Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak/rolnummer: 91419/ HA ZA 02/1434
Datum uitspraak: 21 mei 2003
1. X,
2. Y,
beiden wonende te Z,
eisers bij dagvaarding van 12 september 2002,
procureur en advocaat mr. ing. A. van Weverwijk te Geldermalsen,
1. Q,
2. A,
beiden wonende te Z,
gedaagden,
procureur en advocaat mr. K.V. van Weert te Arnhem.
Het verloop van de procedure.
Voor het eerdere verloop van deze procedure verwijst de rechtbank naar het tussenvonnis van 21 november 2002. Ingevolge dat tussenvonnis heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan het proces-verbaal zich bij de stukken bevindt. Vervolgens hebben beide partijen zich bij akte uitgelaten. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.1 X wonen in een vrijstaande woning aan de X-weg aan de rand van Z. Q wonen eveneens in een vrijstaande woning, aan de X-weg te Z. X en Q zijn buren.
1.2 Sinds 1973 bevindt zich op het perceel van Q op ruim 2,5 meter van de erfgrens tussen de beide percelen een abeel die zich boven het aardoppervlak splitst in (nu nog) twee afzonderlijke stammen.
1.3 Rondom het huis van X bevindt zich tot aan de erfafscheiding met het perceel van Q een oprit en terras van grindtegels. Onder een oppervlakte van circa 65 m² van dit terras bevindt zich wortelopslag van de abeel.
1.4 Bij brieven van 20 november 2001 en 20 februari 2002 zijn Q gesommeerd (onder meer) de abeel te verwijderen en de schade aan het terras te vergoeden.
1.0 Hoveniersbedrijf Van Frankenhuyzen hebben geoffreerd voor het herstellen van het terras een bedrag van € 4.265,22 inclusief omzetbelasting.
1.6 Het huis van Q staat te koop.
2. X vorderen na vermeerdering van eis, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat Q, althans de eigenaren van het perceel aan de X-weg te Z, aansprakelijk zijn voor de schade zoals veroorzaakt aan het terras van eisers door de (wortels van de) abelen, en voorts Q te veroordelen deze abelen te verwijderen op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag. Voorts vorderen zij Q te veroordelen de schade aan het terras ten bedrage van € 4.265,22 aan hen te voldoen. Ten slotte vorderen zij vergoeding van de buitengerechtelijke kosten ad € 662,- en de proceskosten.
Q voeren gemotiveerd verweer.
De beoordeling van het geschil
3. In deze zaak draait het om de vraag of de wortelopslag van de abeel (er is sprake van één exemplaar) van Q onrechtmatige hinder aan het erf van X toebrengt en of als gevolg daarvan schade aan het terras van X is ontstaan die Q dienen te vergoeden, zoals X aan hun vorderingen ten grondslag leggen. Vooropgesteld wordt dat de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, afhangt van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder ook de plaatselijke omstandigheden.
4. Q worden verweten dat zij geen maatregelen hebben genomen ter bestrijding van de wortelopslag van de hun in eigendom toebehorende abeel. Een dergelijk nalaten levert op zichzelf geen inbreuk op het eigendomsrecht van X op. Onder omstandigheden kan het echter wel in strijd zijn met de zorgvuldigheid die Q in het maatschappelijk verkeer jegens X in acht dient te nemen.
5. In het onderhavige geval is van belang dat de beide huizen in de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn gebouwd en dat toentertijd ook de tuinen zijn aangelegd. Het terras van X is destijds zeer dicht op de perceelsgrens aangelegd, waarbij geen wortelwerende voorzieningen zijn getroffen. Voorts heeft de rechtbank ter plaatse geconstateerd dat zich -thans- op de beide erven en in de directe omgeving daarvan hoogopschietende bomen bevinden.
6. X hebben ter comparitie verklaard dat zij in 1994 reeds hebben geconstateerd dat er gewas/struikjes tussen de terrastegels omhoog kwam(en). Zij hebben dit probleem vervolgens bij Q aangekaart, die daarover een notaris wensten te consulteren waarop X vervolgens niets meer van hen hebben gehoord. Voorts hebben zij verklaard dat zij elk jaar onderhoud hebben verricht door de struikjes die tussen de terrastegels doorgroeiden af te steken zonder daarbij wortels weg te kappen of anderszins te verwijderen. De ter comparitie door de rechtbank tussen de terrastegels geconstateerde opslag hebben X sinds in ieder geval de zomer van 2002 wél laten staan in het kader van de bewijsvoering, een en ander aldus X.
7. Degene op wiens erf wortels van een ander erf doorschieten, mag deze voor zover ze zijn doorgeschoten weghakken en zich toe-eigenen, een en ander zonder voorafgaande aanmaning (art. 5:44 lid 2 BW). X hebben al die jaren geen gebruik gemaakt van dit recht, volgens hun stelling omdat zij de wortels dan wel wortelopslag van de abeel niet konden zien en er aldus niet op bedacht waren noch moesten zijn.
8. X stellen Q, die dat betwisten, in 1994 te hebben aangesproken op het feit dat tussen de terrastegels aan de kant van de perceelsgrens met Q gewas/struikjes omhoog kwam(en) omdat zij -kennelijk- vermoedden dat dit verband hield met de in de tuin van Q aanwezige beplanting. Vervolgens hebben zij daar geen aandacht meer aan besteed en elk jaar de opkomende en zich -steeds verder over het terras- uitbreidende opslag tussen de tegels afgestoken, zonder de oorzaak ervan te onderzoeken, zonder de wortels onder het terras af te steken of uit te roeien en zonder Q aan te spreken op het feit dat ook na 1994 elk jaar nieuwe scheuten (-met name- aan de zijde van de perceelsgrens met Q) opkwamen. Voorts heeft een en ander X er niet toe gebracht alsnog wortelwerende voorzieningen rondom hun terras te treffen of Q eerder dan in oktober 2001 daarover te benaderen. Aldus heeft de abeel zes jaar ongestoord verder kunnen groeien, waarbij de wortels -de weg van de minste weerstand kiezend- steeds verder onder het terras van X hebben kunnen komen. Zij hadden het in eigen hand de thans ontstane situatie te voorkomen. Tegen die achtergrond is onvoldoende gesteld of gebleken waaruit zou volgen dat Q maatregelen tegen de wortelopslag hadden moeten treffen. Uit het vorenstaande volgt dat de wortelopslag van de abeel geen onrechtmatige hinder oplevert, zodat de vorderingen zullen worden afgewezen. De oorzaak en de hoogte van de schade aan het terras eisen dan ook geen nadere bespreking.
9. X zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
veroordeelt X in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Q bepaald op € 193,- aan verschotten en € 827,50 salaris procureur,
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M.I. de Waele en uitge-spro-ken in het openbaar op 21 mei 2003.