Op 7 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Landgericht Osnabrück in Duitsland. De officier van justitie had op 30 oktober 2024 verzocht om de behandeling van het EAB, dat op 10 september 2024 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1994, is in Nederland ingeschreven en heeft zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit. Tijdens de zitting op 24 december 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. N.M. Delsing.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft ook de termijn voor de uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die zowel naar Duits als naar Nederlands recht strafbaar zijn, waaronder poging tot diefstal en medeplegen van een poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen.
De rechtbank heeft ook de garantie van de Staatsanwaltschaft Osnabrück beoordeeld, waarin is verzekerd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal ondergaan. De rechtbank concludeert dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat de opgeëiste persoon voldoende banden met Nederland heeft en de maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 januari 2025.