ECLI:NL:RBARN:2003:AL9033

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/090458-02
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord en poging tot moord op portiers bij de Matrixx in Nijmegen

In de zaak van de Rechtbank Arnhem, uitgesproken op 15 oktober 2003, is verdachte beschuldigd van moord en poging tot moord op twee portiers van de discotheek 'The Matrixx' in Nijmegen. Het incident vond plaats op 3 november 2002, waarbij de verdachte, na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen op de portiers schoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade handelde, wat resulteerde in de dood van een van de portiers en ernstige verwondingen bij de ander. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van getuigenverklaringen en deskundigenrapporten, die de mentale toestand van de verdachte in kaart brachten. De deskundigen concludeerden dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was, wat de rechtbank in haar overwegingen heeft meegenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die de rechtbank ook heeft gegrond op de wettelijke bepalingen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/090458-02
Datum zitting : 01 oktober 2003
Datum uitspraak : 15 oktober 2003
VONNIS
TEGENSPRAAK
in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Amsterdam, huis van bewaring “Het Schouw”, gevestigd aan de H.J.E. Wenckebachweg 48 te Amsterdam.
Raadsvrouwe: mevr. mr. B.L.M. Ficq, advocate te Amsterdam
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 november 2002 te Nijmegen , opzettelijk en met
voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin
bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk na kalm
beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, met
een vuurwapen een of meerdere keren op voornoemde [slachtoffer] heeft geschoten, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
2.
hij op of omstreeks 03 november 2002 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [medeslachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, met een vuurwapen een of meerdere keren op voornoemde [medeslachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 09 juli 2003 en 01 oktober 2003 ter terechtzitting onderzocht. Op 01 oktober 2003 is verdachte versche-nen. Verdachte is op 01 oktober 2003 bijgestaan door mevr. mr. B.L.M. Ficq, advocate te Amsterdam.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [medeslachtoffer], wonende te [woonplaats], aan de [adres], die vordert dat verdachte -wordt veroordeeld aan hem te beta-len een bedrag van € 215,00 aan schadever-goe-ding.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, en wel ter zake van moord en poging tot moord, zal worden veroor-deeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht.
Verdachte en zijn raadsvrouwe hebben het woord ter verdediging ge-voerd.
3. De beslis-sing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorko-men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op of omstreeks 03 november 2002 te Nijmegen , opzettelijk en met
voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin
bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk na kalm
beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, met
een vuurwapen een of meerdere keren op voornoemde [slachtoffer] heeft geschoten, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
2.
hij op of omstreeks 03 november 2002 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [medeslachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, met een vuurwapen een of meerdere keren op voornoemde [medeslachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdach-te zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijs-middelen zijn vervat.
3a. Bewijsmiddelen
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 02-160377, d.d. 05 december 2002, opge-maakt door verbalisanten van de regiopolitie Gelder-land-Zuid, district Stad Nijmegen, “Luifelteam”, met bijlagen, voor zover inhoudende:
a. Het op 05 december 2002 door verbalisanten [verbalisant I] en [verbalisant II] op ambtsbelofte cq. ambtseed opgemaakte proces-verbaal, onder meer inhoudende:
“Op zondag 03 november 2002 omstreeks 05:30 uur vond er een schietincident plaats in de discotheek “The Matrixx” gevestigd aan de Wijchenseweg te Nijmegen. Bij dit schietincident werden twee medewerkers (portiers) van genoemde discotheek ernstig gewond. Een van deze mannen ([slachtoffer]) kwam ten gevolge (van: Rechtbank) zijn verwondingen opgelopen bij dit schietincident te overlijden.
(…)
Op maandag 04 november 2002 werd door de patholoog anatoom dr. [XY], verbonden aan het Nederlands Forensisch instituut, sectie verricht op het overleden slachtoffer [slachtoffer]. (…) De handgeschreven voorlopige conclusie is opgenomen in incidentdeel 1 van dit proces-verbaal. (zie blad 210)”
b. Een schriftelijk bescheid, zijnde het onder a. genoemde verslag van patholoog anatoom dr. [XY] (dossierpag. 210) inhoudende zijn voorlopige sectiebevindingen betreffende [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] te Vught, zoals hieronder afgebeeld en onder meer inhoudende: “Het oplopen van de schotverwonding heeft de dood tot gevolg gehad, obv orgaan- en weefselbeschadiging met daardoor bloedverlies.”
(…)
c. Het proces-verbaal van aangifte inhoudende de op 04 november 2002 ten overstaan van verbalisanten [verbalisant III] en [adresverbalisant IV] door [medeslachtoffer] afgelegde verklaring, onder meer inhoudende:
“Ik stond in de ruimte van de Vip-ingang en ik stond met mijn rug tegen de buitenmuur. Eddy stond recht tegenover mij bij de toegangsdeur van de Vip-ingang. De toegangsdeur van de Vip-ingang ging open en dicht omdat Eddy mensen naar buiten liet. (…) In een flits zag ik de (…) neger bij de toegangsdeur, waar Eddy nog steeds stond. De neger stak iets over de mensen die bij Eddy stonden heen. Ik zag een vuurwapen, ik kon niet zien wat voor wapen het was. Ik zag in ieder geval dat het een klein vuurwapen was. (…) Ik zag dat hij het vuurwapen in mijn richting hield. Ik hoorde een knal. Ik voelde een scherpe pijn midden boven op mijn borst. Het voelde als een doffe dreun. (…) Ik zakte door mijn knieën en ik zag de neger nog steeds in de deuropening stond. Ik viel om mijn rechterschouder en ik hoorde weer een knal. Ik zag dat er vuur uit de loop van het wapen kwam. Ik zag dat Eddy naar zijn borst greep en enkele seconden bleef staan. Vervolgens zag ik dat hij voorover viel en op zijn knieën terecht kwam. (…) Ik zag dat toen Eddy op zijn knieën zat, die neger pas weg ging.”
d. Een schriftelijk bescheid, zijnde de medische verklaring d.d. 05 november 2002 betreffende het letsel geconstateerd bij [medeslachtoffer], opgemaakt door geneeskundige [arts], onder meer inhoudende dat als uitwendig letsel is geconstateerd “inschot opening hals li” en waarbij in het bijzonder wordt medegedeeld “ernstig bloedvatletsel hals/borstkas”.
e. Het proces-verbaal inhoudende de op 16 juni 2003 ten overstaan van rechter-commissaris mr. C.M.J. Peters door getuige [X] afgelegde verklaring, onder meer inhoudende:
“Ik weet waar dit verhoor over zal gaan, de schietpartij november 2002. Ik was op dat moment werkzaam. (…) Ik heb gezien dat Allen de toegang werd ontzegd. (…) Allen is uitgelegd waarom hij eruit was gezet. Hij flipte toen helemaal door. Dit bleek uit de gebaren die hij maakte. Hij zei: ik zweer het op mijn moeder, ik zweer het op mijn dochter, ik schiet jullie allemaal kapot. Dit kwam dreigend over, hij zei het op dreigende toon, hij was heel agressief. Hij meende het.”
f. Het proces-verbaal inhoudende de op 16 juni 2003 ten overstaan van rechter-commissaris mr. C.M.J. Peters door getuige [Y] afgelegde verklaring, onder meer inhoudende:
“Ik weet waarover dit verhoor zal gaan, het schietincident van 03 november 2002. Ik was getuige van dit incident. Ik ging met mijn vriend naar buiten. We stonden voor de McDonalds. De dader werd eruit gezet. (…) Hij riep tegen de portier: ik kom over tien minuten terug en ik schiet je dood. (…) De jongen kwam dus naar buiten. En liep weg. (…) Hij zei ook nog eens tegen mij dat hij over tien minuten terug zou komen en de portier dood zou schieten. (…) Tien minuten later kwam hij terug. Hij liep naar de deur van de Matrixx. (…) Hij pakte de deur vast met zijn rechter hand en toen schoot hij met links naar binnen. (…) Ik zag dat de uitsmijter neergeschoten werd. De ene uitsmijter was volgens mij gelijk dood, hij viel gelijk achterover op zijn buik en bewoog niet meer. (…) De andere viel tegen de muur.”
g. Het proces-verbaal van verhoor inhoudende de op 03 november 2002 ten overstaan van verbalisant [verbalisant V] door [getuige Z] afgelegde verklaring, onder meer inhoudende:
“Vannacht zaterdag op zondag 2 op 3 november 2002 ging ik met vrienden naar de Matrix te Nijmegen. (…) Daar kwam toen iemand aanlopen die zo later bleek Joe te zijn. (…) Ik hoorde dat hij zei; "je moet niet met mij sollen en iets van dit krijg je als met mij bemoeit." Het waren ieder geval woorden van die strekking. Hierop volgde eigenlijk gelijk het schieten.”
h. Het proces-verbaal van verhoor inhoudende de op 03 november 2002 ten overstaan van verbalisanten [verbalisant V] en [verbalisant VI] door [getuige XX] afgelegde verklaring, onder meer inhoudende:
“Ik ben afgelopen nacht vanuit Bussum naar Nijmegen gegaan naar discotheek de Matrix. (…) Joe schoot in eerste instantie een of twee keer gericht. Hij schoot duidelijk in de richting van een portier die rechts naast de Vip ingang stond. (…) Nadat die portier neerviel stapte hij twee, drie stappen naar voren. (…) Vervolgens hoorde ik dat Joe hard riep: “een beetje bij de hand doen tegen mij” waarop hij nog een keer schoot op de dezelfde portier die al op de grond lag dan wel door knieën was gezakt langs muur op.”
i. Het proces-verbaal van verhoor inhoudende de op 14 november 2002 omstreeks 13:55 uur ten overstaan van verbalisanten [verbalisant VII] en [verbalisant VIII] door [medeverdachte] afgelegde verklaring, onder meer inhoudende:
“Ik wil u vertellen over de Ambassadeur. Bianca komt naar mij toe in de Ambassadeur en zij vertelt dat June problemen heeft bij de Matrixx. Bianca vraagt aan mij of zij mijn pistool mag hebben. Ik heb daarna het wapen in haar tas gedaan. Ik ben met Bianca naar de garderobe gegaan. Ik heb June ook nog aan de telefoon gehad in de Ambassadeur. Hij vroeg mij het wapen te geven aan Bianca.”
j. Het proces-verbaal van verhoor inhoudende de op 14 november 2002 omstreeks 18:39 uur ten overstaan van verbalisanten [verbalisant VII] en [verbalisant VIII] door [medeverdachte] afgelegde verklaring, onder meer inhoudende:
“June wist dat ik een wapen had. June had een keer gezien dat ik een wapen had daarom wist hij het.”
k. Het proces-verbaal van verhoor inhoudende de op 16 november 2002 ten overstaan van verbalisanten [verbalisant VII] en [verbalisant VIII] door [medeverdachte] afgelegde verklaring, onder meer inhoudende:
“Ik nam de telefoon aan en hoorde de stem van June. June zei tegen mij dat als ik dat ding bij mij had of ik die dan aan Bianca wilde geven. Ik wist toen gelijk dat June mijn vuurwapen bedoelde.”
En voorts:
De door verdachte ter terechtzitting van 09 juli 2003 afgelegde verklaring, onder meer inhoudende:
“Ik belde Bianca op en vroeg waar ze was. Ik vroeg om een vuurwapen. Ik noemde dat niet "vuurwapen", maar "ding". Ze wist meteen wat ik bedoelde. Het was een normaal gesprek. Ik vroeg ook of Steve er was. Ik vroeg aan haar of hij dat ding bij zich had. Toen kreeg ik Steve aan de lijn. Ik heb hem gevraagd of hij dat ding kon meenemen. Ik zei dat ik problemen had. Bianca is mij toen het wapen komen brengen. (…) Ik heb Jeroen [medeslachtoffer] wel gezien. Die stond bij de deuropening. Ik heb als eerste op hem geschoten. (…) Ik kwam aanlopen en ik schoot meteen.”
3b. Ter terechtzitting gevoerde verweren
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte gehandeld heeft onder invloed van een heftige gemoedsbeweging die voorbedachten rade en kalm beraad uitsluit.
De rechtbank is, met verwijzing naar de bewijsmiddelen, van oordeel dat verdachte na kalm beraad en rustig overleg tot zijn daad is gekomen.
De rechtbank acht het geenszins aannemelijk geworden dat – zoals door de raadsvrouwe is gesteld – verdachte ná een wapen geregeld te hebben en ná naar de Matrixx te zijn teruggegaan (opnieuw) onderhevig zou zijn geraakt aan een heftige gemoedsbeweging. Niet alleen geeft de eigen verklaring van de verdachte daarvoor geen enkele steun, maar ook uit de meerdere getuigenverklaringen die zien op het moment van het daadwerkelijke schieten blijkt daarvan niets. Volgens de getuigen heeft verdachte rustig en welbewust geschoten terwijl hij daarbij uitlatingen deed als ‘een beetje bij de hand doen tegen mij’ en ‘dit krijg je als je je met mij bemoeit’.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
moord
Ten aanzien van feit 2:
poging tot moord
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
[AA], psycholoog, en [BB], psychiater, verbon-den aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht (Psychiatrische Observatie-kliniek van het Gevangeniswezen), hebben op 27 juni 2003 omtrent verdachte een rapport uitge-bracht. In dit rapport wordt geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten weliswaar de ongeoor-loofd-heid hiervan heeft kunnen inzien, doch in enigszins verminderde mate in staat is geweest zijn wil in vrijheid - overeenkomstig een dergelijk besef - te bepalen.
De deskundigen overwegen in de rapportage onder meer als volgt:
“Betr. is een laaggemiddeld intelligente, 30-jarige man van Antilliaanse afkomst die sinds zijn 5e jaar in Nederland woont, bij wie sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisoci-ale en narcistische kenmerken. Betr. heeft compensatoire vaardigheden - hij kan sociaal vaardig, correct en vriendelijk in de omgang zijn -, waardoor deze kenmerken soms aan het oog worden onttrokken.
De antisociale trekken zijn niettemin zichtbaar in het zeer frequente criminele gedrag, zijn neiging te verheimelijken, het functionele en soms instrumentele gebruik van relaties en het overwegend ontbreken van schuld- of spijtgevoelens. De narcistische kenmerken zijn vooral zichtbaar in zijn (verborgen) superioriteitsgevoelens, zijn soms hooghartige opstelling naar anderen en zijn overtuiging dat anderen jaloers zijn op wat hij in materiële zin bereikt heeft. Hoewel betr. in direct contact krenkbaar is als hij zich onheus bejegend voelt, is hij over het algemeen geneigd zijn boosheid hierover niet rechtstreeks te uiten.
De kern van betr.'s problematiek is narcistisch van aard en draait om zijn broze gevoel van eigenwaarde. Dit wordt voor de buitenwereld afgeschermd door de superioriteitsgevoelens en de hooghartige opstelling. De antisociale kenmerken staan in dienst van de narcistische problematiek.
Ten tijde van het tenlastegelegde (indien bewezen) was van bovengenoemde stoornis even-eens sprake. De doorwerking hiervan is echter vooral zichtbaar in de aanloop tot het ten-lastegelegde. Betr. voelde zich (opnieuw) vernederd en gekrenkt door de wijze waarop hij was bejegend door enkele portiers van de Matrixx, die naar zijn zeggen al langer jaloers op hem waren en hem in zijn beleving dienovereenkomstig behandelden. Dat hij - in tegenstel-ling tot zijn vriend - niet opnieuw naar binnen mocht was eveneens krenkend; dat hij vervol-gens de auto van deze vriend per ongeluk beschadigde, heeft zijn boosheid eerder doen toe-nemen dan afnemen. Terwijl de directe relatie met de krenkingen door het tijdsbeloop af-nam, heeft betr. moeite gedaan om in het bezit van een vuurwapen te komen, waarna de fa-tale schietpartij plaatsvond. De vorm van het tenlastegelegde - zowel voor wat betreft het tijdsverloop als de ernst van het tenlastegelegde - is niet kenmerkend voor de wijze waarop betr. in het algemeen met krenkingen omgaat.
Omdat de doorwerking van de stoornis in het tenlastegelegde van beperkte omvang is ge-weest, achten wij betr. voor het tenlastegelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.”
De rechtbank verenigt zich met de conclusie dat betrokkene voor het tenlastegelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is en maakt die tot de hare. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om-stan-dighe-den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 16 september 2003;
- de onder punt 5 genoemde rapportage.
De rechtbank overweegt verder nog als volgt.
Verdachte heeft op 03 november 2002 na kalm beraad en rustig overleg op twee portiers geschoten. Hij heeft daarmee [slachtoffer] van zijn leven beroofd en zijn nabestaanden een immens verdriet gedaan. De tweede portier, Jeroen [medeslachtoffer], heeft de aanslag overleefd, maar hij zal daaraan gedurende de rest van zijn leven herinnerd worden, niet alleen door het verlies van zijn collega, maar ook door de fysieke en psychische gevolgen die het voorval voor hem tot gevolg heeft gehad. Dit alles is te wijten aan het feit dat de verdachte, zo blijkt uit het dossier, zijn uitzetting uit de “Matrixx” als vernederend en krenkend heeft ervaren. Een andere verklaring heeft verdachte, ook niet ter terechtzitting, niet gegeven. Verdachte liet bij het verlaten van de discotheek weten dat hij zou terugkomen om de portiers neer te schieten en hij heeft dat vervolgens ook gedaan. Verdachte is gedurende enige tijd bezig geweest om zijn plan ten uitvoer te brengen en is op geen enkel moment gedurende die periode tot inkeer gekomen.
Verdachte is, aangekomen bij de discotheek, linea recta naar de deur gelopen waar de portiers stonden en hij heeft vervolgens direct en doelbewust gevuurd op de portiers.
Verdachte heeft hiermee niet alleen de twee neergeschoten portiers getroffen, maar hij heeft – doordat de schietpartij rond sluitingstijd in de hal van een discotheek plaatsvond – vele mensen deelgenoot gemaakt van het gebeuren als gevolg waarvan ook zij psychische problemen zouden kunnen hebben.
Het handelen van verdachte gedurende die fatale nacht heeft de rechtsorde hevig geschokt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het zwaarste commune delict dat het Wetboek van Strafrecht kent, één keer als voltooid delict en één keer als poging daartoe. Dergelijk handelen kan enkel en alleen worden bestraft met een zeer langdurige gevangenisstraf. Rekening houdend met de conclusie dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is voor de door hem gepleegde feiten acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf passend en aangewezen.
6a. De beoordeling van de civiele vorde-ring(en), alsmede de
gevor-derde op-legging van de schadevergoedings-maat-regel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde-ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De vordering van [medeslachtoffer] is niet betwist door verdachte. De recht-bank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen. Gelet op het feit dat medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] ook een aandeel hebben gehad in het feit zal de vordering hoofdelijk worden toegewezen zoals in het dictum vermeld.
Voor de toegewezen vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoe-dingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en de verdachte de verplich-ting zal opleggen – gelet op het aandeel van medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] – een derde van het toegewezen bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 57 en 289 van het Wetboek van Straf-recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlaste-gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt ver-dach-te daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de straf-bare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering wordt gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [medeslachtoffer] ten aanzien van feit 2.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [medeverdachte] of [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [medeslachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [medeslachtoffer], wonende te [woonplaats], aan de [adres], te betalen € 215,00 (zegge tweehonderd en vijftien euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 71,66, subsidiair 1 dag hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [medeslachtoffer], wonende te [woonplaats], aan de [adres], te betalen € 71,66, (zegge éénenzeventig euro en zesenzestig eurocent), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde of
[medeverdachte] of [medeverdachte] heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [medeslachtoffer], het daarmee corresponderende gedeelte van de civielrechtelijke verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. R.H. Koning, rechter, als voorzitter,
mr. T.H.P. de Roos, vice-president,
mr. J.W.M. Tromp, vice-president,
in tegenwoordigheid van D.W.A. van Kuppeveld, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 oktober 2003.