ECLI:NL:RBARN:2000:AF0135
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van een verworpen akkoord in schuldsanering ondanks tegenstem van preferente schuldeiser
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 31 maart 2000, betreft het de vaststelling door de rechter-commissaris van een verworpen akkoord in een schuldsanering. De zaak is geregistreerd onder insolventienummer 228/00 R. Tijdens de verificatievergadering werd de heer X. gehoord, samen met zijn bewindvoerder, mr. A.O.C.A. van Schravendijk, en een vertegenwoordiger van de belastingdienst, de heer W.J.H.J. Zweers. De kern van de zaak was dat één van de twee preferente schuldeisers tegen het aangeboden akkoord had gestemd, terwijl er voldoende concurrente schuldeisers waren die voor het akkoord stemden.
De rechter-commissaris overwoog dat, hoewel volgens de letterlijke lezing van artikel 332 lid 4 van de Faillissementswet (Fw) niet voldaan was aan de eis dat drie vierde van de preferente schuldeisers voor het akkoord moest stemmen, er een redelijke uitleg van deze bepaling noodzakelijk was. De rechter-commissaris stelde dat in de praktijk van schuldsaneringen zelden meer dan twee preferente schuldeisers aanwezig zijn, en dat de wetgever niet de bedoeling kon hebben gehad om in dergelijke gevallen de rechter-commissaris te beperken in zijn bevoegdheid.
De rechter-commissaris concludeerde dat, gezien het dwangmatige karakter van een akkoord in een schuldsanering, de uitkomst van de som naar boven moest worden afgerond. Hij oordeelde dat aan de voorwaarden van artikel 332 lid 4 sub a Fw was voldaan. Bovendien werd opgemerkt dat de tegenstemmende preferente schuldeiser in redelijkheid niet tot zijn stemgedrag had kunnen komen, aangezien er een extra bedrag van fl 10.000,-- in de boedel was gevloeid. De rechter-commissaris stelde vast dat de vordering van de preferente schuldeiser slechts fl 1.493,65 bedroeg, wat de redelijkheid van zijn tegenstem in twijfel trok.
Uiteindelijk besloot de rechter-commissaris het aangeboden akkoord vast te stellen als ware het aangenomen, waarmee hij de schuldsanering voortzette. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een praktische benadering van de wetgeving in situaties van schuldsanering.