade heeft de ANWB-deskundige C op verzoek van X en Geuzendam voorafgaande aan de onderhavige procedure een bindend advies uitgebracht, neergelegd in het rapport met nummer 56595 (hierna: het eerste rapport). Scheurvorming in één van de cilinders van de motor is daarin aangewezen als oorzaak. Autoplex was bij dit bindend advies geen partij. Zij is echter, zo blijkt uit het proces-verbaal van de comparitie, met X en Geuzendam ter comparitie overeengekomen om C een aantal aanvullende vragen ter beantwoording voor te leggen omtrent de oorzaak van de scheurvorming in de motor, bij wijze van bindend advies. Het stond C bij de beantwoording van de aanvullende vragen vrij om voort te borduren op het eerder al door hem verrichte onderzoek en het op grond daarvan uitgebrachte eerste rapport. In zoverre heeft Autoplex zich dan ook aan de door C ten behoeve van zijn tweede rapport gebruikte gedeelten uit het eerste rapport gebonden.
6. De door de partijen aan C voorgelegde aanvullende vragen luidden volgens het tweede rapport van C, gedateerd juni 2003 en genummerd 59706 (hierna: het tweede rapport):
“1. Is het mogelijk dat een motor, waarin voor revisie een scheur in de cilinder zit, na die revisie nog circa 7.400 km kan lopen, gezien de ernst van de geconstateerde beschadigingen?
2. Indien er al voor de revisie van de motor een scheurtje in de cilinderwand heeft gezeten, moet dan de bestuurder van de auto daarvan iets gemerkt hebben in verband met stijging van de temperatuur in de motor en het verlies van compressie?
3. Welke betekenis moet er worden toegekend aan het feit, dat door Kroon Oil B.V. te Almelo benzinesporen zijn aangetroffen in de dieselmotor?
4. Wilt u aan de hand van het motornummer nagaan welk defect de motor in kwestie heeft gehad voordat de motor werd gereviseerd?
5. Heeft dit defect mogelijk invloed gehad c.q. rechtstreeks te maken met de scheurvorming in de cilinderwand?”.
7. Na een verkorte weergave van de bevindingen en conclusies uit het eerste rapport heeft C in zijn tweede rapport met betrekking tot de motorschades onder meer vermeld:
“(…)
Opvallend is dat de problemen die zich hebben voorgedaan, de lekgeraakte krukaskeerring, de lagerschade en de laatste schade, mede in de vorm van de ingedikte olie, alle in relatie zijn te brengen met lekkage van verbrandingsgassen naar het motorcarter.
Aangenomen moet worden dat de scheurvorming hiervan de oorzaak moet zijn geweest. Hoewel de scheurvorming in eerste instantie zeer gering kan zijn geweest moet worden geconcludeerd dat deze zich tot aanzienlijke scheurvorming heeft ontwikkeld.
Eveneens is opvallend dat het olie-analyserapport van BP-oil, d.d. 18 april 2000 vermeldt dat de viscositeit veel te hoog is als gevolg van veroudering. Sporen van koelvloeistoflekkage zijn niet vastgesteld. In dit rapport wordt geen melding gemaakt van benzine restanten bij het aangeleverde oliemonster.
Het analyserapport van Kroon-oil, d.d. 6 juni 2000, vermeldt dat de olie sterk is geoxideerd door thermische overbelasting. Sporen van koelvloeistof zijn eveneens niet vastgesteld. In dit rapport wordt melding gemaakt van benzinerestanten bij het aangeleverde oliemonster.
Uit de olie-analyse die ik heb laten verrichten bleek eveneens dat er sprake was van extreme veroudering als gevolg van thermische overbelasting.
Alle rapporten vermelden dat er sprake is van thermische overbelasting en een zeer hoog roetgehalte, hetgeen terug te voeren is op lekkage van verbrandingsgassen. De vastgestelde waarden van de beide rapporten met betrekking tot, bijvoorbeeld de aangetroffen metalen in het aangeleverde monsters wijken echter onderling zo af dat ik hieraan geen waarde kan toekennen. (…)
Op 14 juli 2000 is in opdracht van Bovemij Verzekeringen een brandstof-analyse uitgevoerd door Tribotechniek & Analytische Chemie te Utrecht. Uit dit rapport is mij gebleken dat de onderzochte brandstof een geringe hoeveelheid, 0,6% aan lichte componenten bevat, waaronder benzine valt.
De hoeveelheid lichte componenten in de brandstof/dieselolie zijn zo laag dat dit niet tot de gemeten waarden in de motorolie door Kroon Oil B.V. kan leiden.
Uit mijn onderzoek is gebleken dat er geen sprake is geweest van koelvloeistoflekkage als gevolg van de scheurvorming in de cilinderwand. Bij het onderzoek en analyse van de motorolieresten zijn geen sporen van koelvloeistof aangetroffen.
Wanneer ik het schadeverloop, de olielekkage, de lagerschade en de laatste schade overweeg kom ik tot de conclusie dat er met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid reeds vanaf het begin sprake is geweest van scheurvorming in de cilinder. In hoeverre de scheurvorming ten tijde van de revisiewerkzaamheden waarneembaar moet zijn geweest is niet vast te stellen. Vermoedelijk is het niet of nauwelijks waarneembaar geweest, aangezien mag worden aangenomen dat het revisiebedrijf een motorblok, waarvan één cilinder scheurvorming vertoont, niet verder zal reviseren/klaarmaken.
Niettemin blijkt kort na de revisie dat er sprake is van ernstige olielekkage. Een oliekeerring blijkt defect te zijn geraakt. Kennelijk is dit ontstaan nadat de motor korte tijd in bedrijf is geweest en niet door foutieve montage van de keerring. Immers onjuist montage van de keerring had direct tot ernstige lekkage geleid. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is de keerring defect geraakt door een te hoge carteroverdruk als gevolg van lekkage van verbrandingsgassen naar het motorcarter door de scheurvorming in de cilinderwand.
Enige tijd na het vervangen van de oliekeerring ontstaat er schade aan het lagerwerk. De oorzaak werd niet achterhaald. Ook hier kan worden gesteld, dat lekkage van verbrandingsgassen, door scheurvorming in de cilinderwand, de olie dermate hebben verouderd en ingedikt waardoor de smerende werking verloren is gegaan. Ook de laatste schade, de schade aan het lagerwerk en het indikken van de motorolie moet worden toegeschreven aan lekkage van verbrandingsgassen als gevolg van de gescheurde cilinderwand.
Ondanks het ontstaan van voornoemde schaden moet de motor redelijk goed hebben gelopen aangezien er tijdens de eerste en de tweede motorschade geen acties zijn ondernomen, die op het niet goed lopen van de motor zijn terug te voeren. Aangenomen moet worden dat de motor voor het ontstaan van de laatste motorschade redelijk normaal, doch zeker niet abnormaal, moet hebben gefunctioneerd. Tot op het moment dat de smeerolie zover was ingedikt dat de smering van de draaiende delen wegviel, het olielampje ging branden, zullen er nauwelijks aanwijzingen zijn geweest die het defect raken van de motor zouden hebben kunnen veronderstellen. Na demontage van de motor bleek het lagerwerk in ernstige mate te zijn beschadigd als gevolg van ingedikte olie. Het is niet aannemelijk dat de berijder van de auto iets bijzonders zou hebben moeten opmerkingen, bijvoorbeeld een verhoogde motortemperatuur, waaruit het indikken van de olie en het ontstaan van de motorschade opgemaakt zou kunnen worden. Aangezien de lekkage van verbrandingsgassen, het betrof één cilinder, relatief beperkt kan zijn geweest, is het niet ondenkbaar en zelfs aannemelijk dat de motor plus minus 7.400 kilometer naar ‘behoren’ heeft kunnen functioneren.”.
8. Vervolgens heeft de deskundige de vragen als volgt beantwoord:
1. Het is mogelijk dat een motor waarin, ten tijde van de revisie, een scheurtje in één van de cilinders zit, na revisie nog circa 7.400 kilometer kan lopen gezien de ernst van de beschadigingen.
2. Indien ten tijde van de revisie een scheurtje in een van de cilinderwanden zit kan de bestuurder van de auto daarvan niets merken. Een verhoogde koelvloeistof temperatuur behoeft niet op te treden en is niet aannemelijk. Een verlies aan compressie en/of een verlies aan koelvloeistof kan niet als een direct gevolg worden aangemerkt. Uit de diagnoses, handelingen en reparaties van eerdere schaden blijkt dat dit niet het geval is geweest.
3. Gezien de drie verschillende analyse-rapporten, twee motorolie-analyse rapporten en een dieselanalyserapport, en de vastgestelde waarden is het mij onvoldoende duidelijk welk rapport zou moeten worden gehanteerd. Vooralsnog ben ik van mening dat de aangetroffen benzine sporen door Kroon Oil B.V. niet direct in verband kunnen worden gebracht met het ontstaan van de laatste schade, de schade die door mij werd onderzocht.
4. Het is ondoenlijk om aan de hand van het motornummer na te gaan welk defect de motor in kwestie mogelijk gehad zou hebben voordat deze werd gereviseerd.
5. Ik verwijs hier naar antwoord 4.”
9. C heeft zijn tweede rapport in concept aan de drie partijen gezonden, waarop alleen commentaar van Geuzendam volgde. Uit het rapport blijkt dat C aandacht heeft besteed aan dit commentaar.
10. C heeft zijn tweede rapport besloten met het volgend bindend advies:
“De oorzaak van de schade aan de motor moet worden toegeschreven aan een onvolkomenheid, inleiding tot scheurvorming in de cilinderwand, die ten tijde van de motorrevisie aanwezig moet zijn geweest. De schade kan niet worden toegeschreven aan oververhitting, koelproblemen, veroorzaakt door een defect aan het koelsysteem.
De schade is niet in relatie te brengen met de inbouw van de motor.
De schade kan tevens niet worden toegeschreven aan onjuist gebruik en/of ondeskundig handelen door de berijder.
De kosten voor dit bindend advies behoren te worden gedragen door partij Geuzendam.”
11. Autoplex heeft het tweede rapport zonder verder commentaar bij akte in het geding gebracht. X heeft daarop een akte tot referte genomen. Geuzendam heeft bij akte gesteld zich met de inhoud van het rapport niet te kunnen verenigen. Het oordeel van C dat, samengevat, ondanks (inleiding tot) scheurvorming in een van de cilinders van de motor met een auto toch nog 7.000 à 8.000 km kan worden gereden, is volgens haar onjuist. Ter ondersteuning hiervan heeft zij een verklaring van ene A. D van de firma Overijsselse Motoren Revisie BV overgelegd.
12. Vooropgesteld moet worden dat een partij bij een bindend advies niet elke onjuistheid in het advies kan inroepen teneinde de bindende kracht daarvan te bestrijden doch die bestrijding slechts hierop kan gronden dat het advies uit hoofde van zijn inhoud of wijze van totstandkoming zo zeer indruist tegen redelijkheid en billijkheid dat het naar de uit redelijkheid en billijkheid voortvloeiende maatstaven onaanvaardbaar zou zijn dat zij aan dit advies zou kunnen worden gehouden (HR 25 maart 1994, NJ 1995, 23).
13. In het onderhavige geval moet worden geoordeeld dat Geuzendam en Autoplex niets hebben gesteld waaruit kan volgen dat de inhoud van het advies van C zo zeer indruist tegen redelijkheid en billijkheid dat het naar uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeiende maatstaven onaanvaardbaar zou zijn als zij aan dit advies zouden kunnen worden gehouden. De enkele omstandigheid dat Geuzendam het met het advies van de bindend adviseur niet eens is betekent nog niet dat zij daaraan niet gebonden is. C heeft in zijn tweede rapport bovendien nog gemotiveerd uiteengezet waarom hij de opvatting van Geuzendam niet deelt en waarom hij van mening is dat een auto met inleiding tot scheurvorming boven in één van de cilinders best nog 7.400 km kan rijden alvorens vast te lopen. De opgetreden motorschades en/of de (inleiding tot) scheurvorming in de eerste cilinder hebben naar zijn mening dan ook niet van doen met problemen in het koelsysteem, waar de door Geuzendam overgelegde verklaring van D vanuit gaat. De bindend adviseur heeft, kortom, zijn advies voldoende met redenen omkleed en heeft ook gemotiveerd aangegeven waarom hij de opvatting van Geuzendam niet deelt.
14. Op grond van het voorgaande wordt geoordeeld dat ook Geuzendam onverkort aan de beide adviezen van C is gebonden. In de onderhavige procedures moet dan ook tot uitgangspunt worden genomen dat ten tijde van de levering door Geuzendam aan Autoplex en de doorlevering door Autoplex aan X aan de gereviseerde motor het gebrek kleefde van (inleiding tot) scheurvorming in één van de cilinderwanden. Hierdoor leed de motor aan een onvolkomenheid die aan een normaal gebruik daarvan in de weg stond en waarvan Autoplex respectievelijk X de afwezigheid - het betrof immers een volledig gereviseerd motorblok - niet behoefde te betwijfelen. Op grond hiervan moet worden geconcludeerd dat de geleverde motor niet aan de beide overeenkomsten beantwoordde (art. 7:17 leden 1 en 2 BW). In zoverre is Geuzendam tekort geschoten in de nakoming van de desbetreffende verbintenis jegens Autoplex en, op haar beurt, Autoplex in de nakoming van de gelijksoortige verbintenis jegens X.
15. De vervolgens rijzende vraag of deze tekortkoming aan de opvolgende verkopers kan worden toegerekend dient te worden beantwoord aan de hand van de in het verkeer geldende opvattingen (art. 6:75). Die brengen mee dat in een geval als het onderhavige een tekortkoming bestaande in een gebrek van een verkocht product in beginsel voor rekening van de verkoper komt, ook als deze geen schuld heeft aan het ontstaan van het gebrek en het gebrek kende noch behoorde te kennen (HR 27 april 2001, NJ 2002, 213). Bijzondere omstandigheden op grond waarvan in het onderhavige geval van deze regel moet worden afgeweken zijn gesteld noch gebleken.
in de hoofdzaak:
16. Toegespitst op het gevorderde in de hoofdzaak geldt dat Autoplex op grond van de hiervoor vastgestelde, toerekenbare tekortkoming verplicht is de schade die X dientengevolge heeft geleden te vergoeden (art. 6:74 BW). Ter comparitie heeft X verklaard en is namens Autoplex bevestigd dat X zich na de beide gevallen van motorpech tot Autoplex heeft gewend en voorts, dat ook Autoplex naar aanleiding daarvan met Geuzendam overleg heeft gevoerd. Verder is hiervoor reeds overwogen dat ook Autoplex partij is geworden bij het aan de ANWB-deskundige C gevraagde eerste bindend advies. Gelet hierop worden het verweer van Autoplex (voor zover al gehandhaafd) dat, samengevat, X (ook) bij haar had moeten klagen over de motorstoornissen en haar in de gelegenheid had moeten stellen om de klacht te onderzoeken, verworpen.
17. Thans resteert de vraag naar de hoogte van de door Autoplex aan X te betalen schadevergoeding. Autoplex heeft tegen het gevorderde bedrag van in totaal f 21.248,55 verweer gevoerd. Aangezien het debat tussen de partijen op dit punt nog onvoldoende is uitgekristalliseerd zal de zaak naar de rol worden verwezen teneinde X in de gelegenheid te stellen de diverse schadeposten behoorlijk te onderbouwen, bij voorkeur aan de hand van bewijsstukken, en daarbij ook in concreto in te gaan op de gevoerde verweren. Vervolgens zal Autoplex hierop mogen reageren.
18. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
in de vrijwaring:
19. In de vrijwaringszaak betekent al het voorgaande dat de vordering in beginsel zal kunnen worden toegewezen. In afwachting van het debat tussen de partijen in de hoofdzaak over de omvang van de schadevergoeding zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
in de hoofdzaak en in de vrijwaring:
20. Hoger beroep van dit vonnis staat slechts open tegelijk met dat van het eindvonnis.
De beslissing
De rechtbank, recht doende,
in de hoofdzaak:
1. verwijst de zaak naar de vierde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor uitlating bij akte door X zoals in rechtsoverweging 17. is overwogen;
in de hoofdzaak en in de vrijwaring:
2. verstaat dat hoger beroep van dit vonnis alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis;
3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. van der Pol, rechter, en uitgesproken in het openbaar op woensdag 4 februari 2004.
De griffier: De rechter:
Coll.:
CL