ECLI:NL:RBARN:2002:AE9458

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
70314 / ha za 01-132
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid ziekenhuis voor zorgplicht jegens patiënt na val uit bed

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 3 oktober 2002 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres X en gedaagde de Stichting De Katholieke Ziekeninrichtingen voor de Liemers, handelende onder de naam Streekziekenhuis Zevenaar. Eiseres X, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E. Bige, vorderde schadevergoeding van het ziekenhuis naar aanleiding van een val uit bed tijdens haar verblijf in het ziekenhuis. De rechtbank heeft in haar vonnis verwezen naar een eerder tussenvonnis van 28 februari 2002, waarin een deskundigenbericht was aangevraagd. Dit deskundigenbericht, opgesteld door prof. dr. Y, heeft de rechtbank geholpen bij het beoordelen van de zorgplicht van het ziekenhuis.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen landelijke richtlijnen bestaan voor het plaatsen van bedhekken bij postoperatieve patiënten. De deskundige heeft aangegeven dat het sluiten van gordijnen rond het bed van X op het moment van de val niet ongebruikelijk is, maar dat dit ook kan leiden tot desoriëntatie en onrust bij patiënten. De rechtbank concludeert dat het ziekenhuis niet tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens X, omdat er geen algemeen aanvaarde normen zijn die het sluiten van de gordijnen verbieden. De rechtbank heeft de vorderingen van X afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, inclusief de kosten van het deskundigenbericht.

De beslissing van de rechtbank is dat de vorderingen van X worden afgewezen, en dat zij de kosten van de procedure moet vergoeden aan het ziekenhuis. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar door mr. R.J.B. Boonekamp, rechter, en is gedateerd op 3 oktober 2002.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak/rolnummer: 70314 / HA ZA 01-132
Datum uitspraak: 3 oktober 2002
Vonnis
in de zaak van
X,
wonende te Z,
eiseres bij dagvaarding van 16 januari 2001,
procureur en advocaat mr. E. Bige te Arnhem,
tegen
de stichting
DE STICHTING DE KATHOLIEKE ZIEKENINRICHTINGEN VOOR DE LIEMERS,
handelende onder de naam Streekziekenhuis Zevenaar,
gevestigd te Zevenaar,
gedaagde,
procureur mr. F.J. Boom te Arnhem,
advocaat mr. M.J.J. de Ridder te Utrecht.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 28 februari 2002 wordt naar dat vonnis verwezen. Naar aanleiding van dit tussenvonnis is een deskundigenbericht uitgebracht. Op verzoek van de rechtbank heeft de deskundige zijn bericht nog twee maal nader toegelicht. Zijn rapporten van 5 juni 2002, 15 juni 2002 en zijn ongedateerde rapport (dat de rechtbank op 18 juli 2002 ontving) bevinden zich bij de stukken. Daarna heeft X een conclusie na deskundigenbericht genomen, waarbij zij tevens (de grondslag van) haar eis heeft gewijzigd. Hierop heeft het ziekenhuis ook een conclusie na deskundigenbericht genomen. Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.
De verdere beoordeling van het geschil
1. De rechtbank blijft bij hetgeen eerder is overwogen en beslist.
2. Zoals in het tussenvonnis van 28 februari 2002 is overwogen dient de vraag te worden beantwoord of het ziekenhuis jegens X tekort is geschoten in de zorgplicht van een goed hulpverlener door in de gegeven omstandigheden geen hekken aan haar bed te plaatsen of door anderszins geen maatregelen te treffen. Met het oog hierop is een aantal vragen ter beantwoording voorgelegd aan de als deskundige benoemde anesthesioloog prof. dr. Y.
3. In antwoord op de vragen a. en b., over het bestaan van algemeen aanvaarde, landelijke normen en/of eigen ziekenhuisbeleid inzake het plaatsen van bedhekken (bij postoperatieve patiënten), heeft de deskundige - samengevat en voorzover relevant - geantwoord dat terzake geen landelijk protocol en/of richtlijn bestaat en dat het ontbreken van een richtlijn hierover bij het ziekenhuis dus ook niet in strijd is met hetgeen in de gezondheidszorg gebruikelijk is. De deskundige heeft uiteengezet dat er zowel voor- als nadelen aan het plaatsen van bedhekken zijn verbonden en dat het achterwege laten hiervan niet als onzorgvuldig kan worden aangemerkt.
4. De in vraag c) genoemde 'bijzondere' omstandigheden bij X maken zijn oordeel op dit punt niet anders. Volgens hem onderscheidt zij zich daarin niet van andere operatiepatiënten, behoudens voor wat betreft haar relatief korte verblijf op de verkoeverkamer. Gelet echter op het tijdstip van de val verkeerde zij zijns inziens op dat moment niet in een andere herstelconditie dan patiënten die langer op de verkoeverkamer hebben verbleven.
5. De rechtbank neemt de hierboven weergegeven oordelen van de deskundige over en stelt op grond daarvan vast dat het ziekenhuis jegens X niet in haar zorgplicht als een goed hulpverlener is tekort geschoten door (in de gegeven omstandigheden) aan haar bed geen bedhekken te plaatsen. Daarmee komt de vraag aan de orde of het ziekenhuis anderszins in strijd met haar zorgverplichting jegens X heeft gehandeld.
6. De deskundige meent uit de stukken te kunnen afleiden dat de gordijnen rond het bed van X ten tijde van de val gesloten waren en noemt dit opvallend. Volgens hem wordt dit, anders dan om de patiënt te verzorgen en/of te onderzoeken, in de meeste Nederlandse ziekenhuizen niet meer gedaan, omdat het kan leiden tot desoriëntatie, angst en onrust bij de (postoperatieve) patiënt die daardoor zou kunnen pogen het bed te verlaten. Ook het zicht van de "omgeving" op de patiënt - en daarmee de mogelijkheid om zonodig in te grijpen - is dan afwezig, zo vermeldt hij in zijn bericht. Van een landelijke richtlijn op dit punt is volgens hem echter geen sprake. Naar zijn mening is het ziekenhuis daarom in absolute zin niet tekort geschoten in haar zorg jegens X. Maar wel meent hij dat het ziekenhuis door het sluiten van haar bedgordijnen een in principe gevaarlijke situatie voor haar heeft gecreëerd.
7. Naar aanleiding van het deskundigenbericht heeft X de grondslag van haar vordering aangevuld met de stellingen dat het ziekenhuis door de gordijnen rond haar bed gesloten te houden een voor haar onveilige situatie heeft geschapen waarbinnen het ongeval kon plaatsvinden. Volgens haar heeft deze omstandigheid tot desoriëntatie, onrust en - uiteindelijk - haar val geleid. Het ziekenhuis heeft deze stellingen gemotiveerd betwist.
8. Met betrekking tot het sluiten van de bedgordijnen wordt het volgende overwogen. Op grond van het deskundigenbericht moet ervan worden uitgegaan dat terzake geen landelijke richtlijn bestaat. Uit het door de deskundige voorts genoemde gegeven dat het in een aantal ziekenhuizen (nog) wel gebruikelijk is om bij (postoperatieve) patiënten - buiten de tijden waarop verzorging en onderzoek plaatsvindt - de bedgordijnen te sluiten moet worden afgeleid dat hierover binnen de betrokken medische kringen kennelijk ook overigens geen consensus bestaat. Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat - ook indien vast zou staan dat de gordijnen rond het bed van X waren gesloten ten tijde van haar val - niet kan worden gezegd dat het ziekenhuis hierdoor jegens haar heeft gehandeld in strijd met de voor haar (hulpverleners) op dit punt geldende professionele standaard. Het gaat te ver om bij gebreke van duidelijke algemeen aanvaarde normen binnen de betrokken medische kringen niettemin aan te nemen dat het ziekenhuis in dat geval jegens X tekort zou zijn geschoten in de haar geboden zorg op grond van het enkele oordeel van de deskundige, dat het sluiten van bedgordijnen potentieel gevaarscheppend is. Dat neemt uiteraard niet weg dat ook zonder dergelijke algemeen aanvaarde normen een gedraging, zoals hier het gesloten houden van bedgordijnen, in de concrete omstandigheden van het geval zo gevaarscheppend kan zijn dat die achterwege had behoren te blijven in verband met de kans op schade en dus aansprakelijkheid wel aangenomen moet worden. In het onderhavige geval is echter, de rapporten van de deskundige mede in aanmerking genomen, niet gebleken van dergelijke concrete omstandigheden op grond waarvan geoordeeld moet worden dat de gordijnen rond het bed van X niet gesloten behoorden te zijn en dat het ziekenhuis is tekortgeschoten.
9. Nu geen tekortkoming van het ziekenhuis jegens X is komen vast te staan moeten de vorderingen van X worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal zij worden veroordeeld in de aan de zijde van het ziekenhuis gevallen kosten van de procedure. Tevens zal zij op de voet van art. 57c (oud) Rv ambtshalve worden veroordeeld tot betaling aan de griffier van deze rechtbank van de voorlopig in haar debet gestelde, uit 's Rijks kas betaalde kosten van het deskundigenbericht ad € 982,94.
De beslissing
De rechtbank, recht doende,
1. wijst de vorderingen van X af;
2. veroordeelt X in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van het ziekenhuis bepaald op € 181,51 aan vastrecht en op € 1.170,75 wegens salaris procureur;
3. veroordeelt X ambtshalve tot betaling van € 982,94 wegens verschotten aan de griffier van deze rechtbank door dit bedrag over te maken op rekeningnummer 1923.25.752 ten name van DS 533 Arrondissement Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem, onder vermelding van het zaak- en rolnummer 70314/HAZA 01-132.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp, rechter, en uitgesproken in het openbaar op donderdag 3 oktober 2002.
De griffier: De rechter:
Coll.:
CL