ECLI:NL:RBARN:2002:AE2350

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Zaak/rolnummer: 74511/ HA ZA 01 - 929
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Stal Mansour voor schade door paard Jonker tijdens rijles

In deze zaak vordert eiseres X schadevergoeding van gedaagde Y, h.o.d.n. eenmanszaak Stal Mansour, naar aanleiding van een ongeval dat plaatsvond tijdens een rijles op 3 juni 1996. Eiseres had zich ingeschreven voor rijlessen bij Ruitercentrum Stal Mansour en was op die dag aan het rijden op het paard Jonker, dat haar voor het eerst was toegewezen. Tijdens de les steigerde het paard plotseling, waardoor eiseres viel en ernstig gewond raakte. Eiseres stelt dat Stal Mansour aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van dit ongeval, op basis van verschillende artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, waaronder artikel 6:179 BW, dat de aansprakelijkheid van de bezitter van een dier regelt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verwijtbare schuld is aan de zijde van Stal Mansour of de instructrice P. De deskundigen concludeerden dat het ongeval het gevolg was van de onvoorspelbare reactie van het paard, wat inherent is aan het rijden op een paard. De rechtbank oordeelt dat zowel Stal Mansour als eiseres zich bewust waren van de risico's die verbonden zijn aan het berijden van een paard. Hierdoor is de schadeverdeling tussen partijen aan de orde gekomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schade gelijkelijk moet worden verdeeld, waardoor Stal Mansour voor de helft aansprakelijk is voor de geleden schade.

De rechtbank heeft de vordering van eiseres tot betaling van wettelijke rente afgewezen, omdat de vraag of deze rente verschuldigd is pas kan worden beantwoord in de schadestaatprocedure, waarin de exacte schadeposten moeten worden vastgesteld. De rechtbank heeft Stal Mansour veroordeeld tot betaling van de helft van de schade, die nader moet worden opgemaakt bij staat, en heeft de proceskosten aan de zijde van eiseres toegewezen. Het vonnis is uitgesproken door rechter R.A. van der Pol op 25 april 2002.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak/rolnummer: 74511/ HA ZA 01 - 929
Datum uitspraak: 25 april 2002
Vonnis
in de zaak van
X,
wonende te Z,
eiseres bij dagvaarding van 17 mei 2001,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr.E.H. Roeders te Apeldoorn,
tegen
Y,
h.o.d.n. eenmanszaak STAL MANSOUR, P.B.O. MANSOUR,
wonende en kantoorhoudende te Arnhem,
gedaagde,
procureur mr. J.S.E. Vermeulen,
advocaat mr. J. Schep te Apeldoorn.
Partijen worden hierna tevens aangeduid met 'X' respectievelijk 'Stal Mansour'.
Het verloop van de procedure
De volgende processtukken zijn gewisseld:
· een produktielijst met produkties aan de zijde van X;
· een conclusie van antwoord met produkties;
· een conclusie van repliek;
· een conclusie van dupliek.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.
De vaststaande feiten
1.1 X heeft zich op 12- 2- 1996 ingeschreven voor rijlessen bij Ruitercentrum Stal Mansour. Het door X ondertekende inschrijfformulier is bij conclusie van antwoord in het geding gebracht en houdt onder meer in:
"- Hij/zij is bekend met het feit dat Stal Mansour niet aansprakelijk kan worden gesteld voor welke schade dan ook, hem/haar of zoon/dochter overkomen, als gevolg van het volgen van lessen, buitenritten of andere activiteiten, en het verblijf op het terrein of in de stallen van het ruitercentrum."
1.2 X heeft vanaf september 1992 regelmatig rijlessen gevolgd op de manege van Stal Mansour. Gedurende de eerste twee jaar was Q haar instructrice. Later kreeg X -op de maandagavonden- les van instructrice P.
1.3 Vanuit Stal Mansour -waar lessen op 5 niveaus worden aangeboden en niveau 1 voor beginners is- was X in 1996 -in ieder geval op 3 juni 1996- ingeschaald op niveau 4. Op genoemde datum had X inmiddels 3,5 jaar paardrijles gevolgd en had zij vijf -van de zes- ruiterproeven met goed gevolg afgelegd.
1.4 Tijdens een paardrijles op de avond van 3 juni 1996 - om ongeveer 22.00 uur- is X een ongeval overkomen waarbij zij ernstig gewond is geraakt. De rijles werd die avond verzorgd door instructrice P. X reed die rijles op het paard "Jonker". Zij had dit paard niet eerder bereden. Het paard Jonker was aan X vanuit Stal Mansour toegewezen.
1.5 Het paard Jonker is tijdens de rijles op 3 juni plotseling gaan steigeren waardoor X van het paard is gevallen. Het paard is ook gevallen en daarbij op X terechtgekomen.
1.6 Op verzoek van X heeft de rechtbank Leeuwarden een voorlopig deskundigenonderzoek bevolen. De deskundigen hebben hun rapport op 23 april 1999 voltooid. In het rapport concluderen de deskundigen:
"Het ongeval kan samengevat worden als een samenloop van omstandigheden waarbij niet gesproken kan worden van schuld maar van een natuurlijke reactie en intuïtief handelen. Het steigeren van het paard komt niet voort uit een negatieve gedragseigenschap van dit paard. Zeker gezien het feit dat het paard op dit moment nog op het bedrijf aanwezig is en geen ongewenst gedrag vertoont. Het paard is weliswaar oorzaak van het ongeval, maar het paard wordt geschikt geacht als lespaard en het is op verantwoorde wijze ingezet.
Paarden zijn levende wezens en daarbij hoort dat hun reacties en gedragingen niet altijd voorspelbaar zijn. De schrikreactie moet daaraan worden geweten. Het schrikken en steigeren van het paard is in dit geval toe te kennen aan natuurlijk en onvoorspelbaar gedrag. Uit landelijk onderzoek is gebleken dat 30% van de ongevallen die gebeuren met paarden voort komen uit een schrikreactie van een paard. Dit onvoorspelbare gedrag heeft een paard van nature en is een factor waar men bij het paardrijden rekening mee dient te houden. Bij deze ongevallen kan men in 33 % van de gevallen niet een duidelijke ongevalsoorzaak toekennen. Het achteroverslaan van het paard moet worden toegeschreven aan de reactie van mevrouw X, waarbij niet gesproken kan worden van schuld doch van intuïtief handelen."
1.7 Op verzoek van de verzekeraar van Stal Mansour, AVÉRO schadeverzekeringen N.V., zijn in het kader van een voorlopig getuigenverhoor getuigen gehoord. Het proces-verbaal van de verhoren bevindt zich bij de stukken.
1.8 Naar aanleiding van het ongeval is door X aangifte gedaan van zwaar lichamelijk letsel. Door de politie is procesverbaal opgemaakt. Het procesverbaal bevindt zich bij de stukken. Het proces-verbaal houdt o.m. in :
"Uit de verhoren is gebleken dat er, gelet op de eerder genoemde kernvragen, geen verwijtbare schuld is voor de eigenaar Y of instructrice P (…)".
De officier heeft besloten tot niet vervolging waarop het onderzoek is beëindigd."
1.9 Bij het onder 1.8 genoemde proces-verbaal bevindt zich ook het proces-verbaal van bevindingen van A. de Jong, inspecteur van politie, werkzaam bij de afdeling opleiding en africhting van de dienst levende have van het Korps Politiediensten. Hij heeft op 16 juli 1996 een onderzoek ingesteld naar het paard Jonker. Dit proces-verbaal van bevindingen houdt o.m. in:
"Door mij is het paard Jonker, genoemd in het proces-verbaal dd. 11 juli 1996, opgezadeld op dezelfde wijze als door mevr. X gedaan op 3 juni 1996. Jonker vertoonde tijdens het opzadelen geen afwijkend gedrag. Vervolgens heb ik Jonker gereden in de buitenmanege. Jonker is door mij in stap, draf en galop op de linker- en rechterhand gereden. Jonker accepteerde het gevraagde werk rustig en zonder problemen. Jonker had tijdens het rijden een rustig orenspel en staartdracht. Dit wijst er bij een paard op dat hij zich ontspant en zich prettig voelt in het werk. Jonker gooit in draf tamelijk hoog op. Dit kan voor een beginnend ruiter een probleem geven voor zijn balans. Deze situatie is door mij nagebootst. Jonker veranderde hier niet wezenlijk van.
Door mij zijn bij het paard Jonker geen aanwijzingen geconstateerd waardoor Jonker niet geschikt zou kunnen zijn als lespaard."
2. De vordering
2.1 X vordert dat de rechtbank Stal Mansour bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen tot betaling aan haar van het bedrag van alle geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 juni 1996 tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van Stal Mansour in de kosten van dit geding.
2.2 X voert daartoe primair aan dat Stal Mansour op grond van artikel 6: 179 jo. 6: 162 BW aansprakelijk is voor de door het paard Jonker aan X veroorzaakte schade. Zij doet haar vordering subsidiair steunen op de artikelen 6: 179, 6: 181 en 6: 162 BW. Meer subsidiair acht X Stal Mansour aansprakelijk op grond van art. 6: 170 en art. 6: 162 BW
2.3 Stal Mansour heeft de vordering gemotiveerd bestreden.
3. De beoordeling van het geschil
3.1 De rechtbank heeft ambtshalve kennis genomen van het tussen Zwolsche Algemeene en Stal Mansour v.o.f. en Y op 8 november 2001 door deze rechtbank gewezen vonnis. In dat vonnis is voor recht verklaard dat Stal Mansour v.o.f. en Y voor de helft aansprakelijk zijn voor alle ziektekosten verband houdende met het ongeval van 3 juni 1996 die Zwolsche Algemeene op grond van de verzekeringsovereenkomst met X vergoed heeft en nog zal dienen te vergoeden, vermeerderd met rente. De rechtbank gaat er van uit dat zowel X als Stal Mansour kennis dragen van dat vonnis.
3.2 Bij dupliek heeft Stal Mansour betoogd dat X bij repliek in afwijking van het gestelde in par. 5 van de dagvaarding de grondslag van haar vordering in die zin heeft gewijzigd dat zij deze niet (langer) baseert op art. 6: 179 BW maar op onrechtmatig handelen en/of tekortkomingen bij de uitvoering van de overeenkomst. Stal Mansour kan daarin niet worden gevolgd. Het gestelde bij repliek onder 2, 22 en 23 kan immers tot geen andere conclusie kan leiden dan dat X haar vordering (mede) grondt op art. 6: 179 BW. Hetgeen bij repliek onder 30-34 is betoogd strekt kennelijk slechts ter onderbouwing van de andere grondslag van de vordering, te weten onrechtmatig handelen, alsmede ter bestrijding van de stelling van Stal Mansour dat haar vergoedingsplicht, met een beroep op art. 6: 101 BW, geheel vervalt.
3.3 Uit het onder 1.7 genoemde voorlopig deskundigenbericht in samenhang met het procesverbaal van 11 juli 1996 - in het bijzonder de onder 1.9 weergegeven bevindingen van De Jong - kan worden afgeleid dat aan Stal Mansour noch aan X enig verwijt kan worden gemaakt van het ongeval op 3 juni 1996. Het ongeval is veroorzaakt door de onberekenbaarheid van het paard Jonker tengevolge van diens eigen energie. Zowel Stal Mansour als X - een ervaren amazone (zie onder 1.3) - waren zich van het risico dat besloten ligt in de eigen energie van het paard bewust.
3.4 Artikel 6:179 BW brengt met zich dat Stal Mansour - bezitter van het paard Jonker - in beginsel aansprakelijk is voor de door dit paard veroorzaakte schade. Enig verwijt aan de zijde van Stal Mansour is daarvoor niet nodig. Dit sluit echter niet uit dat op grond van artikel 6:101 BW de schade gedeeltelijk of geheel door X moet worden gedragen. Ook hiervoor is niet vereist dat aan X enig verwijt ten aanzien van het ongeval kan worden gemaakt. X is vrijwillig op het paard Jonker gaan rijden en heeft zich daarmee vrijwillig binnen het bereik van de risico's die inherent zijn aan de onberekenbaarheid van de eigen energie van dit paard begeven terwijl zij zich - gezien haar ervaring als amazone - van dit risico ook bewust moet zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat het ongeval zich daarmee heeft voorgedaan zowel binnen de risicosfeer van Stal Mansour (te weten de onberekenbaarheid van het ter beschikking gestelde paard) als binnen de risicosfeer van X (te weten het berijden van het paard). Dit brengt dan met zich dat de schadelijke gevolgen van de realisering van dit risico over Stal Mansour en X gelijkelijk moeten worden verdeeld. Aldus moet X ingevolge artikel 6: 101 BW de helft van de schade dragen en is Stal Mansour in beginsel voor de helft van de schade aansprakelijk.
3.5 De rechtbank deelt derhalve niet de opvatting van Stal Mansour dat haar vergoedingsplicht geheel vervalt omdat X het paard is gaan bereiden terwijl zij bekend was met de onder 1.1 weergegeven exoneratie en omdat Stal Mansour van het ongeval geen verwijt treft. Nu het ongeval zich binnen twee risicosferen heeft afgespeeld valt evenmin in te zien dat de billijkheid eist dat aan X iedere vergoeding wordt ontzegd. De stelling dat X als ervaren amazone een rijfout heeft gemaakt stuit af op hetgeen onder 3.3 is overwogen en kan op dit punt derhalve niet tot een ander oordeel leiden. Voor het overige zijn geen omstandigheden gesteld noch gebleken waaruit zou kunnen volgen dat op grond van de billijkheid tot een andere verdeling zou moeten worden gekomen als bedoeld in art. 6: 101 lid 1 BW. Een beroep op de exoneratie ter afwering van elke aansprakelijkheid heeft Stal Mansour in deze zaak overigens niet gedaan.
3.6 Uit het bovenstaande volgt dat Stal Mansour voor de helft aansprakelijk is voor de door X in verband met het ongeval van 3 juni 1996 geleden en nog te lijden schade. Nu het bestaan van schade voldoende aannemelijk is gemaakt zal het gevorderde, met inachtneming van het bovenstaande, worden toegewezen.
3.7 X vordert wettelijke rente vanaf de dag van het ongeval, 3 juni 1996. Volgens Stal Mansour is dat niet terecht omdat de wettelijke rente slechts loopt indien en zodra de desbetreffende schadepost opeisbaar is. Dat verweer slaagt. De vraag of wettelijke rente is verschuldigd - en zo ja: vanaf welk moment- kan eerst worden beantwoord indien blijkt welke de afzonderlijk opgekomen schadeposten zijn die X heeft geleden dan wel nog zal lijden en vanaf welk moment die schade is geleden dan wel zal worden geleden. Een en ander zal in de schadestaatprocedure aan de orde dienen te komen. Dit deel van de vordering moet derhalve worden afgewezen.
3.8 Stal Mansour zal als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
4 De beslissing
De rechtbank, recht doende,
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van de helft van alle in verband met het ongeval van 3 juni 1996 geleden en nog te lijden schade, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en te worden vereffend volgens de wet;
veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure tot aan dit vonnis aan de zijde van eiseres begroot op Eur 200,16 voor verschotten en Eur 780,50 voor salaris van de procureur;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. van der Pol, rechter, en in het openbaar uitgesproken op donderdag 25 april 2002.
De griffier: De rechter: