ECLI:NL:RBARN:2002:AE1280
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen afwijzing verzoek om afzonderlijke inkomstenformulieren
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 9 april 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres Z, wonende te Nijmegen, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen. Eiseres had verzocht om afzonderlijke inkomstenformulieren en betaalspecificaties, maar dit verzoek werd door verweerder afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 22 februari 2002, waarbij eiseres in persoon verscheen, bijgestaan door haar advocaat mr. X, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door mr. W van de gemeente Nijmegen.
De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het verzoek van eiseres niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. Dit artikel definieert een besluit als een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan die gericht is op rechtsgevolg. De rechtbank stelde vast dat de afwijzing van het verzoek niet gericht was op het ontstaan van rechtsgevolgen, maar eerder een mededeling was dat de gezamenlijke huishouding van eiseres en haar partner V meebracht dat zij gezamenlijk informatie moesten verstrekken.
De rechtbank concludeerde dat de wederzijdse verantwoordelijkheid van eiseres en V voor de verstrekte inlichtingen was ontstaan met het besluit van 15 april 1999, waarin werd vastgesteld dat zij een gezamenlijke huishouding voerden. Eiseres had bezwaar tegen het verstrekken van gezamenlijke informatie, maar de rechtbank oordeelde dat de weigering om afzonderlijke formulieren te verstrekken niet op rechtsgevolg was gericht. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. J.N.A. Bootsma en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2002.