ECLI:NL:RBARN:2003:AN8497

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
12 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-271
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsopdracht kosten archeologisch onderzoek in geschil tussen gemeente Nijmegen en projectontwikkelaar

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Arnhem op 12 november 2003, staat de gemeente Nijmegen als eiseres tegenover X, een projectontwikkelaar, als gedaagde. De zaak betreft een geschil over de kosten van archeologisch onderzoek dat heeft plaatsgevonden in het kader van een project in de Nijmeegse binnenstad. De gemeente vordert betaling van een bedrag van € 10.151,62, dat bestaat uit kosten voor archeologisch onderzoek en rioolaansluitingen, vermeerderd met wettelijke rente. De gemeente stelt dat X akkoord is gegaan met de kosten van het archeologisch onderzoek, terwijl X dit betwist en aanvoert dat hij al een deel van de kosten heeft voldaan.

De procedure begon met een tussenvonnis op 28 mei 2003, waarna de gemeente producties heeft ingediend. X heeft verweer gevoerd en betwist dat hij nog iets verschuldigd is aan de gemeente. De rechtbank heeft vastgesteld dat X niet heeft betwist dat hij voor de rioolaansluiting een bedrag van € 2.132,77 verschuldigd was, maar hij stelt dat hij door een eerdere betaling van € 2.210,90 volledig gekweten is. De rechtbank concludeert dat de gemeente bewijs moet leveren van de gemaakte afspraken over de kosten van het archeologisch onderzoek.

De rechtbank heeft de gemeente opgedragen bewijs te leveren van de afspraken met X over de kosten van het archeologisch onderzoek, en heeft een getuigenverhoor aangekondigd. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de partijen aanwezig moeten zijn om inlichtingen te geven en te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een schikking. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijsvoering in civiele zaken en de rol van de rechter in het faciliteren van een oplossing tussen partijen.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 03/271
Datum uitspraak: 12 november 2003
Vonnis
in de zaak van
De publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE NIJMEGEN,
zetelend te Nijmegen,
eiseres,
procureur: mr K. van der Meulen,
tegen
X,
wonende te Z
gedaagde,
procureur: mr J.B.M. Heerink,
Bij de stukken bevindt zich een afschrift van een tussen de partijen gewezen tussenvonnis van 28 mei 2003 van deze rechtbank.
Het verloop van de procedure
Voor het eerdere verloop wordt verwezen naar het tussenvonnis. De comparitie na antwoord heeft geen doorgang gevonden. De gemeente had al wel bij brief van 24 juni 2003 producties toegezonden. Die behoren tot de gedingstukken. De gemeente heeft een conclusie van repliek met producties genomen. X een conclusie van dupliek Daarna is vonnis bepaald.
De feiten
1. X was in het jaar 2000 doende met de ontwikkeling van een project in de Nijmeegse binnenstad in het gedeelte omsloten door de Tweede Walstraat en de Vlaamse Gas. X heeft daarbij gebruik gemaakt van architect Bruisten die zich bezig hield met het ontwerpen en uitwerken van het project.
2. Na de sloop van bestaande opstallen waarin de verfwinkel van Middendorp was gevestigd heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden. De gemeente heeft daarvoor bij factuur van 1 oktober 2001 een bedrag van f 13.797,75 (excl. BTW) = f 16.212,36 (inclusief BTW) aan X in rekening gebracht.
3. Bij de stukken bevindt zich een Aanvraagformulier Rioolaansluiting gedateerd 19 april 2000 afkomstig van X voor het adres Tweede Walstraat 90 te Nijmegen. Daarvoor heeft de gemeente X bij factuur van 23 oktober 2000 een bedrag van € 2.132,77 in rekening gebracht.
4. Verder heeft ten behoeve van X nog een rioolaansluiting aan de Vlaamse Gas plaatsgevonden waarvoor de gemeente bij factuur van 30 april 2001 een bedrag van f 803,19 in rekening heeft gebracht. Ten slotte heeft de gemeente nog aan X in rekening gebracht een bedrag van € 44.106,08 bij factuur van 16 oktober 2000 en een bedrag van € 272,27 bij factuur van 5 juni 2000 voor Leges ‘bestemmingsplan, welstand, bouwvergunning’, resp. ‘sloopvergunning’.
Het geschil en de beoordeling daarvan
5. De gemeente vordert, na vermeerdering van eis, de veroordeling van X tot betaling van een bedrag van € 10.151,62 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 9.489,62 vanaf 17 oktober 2002 tot aan de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit een bedrag van € 7.356,85 (= f 16.212,36) terzake van de kosten van archeologisch onderzoek en een bedrag van € 2.132,77 wegens kosten rioolaansluiting Tweede Walstraat, alsmede een bedrag van € 662,- terzake van buitengerechtelijke kosten. X heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
7. X heeft niet betwist dat hij voor de rioolaansluiting in de Tweede Walstraat op enig moment aan de gemeente een bedrag van € 2.132,77 verschuldigd is geworden. Hij stelt echter dat hij door betaling van een bedrag van € 2.210,90 op 25 januari 2002 volledig gekweten is (afgezien van de kosten van het archeologisch onderzoek, waarvan hij de verschuldigdheid betwist, waarover hierna). Hoewel de gemeente het bedrag van haar vordering aanvankelijk met dit bedrag had verminderd, heeft zij bij repliek haar eis weer met dit bedrag vermeerderd, stellende dat dit bedrag niet betrekking had op terzake van het project Tweede Walstraat-Vlaamse Gas gemaakte kosten, maar op een andere factuur van de gemeente aan X. Bij dupliek heeft X slechts herhaald dat hij na betaling van het bedrag van € 2.210,90 terzake van de rioolaansluiting niets meer aan de gemeente verschuldigd was. Hij heeft echter niet betwist de stelling van de gemeente dat dit bedrag betrekking had op een andere factuur. Evenmin heeft X de juistheid van het door de gemeente geproduceerde betalingsoverzicht betwist. Volgens dat overzicht waarin een betaling van € 2.210,90 op 25 januari 2002 niet voorkomt, heeft X in totaal in mindering op de facturen van 30 april 2001, 16 oktober 2000 en 5 juni 2000 een bedrag van € 45.190,59 betaald, terwijl de som van de drie facturen € 45.181,54 bedraagt. Die facturen zijn dus voldaan, met dien verstande dat € 9,05 meer is betaald. Dit betekent dat, afgezien van dit laatste bedrag, de beide andere facturen (rioolaansluiting en archeologisch onderzoek) nog open staan. Aangezien van die twee de factuur voor de rioolaansluiting de oudste is, zal het bedrag van € 9.05 daarop in mindering gebracht worden, zodat te betalen resteert € 2.123,72. Dit gedeelte van de vordering ligt voor toewijzing gereed.
8. Blijft over de vordering terzake van archeologisch onderzoek. Volgens de gemeente is over die kosten overleg gepleegd met architect Bruisten, waarbij de kosten werden begroot op maximaal f 30.000,- voor wat betreft het terrein van de verfwinkel van Middendorp. Na overleg met X heeft Bruisten vervolgens in mei 2000 aan de gemeente meegedeeld dat X accoord ging met deze kostenbegroting, mist hij de archeologische werkzaamheden voor promotionele doeleinden zou mogen gebruiken. X heeft betwist dat dergelijke afspraken zijn gemaakt en dat hij daarmee heeft ingestemd.
9. Op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv rust de bewijslast van het bestaand van afspraken als door de gemeente gesteld op de gemeente. Het door de gemeente overgelegde e-mailbericht van een zekere Frank Brink aan Bruisten van 10 november 2000 is voor dat bewijs niet voldoende. Overeenkomstig haar aanbod zal de gemeente bewijs worden opgedragen. Aan een eventueel getuigenverhoor zal een comparitie van partijen worden gekoppeld voorzover daaraan naar het oordeel van de rechter behoefte mocht bestaan.
10. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank, recht doende
draagt de gemeente op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat afgesproken is tussen de gemeente en (een vertegenwoor-diger van) X dat de kosten van archeologisch onderzoek wat betreft het terrein van de verfwinkel van Middendorp tot een maximum van f 30.000,- voor rekening van X zouden komen,
bepaalt dat, voor zover de gemeente dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, de getui-gen door de rechtbank (mr. R.J.B. Boonekamp) gehoord zullen worden in het Paleis van Justitie aan de Walburg-straat 2-4 te Arnhem op een door de recht-bank vast te stellen datum (op een donderdag) en tijd,
verwijst de zaak naar de tweede rolzitting na de dag- waarop dit vonnis is uitge-sproken voor het opgeven van eventuele getuigen met hun respectieve verhin-derdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advoca-ten in de maanden december 2003 tot en met februari 2004, waarna dag en uur van het getui-genver-hoor zullen worden bepaald,
bepaalt dat het aan de hand van de gedane opgave(n) vastgestelde tijdstip in beginsel niet zal worden gewij-zigd,
verstaat dat bij gebreke van de gevraagde opgave van getuigen geen gelegen-heid meer zal worden gegeven voor het doen horen van getuigen,
verwijst in dat geval de zaak naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgespro-ken, voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van de gemeente, waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren, of voor bepaling datum vonnis,
bepaalt dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn,
bepaalt voorts dat de partijen, partij X in persoon en partij de gemeente vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond -van een bijzondere schriftelijk volmacht bevoegd is tot het geven van inlichtingen en tot het aangaan van een schikking, indien daartoe naar het oordeel van de rechter(-commissaris) aanleiding bestaat,- tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de genoemde rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
bepaalt dat voorzover de partijen in verband met de getuigenverhoren nog stukken in het geding willen brengen, dit dient te geschieden bij akte op de hiervoor bedoelde tweede rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken,
verstaat dat hoger beroep van dit vonnis alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en uitge-spro-ken in het openbaar op 12 november 2003.
De griffier: De rechter: de rechter