ECLI:NL:RBARN:2002:AF1680
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- D. van Driel van Wageningen
- R.J.B. Boonekamp
- V.M. de Winkel
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de kantonrechter en niet-ontvankelijkheid van de eiser in civiele procedure
In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Arnhem, is de eiser, X, betrokken in een geschil met de gedaagde, de Stichting Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN). De zaak is ontstaan na een eerdere procedure bij de sector kanton, waar de kantonrechter zich onbevoegd verklaarde en de zaak verwees naar de civiele sector. De eiser had een formulierdagvaarding ingediend, maar deze was niet correct volgens het nieuwe burgerlijk procesrecht dat op 1 januari 2002 in werking trad. De rechtbank oordeelde dat de procedure met een dagvaarding had moeten beginnen en dat het ingediende formulier als een verzoekschrift moest worden beschouwd. Hierdoor was de procedure onjuist ingeleid, wat aanleiding gaf tot toepassing van artikel 69 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De rechtbank stelde vast dat de kantonrechter X in de gelegenheid had kunnen stellen om alsnog een dagvaarding te betekenen, maar dit niet deed. In plaats daarvan werd de formulierdagvaarding doorgestuurd naar KUN, die een verweerschrift indiende. De rechtbank oordeelde dat, omdat X niet bij procureur was verschenen en geen verdere proceshandelingen had verricht, hij niet ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vordering. De rechtbank veroordeelde X in de proceskosten, die aan de zijde van KUN waren vastgesteld op een totaal van € 388,13.
De uitspraak werd gedaan op 24 oktober 2002 door een meervoudige kamer van de Rechtbank Arnhem, bestaande uit drie rechters. De beslissing werd openbaar uitgesproken, waarbij de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad werd verklaard.