Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.[gedaagde 1] B.V.,
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in de hoofzaak,
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Overigens is het niet nodig om ook namens mij persoonlijk op te treden hoor. Het gaat mij echt om [gedaagde 1] , niet om mijzelf. Liever niet zelfs, zeker niet in rechte.”Deze e-mail maakt expliciet duidelijk dat hij niet heeft ingestemd met het optreden door Boekx voor hem in privé. Na deze e-mail heeft Boekx ook geen verdere stappen ondernomen om eventuele onduidelijkheden over zijn betrokkenheid te bespreken of op te helderen, aldus [gedaagde 2] .
Ontvanger/Roelofsen). In het geval van betalingsonwil of frustratie van betaling kan de betrokken bestuurder voor schade van de schuldeiser aansprakelijk worden gehouden indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, wat door de Hoge Raad gekenschetst is als een hoge drempel voor aansprakelijkheid. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.
Coral/Stalt). In een dergelijk geval kan het voor de hand liggen dat van de bestuurder wordt verlangd om aannemelijk te maken dat de vennootschap niet in staat was die crediteur te betalen (Hoge Raad 3 april 1992, NJ 1992/411,
Van Waning/Van der Vliet). Relevant is verder dat bijkomende omstandigheden kunnen leiden tot inperking van de vrijheid van een bestuurder om te bepalen welke schuldeisers hij voldoet (HR 17 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:73, Ingwersen q.q./Kromme Leek).