Op 7 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Denemarken. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 7 juni 2024. De opgeëiste persoon, geboren in Syrië in 1996, is gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting op 24 december 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.
De verdediging voerde aan dat overlevering zou kunnen leiden tot schending van de mensenrechten van de opgeëiste persoon, die van Palestijnse afkomst is en het risico loopt op onwettige vervolging of detentie bij terugkeer naar Syrië. De officier van justitie betoogde echter dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat het EAB is uitgevaardigd voor een lopende strafvervolging en de mogelijke uitzetting niet onder het toetsingskader van de overleveringsprocedure valt.
De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank concludeerde dat de overlevering niet wordt gevraagd voor de tenuitvoerlegging van een uitzettingsmaatregel en dat er geen reden is om nadere vragen te stellen aan de Deense autoriteiten of het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechtbank staat de overlevering toe, waarbij zij opmerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.