ECLI:NL:RBARN:2004:AO4718

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
91827 / HA ZA 02-1496
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele boete wegens overschrijding voltooiingstermijn woning en zelfbewoningseisen

In deze zaak vorderde eiseres, X, een verklaring voor recht dat zij niet gehouden was het door de Gemeente Heumen gevorderde bedrag van € 27.656,53 te voldoen, en subsidiair om matiging van de door haar verbeurde boetes. De Gemeente vorderde in reconventie betaling van € 54.453,63 (f 120.000,00) wegens contractuele boetes die X verschuldigd was vanwege het niet tijdig voltooien van de woning. De rechtbank oordeelde dat X contractuele boetes had verbeurd over de maanden september 2001 tot en met augustus 2002, omdat de woning niet tijdig was voltooid. De rechtbank wees de vordering van X in conventie af en kende de vordering van de Gemeente in reconventie toe, met wettelijke rente vanaf 13 september 2002. De rechtbank overwoog dat X de bouw van haar woning zo had moeten plannen dat deze tijdig gereed zou komen en dat de overeengekomen termijnen voldoende ruimte boden om rekening te houden met eventuele wegwerkzaamheden. De rechtbank concludeerde dat de gebreken die in juni 2002 door de Gemeente waren geconstateerd, niet tijdig waren verholpen door X, en dat de woning pas op 28 augustus 2002 voldeed aan de eisen van het Bouwbesluit. De Gemeente had geen grond om de boetes te matigen, en de vordering tot verlenging van de zelfbewoningstermijn werd afgewezen. X werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Rolnummer: 02/1496
Datum uitspraak: 28 januari 2004
Vonnis
in de zaak van
X,
wonende te A, gemeente B,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 30 september 2002,
verweerster in reconventie,
procureur mr. G.J. van Westerveld te Nijmegen,
advocaat mr. J.I.L. Laumans te Venlo,
tegen
De GEMEENTE HEUMEN,
zetelend te Malden, gemeente Heumen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. J.T.M. Palstra,
advocaat mr. M.J. Mutsaers, beiden te Nijmegen.
Het verloop van de procedure
Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussenvonnis van 5 december 2002, waarbij een comparitie van partijen is gelast. Het proces-verbaal van de comparitie en de ter comparitie door X genomen conclusie van antwoord in reconventie met één productie bevinden zich bij de stukken. Na de comparitie heeft de Gemeente, zoals ter comparitie bepaald, een akte genomen onder overlegging van één productie, waarop X bij antwoordakte heeft gereageerd, eveneens onder overlegging van producties. Vervolgens heeft de Gemeente nog een nadere akte met productie genomen, waarna op verzoek van X pleidooi is bepaald. De pleitnotities alsmede de producties die X in verband daarmee in het geding heeft gebracht en de ter zitting door de Gemeente overgelegde foto’s bevinden zich bij de stukken. Na het pleidooi is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1.1 Bij schrijven van 9 maart 1999 heeft de Gemeente aan X een kavel bouwgrond van 600 m2 in het plangebied “Hoogenhof” te Malden te koop aangeboden voor f 156.000,00 inclusief omzetbelasting. X en de Gemeente hebben een in verband daarmee opgestelde “voorlopige koopovereenkomst” voor akkoord ondertekend. Daarin is vermeld dat op de verkoop de “Algemene regelen voor de verkoop van bouwterreinen door de gemeente Heumen 1996” (hierna: de Algemene regelen) van toepassing zijn.
1.2 Bij notariële akte van 17 juni 1999 heeft de Gemeente aan X een perceel bouwgrond aan de C 0 te Malden geleverd voor een koopprijs van f 156.000,00 inclusief omzetbelasting. In deze akte van levering staat (nogmaals) vermeld dat de Algemene regelen op de overeenkomst van toepassing zijn.
1.3 In de Algemene regelen is onder meer bepaald:
15.1 Binnen zes maanden na de dagtekening van de akte van eigendomsoverdracht moet worden begonnen met de bebouwing van het bouwterrein.
15.2 Binnen achttien maanden na de dagtekening van de akte van eigendomsoverdracht moet de bebouwing zijn voltooid, blijkens een voltooiingsverklaring van het gemeentelijk Bouwtoezicht.
15.3 In bijzondere gevallen te hunner beoordeling kunnen burgemeester en wethouders de termijnen genoemd in het eerste en tweede lid, met een door hen te bepalen termijn verlengen.
15.4 Zolang niet is voldaan aan de in het eerste en tweede lid gemelde verplichtingen, mag de koper het bouwterrein niet vervreemden of met zakelijke rechten bezwaren, waardoor het gebruik van het gekochte door anderen wordt verkregen, tenzij met toestemming van burgemeester en wethouders.
(…)
16.4 De koper is (…) verplicht op de gekochte grond een woning te bouwen voor zelfbewoning. De koper van de grond mag de gekochte grond met de daarop gebouwde woning binnen drie jaar na dagtekening van de akte van eigendomsoverdracht niet verkopen, behoudens verkoop ex artikel 3:174 en 3:268 Burgerlijk wetboek.
(…)
21.1 Partijen zijn bij niet naleving van de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen - deze algemene voorwaarden daaronder begrepen met uitzondering van de in de artikelen 15.4, 16.4 (...) omschreven verplichtingen - per overtreding, alsmede voor elke maand of gedeelte daarvan, gedurende welke de overtreding voortduurt, een direct opeisbaar bedrag van TIENDUIZEND GULDEN (f 10.000,--) aan de wederpartij verschuldigd, zulks onverkort het aan partijen van rechtswege toekomend recht aanvullende schadevergoeding te vorderen.
21.1.1 Indien de koper of opvolgende verkrijger de onder artikel 15.4, (…) artikel 16 lid 4 (…) omschreven verplichtingen niet nakomt verbeurt hij aan de gemeente een boete gelijk aan het bedrag van de door de koper aan de gemeente betaalde koopsom, met een minimum van VIJFTIGDUIZEND GULDEN (f 50.000,--).
21.2 Indien de koper enige verplichting niet nakomt, dan wel niet nakomt binnen de daartoe gestelde termijn, is hij door de enkele niet-nakoming van de verplichting, dan wel door het enkele verloop van de gestelde termijn in gebreke, zonder dat daartoe een ingebrekestelling of gerechtelijke tussenkomst wordt vereist.
1.4 Op 24 mei 2000 heeft X een bouwvergunning aangevraagd, waarna burgemeester en wethouders op 12 juli 2000 de bouwvergunning hebben verleend.
1.5 Nadat bouw- en woningtoezicht had geconstateerd dat X nog niet was begonnen met de bouw van een woning hebben burgemeester en wethouders bij schrijven van 21 augustus 2000 aan X medegedeeld dat zou worden overgegaan tot opeising van de overeengekomen boete van f 10.000,00 per maand wanneer de bouw van de woning niet vóór 17 december 2000 zou zijn voltooid.
1.6 Bij brief van 5 september 2000 heeft X burgemeester en wethouders om uitstel van de plicht tot het overleggen van een voltooiingsverklaring gevraagd
1.7 Op 6 september 2000 is met de bouw begonnen.
1.8 Na aanvankelijk afwijzend te hebben beslist op het onder 1.6 bedoelde verzoek om uitstel, hebben burgemeester en wethouders bij brief van 9 november 2000 X uitstel van de plicht tot het overleggen van een voltooiingsverklaring gegeven tot 1 september 2001.
1.9 Omstreeks mei/juni 2001 zijn in het plangebied “Hoogenhof” de bestrating en de groenvoorziening aangelegd. De C is daardoor enige tijd afgesloten geweest.
1.10 In juli 2001 heeft X nogmaals om uitstel gevraagd. Daartoe heeft zij gesteld dat vanwege de afsluiting van de straat de bouw van de woning is belemmerd en vertraagd.
1.11 Bij brief van 1 november 2001 is aan X medegedeeld dat was geconstateerd dat de bouw van de woning sinds de bouwvakvakantie had stilgelegen en dat geen uitstel zou worden verleend. Verder is in deze brief medegedeeld dat de overeengekomen boete van f 10.000,00 per maand werd opgelegd met ingang van 17 december 2000 en eindigend op de dag dat de bebouwing blijkens een voltooiingsverklaring van het gemeentelijk Bouwtoezicht zou zijn voltooid.
1.12 Naar aanleiding van deze brief is van de zijde van X contact gezocht met een wethouder en nogmaals om uitstel gevraagd. Op 4 december 2001 hebben burgemeester en wethouders besloten te blijven bij hetgeen in de brief van 1 november 2000 was medegedeeld. Dit is vervolgens bij brief van 7 december 2001 aan X medegedeeld.
1.13 Op 17 december 2001 heeft de ex-echtgenoot van X, de heer D, het gemeentehuis bezocht en gevraagd om een overleg in verband met de volgens de Gemeente verbeurde boetes.
1.14 Bij brief van 14 maart 2002 hebben burgemeester en wethouders X gemaand tot betaling van een boete van f 60.000,00, daartoe stellende dat zij vanaf 1 september 2001 haar contractuele verplichtingen niet is nagekomen en dat sindsdien zes maanden zijn verlopen zodat tot 1 maart 2002 in totaal reeds een bedrag van f 60.000,00 is verschuldigd. Tevens is haar medegedeeld dat ook na 1 maart 2002 boetes openvallen totdat een voltooiingsverklaring is afgegeven.
1.15 Op 26 maart 2002 heeft X per faxbericht op dit schrijven gereageerd en gevraagd om een uitstel van de in de brief van 14 maart 2002 vervatte termijnen.
1.16 In reactie hierop heeft de Gemeente bij aangetekende brief van 19 april 2002 aangegeven te blijven bij haar in de brief van 14 maart 2002 verwoorde standpunt en voorts X in gebreke gesteld met betrekking tot de betaling van de over de periode van 1 september 2001 tot 1 maart 2002 opengevallen boetes van in totaal f 60.000,00.
1.17 In een brief van 17 mei 2002 aan de Gemeente heeft de toenmalige advocaat van X gesteld dat de heer D op 17 december 2001 aan de wethouder een ingevulde voltooiingsverklaring heeft afgegeven.
1.18 Vervolgens is de Gemeente door X gevraagd om afgifte van een voltooiingsverklaring.
1.19 Op 26 juni 2002 heeft een ambtenaar van het gemeentelijk bouwtoezicht naar aanleiding van Xs verzoek om een voltooiingsverklaring de woning bezocht. Deze heeft geconstateerd dat in de woning ontbreken:
- vloerbedekking,
- wandtegels of ander waterkerend materiaal boven het aanrecht en de kooknis,
- een voorgeschreven brandwerende deur tussen keuken en garage,
- vloertegels of een andere waterkerende afwerking in de wc-ruimte op de begane grond,
- een trapleuning, en
- een balustrade rond het trapgat op de eerste verdieping.
1.20 In een brief van 11 juli 2002 zijn voornoemde gebreken door de Gemeente opgesomd en is medegedeeld dat de gevraagde voltooiingsverklaring pas wordt afgegeven wanneer de woning volgens de goedgekeurde tekeningen en conform de eisen van het Bouwbesluit volledig is opgeleverd.
1.21 Op 13 september 2002 heeft de Gemeente aan X geschreven dat op 28 augustus 2002 is geconstateerd dat de bouw van de woning is voltooid en dat zij aldus f 120.000,00 aan contractuele boetes heeft verbeurd, exclusief rente en invorderingskosten.
Het geschil in conventie en in reconventie
2.1 In conventie vordert X bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, primair een verklaring voor recht dat zij niet is gehouden het door de Gemeente gevorderde bedrag van € 27.656,53 te voldoen en subsidiair matiging van de door haar verbeurde boetes, een en ander met veroordeling van de Gemeente in de kosten.
2.2 X stelt daartoe dat de bouw in december 2001 af was en dat de daarvóór opgetreden vertraging in de bouw haar niet kan worden tegengeworpen omdat deze is veroorzaakt door het feit dat de bouw enige tijd niet bereikbaar was voor werklieden omdat de straat was afgesloten.
De gebreken die na december 2001 volgens de Gemeente nog aan de bouw kleefden, waren volgens X gering en hadden bovendien veel eerder kunnen worden verholpen wanneer de Gemeente adequaat had gereageerd op de in december 2001 harerzijds gedane mededeling dat de bouw gereed was.
3.1 De Gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering in conventie. In reconventie vordert zij bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van X om aan haar € 54.453,63 (f 120.000,00) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten daarover vanaf 13 september 2002, en voorts een verbod aan eiseres om, behoudens schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders, de in geding zijnde woning vóór 28 februari 2004 aan een derde in eigendom over te dragen of te bezwaren met enig zakelijk recht ten gevolge waarvan zij de woning niet langer zelf hoeft te bewonen, een en ander met veroordeling van de Gemeente in de kosten.
3.2 De Gemeente heeft daartoe gesteld dat X over de periode van 1 september 2001 tot en met augustus 2002 haar contractuele bebouwingsverplichting niet is nagekomen en dat zij deswege de overeengekomen boete van f 10.000,00 per maand is verschuldigd. Omdat is overeengekomen dat de woning gedurende 18 maanden na oplevering niet aan een derde mag worden verkocht en zelf bewoond moet worden, vordert zij verlenging van de zelfbewoningstermijn tot 18 maanden na 28 augustus 2002, zijnde 28 februari 2004.
4. X heeft in reconventie gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering met veroordeling van de Gemeente in de kosten.
De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
5. De Gemeente vordert de contractuele boete omdat de woning niet tijdig af was. Zij stelt daartoe dat de woning pas gereed was op 28 augustus 2002.
6. X heeft dit betwist en gesteld dat zij de woning al in december 2001 mondeling gereed heeft doen melden. De vertraging in de bouw over de periode van september 2001 tot december 2001, zo begrijpt de rechtbank, zou zijn veroorzaakt door het feit dat De Toom in de zomer van 2001 geruime tijd afgesloten is geweest in verband met het aanleggen van de straten en groenvoorzieningen in deze nieuwbouwwijk. De Gemeente heeft daar tegenover gesteld dat de straat maar een korte tijd afgesloten is geweest en deze werkzaamheden ook van tevoren bekend zijn gemaakt zodat X daar rekening mee had kunnen en moeten houden. Bovendien zijn volgens de Gemeente alle panden steeds volledig bereikbaar geweest omdat de uitvoerder altijd bereid was een voorziening te treffen wanneer eigenaren daar om vroegen. Van de zijde van X heeft de uitvoerder nooit een daartoe strekkend verzoek ontvangen, aldus de Gemeente.
7. Voorop gesteld zij dat het aan X is om de bouw van haar woning zo te plannen dat deze tijdig gereed komt. Het is dan ook aan haar om in de bouwplanning rekening te houden met eventuele wegwerkzaamheden. De overeengekomen termijnen zijn ook zodanig ruim dat daarmee rekening kan worden gehouden. Anders dan zij kennelijk meent levert het enkele feit dat de weg enige tijd afgesloten is geweest, geen grond op te oordelen dat hiermee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de vraag of de gemeente haar kan houden aan de overeengekomen termijn. Zulks zou pas anders zijn wanneer er sprake is van overmacht aan de zijde van X. De door haar gestelde omstandigheden bieden, ook indien juist, onvoldoende grond voor dat oordeel. Nu niet in geschil is dat de woning in ieder geval niet voor december 2001 gereed is geweest, volgt uit het voorgaande dat X de boete over de maanden september 2001 tot en met december 2001 hoe dan ook verschuldigd is.
8. De Gemeente stelt dat de woning pas op 28 augustus 2002 gereed was omdat de woning toen pas voldeed aan alle eisen die het Bouwbesluit stelt. De gebreken die in juni 2002 door een ambtenaar van het Gemeentelijk bouwtoezicht zijn geconstateerd, zijn als zodanig door X niet gemotiveerd betwist. Verder is niet in geschil dat het hier gaat om eisen die gesteld zijn in het Bouwbesluit. Daarmee staat vast dat de woning in juni 2002 niet voldeed aan de minimumeisen die de wet stelt aan een dergelijke woning. In de op de overeenkomst van toepassing zijnde Algemene regelen is kennelijk niet nader omschreven wanneer een woning is voltooid in de daar bedoelde zin. Een redelijke uitleg hiervan brengt mee dat een woning in ieder geval zal moeten beantwoorden aan de minimumeisen die de wetgever heeft gesteld in onder andere het Bouwbesluit. Hieruit volgt dat de woning pas op 28 augustus 2002 was voltooid, zodat X in beginsel tot augustus 2002 maandelijks een boete van f 10.000,00 is verschuldigd.
9. Aan de stelling van X dat zij de woning al op 17 december 2001 mondeling gereed heeft doen melden, kan in zoverre dan ook voorbij worden gegaan nu op grond van de overgelegde stukken vast staat dat de woning in juni 2002 nog niet aan de wettelijke minimumeisen voldeed en het - zonder nadere stellingname door X, welke ontbreekt - ervoor mag worden gehouden dat de woning in december 2001 daar ook nog niet aan voldeed. Wel kan aan X worden toegegeven dat de gebreken die in juni 2002 door een ambtenaar van het Gemeentelijk bouwtoezicht werden geconstateerd, relatief eenvoudig te verhelpen waren. Indien zou komen vast te staan dat aan de woning in december 2001 dezelfde gebreken kleefden en de woning namens X toen mondeling gereed is gemeld, zou allereerst de vraag kunnen rijzen of de Gemeente kan worden tegengeworpen dat de boete onnodig is opgelopen doordat zij heeft getalmd bij het controleren van de woning naar aanleiding van de mondelinge gereedmelding. Bij pleidooi heeft X betoogd dat dit laatste het geval is geweest.
10. In dit verband wordt als volgt overwogen. Ter onderbouwing van haar stelling dat haar ex-echtgenoot D tijdens een onderhoud met een wethouder op 17 december 2001 de woning gereed heeft gemeld, heeft X schriftelijke verklaringen van diverse door haar ingeschakelde werklieden overgelegd, die er kort gezegd op neerkomen dat zij hun werk in december 2001 hebben opgeleverd. Verder heeft zij erop gewezen dat zij zich per 17 december 2001 op dit adres heeft ingeschreven. Dat de werklieden met het hun opgedragen werk klaar waren, brengt echter niet zonder meer mee dat de woning als zodanig ook voltooid was. Hetzelfde geldt ten aanzien het feit dat zij zich per 17 december 2001 op dit adres heeft laten inschrijven, te minder nu de toenmalige raadsvrouw van X, mr. Gerards, in een brief van 2 mei 2002, waarin zij zich aan de Gemeente heeft voorgesteld als advocaat van X, nog heeft geschreven dat X woonde aan de E-weg 00 te Malden.
11. Uit de overgelegde stukken blijkt verder dat X per faxbericht van 26 maart 2002 - nadat de Gemeente haar op 14 maart 2002 had geschreven dat zij inmiddels boetes verbeurde en haar had gemaand tot betaling - om een nader uitstel heeft gevraagd van de in de brief van 14 maart 2002 vervatte termijnen. Kennelijk heeft X in deze fax met geen woord gerept over de gereedmelding in december 2001 - daarvan is althans niets gesteld of gebleken - , terwijl dit toch wel op haar weg zou hebben gelegen. In antwoord op die fax heeft de Gemeente 19 april 2002 geschreven dat zij van mening bleef dat X vanaf september 2001 boetes verbeurde en haar ter zake in gebreke gesteld. Op deze brief is van de zijde van X pas inhoudelijk gereageerd bij brief van haar toenmalige advocaat mr. Gerards van 17 mei 2002. Pas in die brief is voor het eerst gesteld dat D tijdens het spreekuur van burgemeester en wethouders op 17 december 2001 een ingevulde voltooiingsverklaring c.q. gereedheidsverklaring heeft afgegeven aan wethouder De Graaff. Bij de Gemeente is dat stuk echter niet bekend en door X is ook geen afschrift daarvan overgelegd. Zeker waar de partijen al in maart 2002 hebben gecorrespondeerd over de vraag of X boetes verbeurde vanaf september 2001, wekt het bevreemding dat van de zijde van X pas in mei 2002 voor het eerst wordt gesteld dat de woning al veel eerder gereed is gemeld. Waar zij de gestelde gereedmelding niet met stukken kan staven en zij in maart 2002 kennelijk nogmaals om uitstel heeft gevraagd, kan aan de juistheid van deze stelling worden getwijfeld, maar ook als het al zo zou zijn dat D op 17 december 2001 de woning daadwerkelijk gereed heeft gemeld, geldt in het kader van de beoordeling van de vraag voor wiens rekening het talmen met betrekking tot de opleveringscontrole moet komen, onverkort dat X kan worden tegengeworpen dat zij de Gemeente pas op 17 mei 2002 voor het eerst erop heeft gewezen dat de woning al in december 2001 namens haar gereed was gemeld. In de gegeven omstandigheden had het op haar weg gelegen dit veel eerder te doen, nu zij al in maart 2002 met de Gemeente in een schriftelijke discussie was verwikkeld over de vraag of zij boetes verbeurde. Verder kan worden vastgesteld dat de Gemeente na 17 mei 2002 adequaat heeft gereageerd op de mededeling van X dat de woning volgens haar gereed was door, nadat X bij brief van 18 juni 2002 kennelijk nogmaals om een voltooiingsverklaring had gevraagd, op 24 juni 2002 een ambtenaar van het Gemeentelijk bouwtoezicht de woning te laten controleren. De conclusie is dan ook dat er geen grond is voor het oordeel dat de boetes door toedoen van de Gemeente zijn opgelopen.
12. Uit het voorgaande volgt dat X de overeengekomen boetes heeft verbeurd over de maanden september 2001 tot en met augustus 2002 omdat zij haar woning niet tijdig heeft voltooid. De vordering die zij in conventie primair heeft ingesteld, moet dan ook worden afgewezen.
13. Subsidiair heeft X om matiging van de boete gevraagd. De rechtbank kan een overeengekomen boete matigen indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. In dit verband wordt het volgende overwogen. Uit de bewoordingen van de Algemene regelen blijkt dat de bedongen boete verband houdt met de daarin opgenomen antispeculatiebedingen. Kort gezegd komt het erop neer dat een woning binnen anderhalf jaar na de verkoop van de grond voltooid moet zijn en na voltooiing nog tenminste anderhalf jaar door de koper zelf bewoond moet worden, zodat de grond gedurende in ieder geval drie jaar bij de koper in eigendom blijft. Op grond van de bij gelegenheid van het pleidooi door de Gemeente overgelegde foto’s en de door de heer D naar aanleiding daarvan gemaakte opmerkingen heeft het er alle schijn van dat bij X nooit de bedoeling heeft voorgelegen het huis metterdaad zelf te gaan bewonen. De foto’s geven namelijk een beeld van een niet bewoonde woning waarin voor de vorm enkele meubelstukken en (inmiddels verdorde) planten zijn neergezet. Zij duiden er bepaald niet op dat de woning ooit daadwerkelijk is bewoond, terwijl D bij gelegenheid van het pleidooi - na enige ontwijkende antwoorden - uiteindelijk desgevraagd heeft medegedeeld dat de woning nooit verdergaand ingericht is geweest en dat de foto’s de feitelijke toestand weergeven sinds het moment dat X zich op dat adres heeft doen inschrijven, zijnde 17 december 2001. Temeer nu haar toenmalige raadsvrouw op 2 mei 2002 nog aan de Gemeente heeft geschreven dat X woonde op de E-weg 00, mag het er dan ook voor worden gehouden dat X nooit daadwerkelijk aan de C 0 heeft gewoond en dat het ook nooit haar bedoeling is geweest daar ooit te gaan wonen, zodat de conclusie voor de hand ligt dat de woning met speculatieve motieven is gebouwd. Tegen deze achtergrond ziet de rechtbank geen aanleiding de overeengekomen en inmiddels verbeurde boetes te matigen, te minder nu door X verder ook geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de boete wordt gematigd.
14. De conclusie is dan ook dat de in conventie ingestelde vorderingen moeten worden afgewezen en dat de in reconventie door de Gemeente gevorderde veroordeling tot betaling van € 54.453,63 kan worden toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente kan, overeenkomstig de vordering, worden toegewezen vanaf 13 september 2002.
15. De Gemeente heeft verder een verlenging van de “zelfbewoningstermijn” gevorderd. De Gemeente wil kennelijk dat X in dit opzicht de overeenkomst nakomt zoals zij deze in 1999 heeft beoogd te sluiten, namelijk met een verplichting om tenminste anderhalf jaar na de voltooiing van de woning daarin zelf te wonen. De partij die een contractuele boete opeist, kan daarnaast echter niet ook nog nakoming vorderen, zo volgt uit artikel 6:92 lid 1 BW. Deze vordering moet daarom worden afgewezen.
16. Als de in het ongelijk gestelde partij zal X in de kosten van de procedure in conventie en van die in reconventie worden veroordeeld. Overeenkomstig de daartoe strekkende vordering van de Gemeente zullen de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
De beslissing
De rechtbank, recht doende,
in conventie
1. wijst het gevorderde af,
2. veroordeelt X in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 193,00 wegens vast recht en op € 3.855,00 wegens salaris van de procureur,
3. verklaart de onder 2 gegeven kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
4. veroordeelt X om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de Gemeente te betalen € 54.453,63 (f 120.000,00), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 september 2002,
5. veroordeelt X in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 1.542,00 wegens salaris van de procureur,
6. verklaart de onder 4 en 5 gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
7. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R.J.B. Boonekamp, G. Noordraven en M.A.M. Vaessen en uitgesproken in het openbaar op woensdag 28 januari 2004.
de griffier: de voorzitter:
coll: mv