Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.DE ERFGENAAM VAN [erflater]2. [eiser 2] ,
1.de heer [gedaagde 1] ,2. de heer [gedaagde 2] ,3. de heer [gedaagde 3] ,4. de heer [gedaagde 4] ,
5.
DE GEZAMENLIJKE ERFGENAMEN VAN [erflaatster],
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
- De financierbaarheid. Dit betekent concreet dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , die de landerijen willen overnemen ten behoeve van hun bedrijven, aan een nieuw te benoemen deskundige openheid van zaken zullen moeten geven omtrent hun financiële mogelijkheden daartoe. Het eerder ingenomen standpunt dat zij financieel ‘vet op de botten’ moeten krijgen voordat zij de landerijen kunnen overnemen, is onvoldoende.
- De door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en [gedaagde 3] en [gedaagde 4] als productie 6 overgelegde verklaring van de heer [naam] van Koopman & Co (hierna: [naam] ). [naam] was betrokken bij eerdere grondtransacties en grondwaardebepalingen tussen familieleden [familienaam 1] en later ook tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Uit de verklaring van [naam] volgt dat in het verleden overdrachten van landerijen tegen een lagere waarde werden gedaan en dat daarbij de opbrengsten van de landerijen in aanmerking werden genomen. Dit door [naam] geschetste uitgangspunt is op zichzelf niet betwist. Bovendien is niet gesteld dat in het verleden overdrachten hebben plaatsgevonden tegen een – hogere – marktwaarde. Dat brengt mee dat de opbrengsten van de landerijen ook een rol zullen moeten spelen bij de door de nieuw te benoemen deskundige uit te voeren waardering van de landerijen.
3.De beslissing
12 maart 2025voor het nemen van een akte door alle partijen waarin zij zich gelijktijdig uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage (zie hiervoor onder 2.25),