Op 12 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Lublin, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1989 in Polen, die werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 27 augustus 2025 gestart, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was. Tijdens deze zitting werd de termijn voor uitspraak verlengd en werd de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak. Op 10 september 2025 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan, waarin zij het onderzoek heropende in verband met een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 4 september 2025, dat relevant was voor de toepassing van de Overleveringswet (OLW).
De rechtbank heeft op 29 oktober 2025 de behandeling voortgezet, waarbij de opgeëiste persoon opnieuw aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt en de Poolse nationaliteit heeft. In de tussenuitspraak van 10 september 2025 heeft de rechtbank al geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, evenals de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit toestemming heeft gegeven voor de overname van de straf door Nederland.
De rechtbank heeft daarom de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen, die een duur van 1 jaar en 6 maanden betreft. De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.