ECLI:NL:RBAMS:2025:8618

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
1322018725
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafrechtelijke veroordelingen in Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 oktober 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Landgericht Aachen in Duitsland. De opgeëiste persoon, geboren in 1980 in Duitsland en thans gedetineerd in Nederland, werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder het illegaal verhandelen van narcotica. De rechtbank heeft de procedure in verschillende zittingen behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door een advocaat en een tolk. Tijdens de zittingen is de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn er aanvullende vragen gesteld aan de Duitse autoriteiten over de strafbeschikking die aan de overlevering ten grondslag ligt. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB en de strafbaarheid van de feiten. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de overlevering, en heeft zij de overlevering toegestaan. De rechtbank heeft daarbij de relevante artikelen van de Overleveringswet (OLW) toegepast en vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure die tot de strafbeschikking heeft geleid. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-220187-25
Datum uitspraak: 23 oktober 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 7 augustus 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 april 2025 door het
Landgericht Aachen(Duitsland) (hierna: de
uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] (Duitsland),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 30 september 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 september 2025, in
aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is
verschenen en is bijgestaan door mr. L.C. Cox, advocaat in Amersfoort, waarnemend voor mr. E. Kolokatsi, advocaat in Amersfoort, en door een tolk in de Duitse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding
bevolen.
Tussenuitspraak van 7 oktober 2025 [3]
Bij tussenuitspraak van 7 oktober 2025 is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB en de strafbaarheid van de feiten. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om aanvullende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen in het kader van de toetsing aan artikel 12 OLW.
Zitting van 14 oktober 2025
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 14 oktober 2025 in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door mr. L.C. Cox. advocaat in Amersfoort, waarnemend voor mr. E. Kolokatsi, advocaat in Amersfoort, en door een tolk in de Duitse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Duitse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 7 oktober 2025

Bij deze tussenuitspraak heeft de rechtbank al geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB en de strafbaarheid van de feiten. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Inleiding
De rechtbank verwijst allereerst naar haar overwegingen onder punt 3.1 van de tussenuitspraak van 7 oktober 2025.
De
Staatsanwalt Aachenheeft op 8 oktober 2025 de volgende informatie verstrekt:
“1.
The sentence handed down on 14 July 2024 is three years' imprisonment. This sentence is composed of the following penalties:
-
a fine of 30 daily rates of 40.00 euros each (= 1,200.00 euros) for case 1 from section e); this penalty originates from the penalty order of the Aachen Magistrates' Court dated 10 October 2013 (441 Cs 439/13);
-
a total prison sentence of seven months, suspended, for cases 2 and 3 from section e); this sentence stems from the judgement of the Jülich Magistrates' Court dated 20 November 2013 (3 Cs 200/13); it was (initially) suspended;
-
a sentence of 2 years and 6 months imprisonment for case 4 from section e);
Explanation: German law stipulates that in the case of multiple (not yet enforced) sentences, a total sentence is formed. This can also be done retrospectively in favour of the person concerned. In this case, the individual sentences are not added together, but the highest individual sentence (case 4) is increased.
2.
Under German law, a suspended sentence is only possible for total prison terms of up to two years; however, as a total prison term of three years has now been imposed, a suspended sentence is no longer possible.
3.
Case 4 relates to the (chosen) category of offence: „illicit tracking in narcotic drugs and psychotropic substances“
4.
The penalty order issued by the Aachen Magistrates' Court on 4 August 2023 (449 Cs 338/23) was the reason why the remainder of the sentence, which had been suspended on probation after partial imprisonment, was revoked. The penalty order was at first sent tot he adress [adres 1] and to the defence lawyer of [de opgeëiste persoon] .
5.
The Appeal against the penalty order issued by the Aachen Magistrates' Court on 4 August 2023 (449 Cs 338/23) was lodged by a defence lawyer, who has submitted a power of attorney signed by [de opgeëiste persoon] authorising him to perform all procedural acts. [de opgeëiste persoon] could not initially be served with a summons to the main hearing at the above address. However, the police managed to contact [de opgeëiste persoon] by telephone, who gave them the address [adres 2] as his contact address for a summons in this matter. This address was also checked and confirmed by the police. After a main hearing date of 8 March 2024 was cancelled, the defence counsel resigned from the case. [de opgeëiste persoon] was summoned to a new hearing on 12 April 2024; a document confirming this, which complies with German regulations on service of process, is available. [de opgeëiste persoon] did not appear at the hearing on 12 April 2024; his objection was therefore dismissed. This decision was again demonstrably served on 20 April 2024. No appeal was lodged against this decision, so the penalty order became final.In addition, I would like to point out the following: Under German law, revocation may occur if the judge supervising the probation is convinced that a new offence has been committed. This means that possible procedural deficiencies do not necessarily preclude this conviction. (…)”
Op 10 oktober 2025 is hier nog de volgende informatie – voor zover relevant – aan toegevoegd door middel van het schrijven van een antwoord onder de door het Openbaar Ministerie gestelde aanvullende vragen:
“(…)
3.
Did [de opgeëiste persoon] , receive instructions about the duty to inform the German authorities about address changes and about the consequences if he failed to do so
Answer:
No such instruction was given. Under German law, there is generally no obligation to disclose one's address to the public prosecutor's office or the court. The only exception is in the case of suspended sentences, so that the court can monitor the individual's behaviour.
Regarding the judgment of Amtsgericht Jülich of 10 October 2013 and the aggregate judgment of 14 July 2014.
First of all, I must clarify once again that the judgement of the Jülich Magistrates' Court (7 months' imprisonment) was handed down on 20November2013. Regarding your questions:
4.
Could you please inform me whether the suspended custodial sentence of 7 months imposed on [persoon] by the Amtsgericht Jülich of 10 October 2013 was enforced by the aggregate judgment of 14 July 2014? If yes, please inform me of the reason that the enforcement of the suspended custodial sentence was ordered.
Answer:
The suspended custodial sentence of 7 months imposed on [persoon] by the Amtsgericht Jülich of 10 November 2013 became part of the aggregate judgment of 14 July 2014 (see point 2 of my email dated 8 October 2025). The enforcement of the (whole) sentence (3 years) was (automatically) ordered because German law only allows suspended sentences for total sentence of up to two years (§ 56 Strafgesetzbuch). This means that a prison sentence of more than two years must always be served in prison at first. Only after part of this sentence has been served can a suspension of probation be granted, as was the case here. This probation can then be revoked if the convicted person fails to comply with the conditions of probation (in this case: new offence).
5.
Could you please indicate which judgment case 4 of the EAW concerns? In other words, to which specific judgment does case 4 correspond?
Answer:
Case 4 is part of the judgment of 14 July 2014. Evidence was gathered for this case (as the only one) and then combined with the other judgments that were already legally binding. This means that the sentence in this case (two years and six months) was determined in this judgment and then the total sentence was decided together with cases 1 to 3, which were already the subject of separate judgments.
6.
Could you please indicate how [persoon] was notified of the penalty order of 4 August 2023? In other words, by what means was he informed of this penalty order?
Answer:
(…) The penalty order was (…) sent to 9…) the defence lawyer of [persoon] . (…) he then instructed the solicitor, who has reviewed the file. Subsequently, the penalty order was served. Regarding the further course of action after the fine notice has been served, I refer you to my answer in point 5 of my last email.”
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de overlevering geweigerd moet worden omdat met de aanvullende informatie nog altijd niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure die tot de strafbeschikking van augustus 2023 heeft geleid. Het is onduidelijk welke advocaat de opgeëiste persoon vertegenwoordigd zou hebben en naar welk adres de oproep is verstuurd. De raadsvrouw wijst op de door haar overgelegde e-mail van de Duitse advocaat van de opgeëiste persoon waarin deze advocaat stelt geen weet te hebben van een strafbeschikking. Daarnaast blijkt uit de aanvullende informatie dat de advocaat niet daadwerkelijk de verdediging heeft gevoerd tijdens de verzetprocedure die tot de onherroepelijkheid van de strafbeschikking heeft geleid.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden afgezien van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW omdat uit de aanvullende informatie volgt dat de strafbeschikking is verzonden naar het adres van de opgeëiste persoon en hij is vertegenwoordigd door een advocaat.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het verzamelvonnis van hetLandgericht Aachenvan 14 juli 2014 (referentie: 61 KLs 42/13)
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot het verzamelvonnis heeft geleid. Toepassing van artikel 12 OLW is daarom niet aan de orde.
De vrijheidsstraf is aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd. Bij beslissing van het
Amtsgericht Aachenvan 4 augustus 2023 (ref. 449 Cs 338 23) is de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke vrijheidsstraf bevolen.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 [4] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW. De rechtbank zal daarom ook de strafbeschikking van 4 augustus 2023 onderwerpen aan de toets van artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een strafbeschikking
,terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarvoor het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie van 8 oktober 2025 blijkt dat namens de opgeëiste persoon door een advocaat verzet is ingesteld tegen de strafbeschikking en dat, nadat het niet gelukt was een (eerste) oproep voor de behandeling van dat verzet in persoon te betekenen, de politie telefonisch contact heeft gehad met de opgeëiste persoon. In dat telefonisch contact heeft de opgeëiste persoon het volgende adres aan de autoriteiten doorgegeven als contactadres om de oproep van de verzetprocedure te ontvangen: [adres 2] . Op grond van deze omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon wist dat een verzetprocedure aanhangig was en dat hij impliciet afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht, dan wel dat hij kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot brieven die op zijn opgegeven adres bezorgd werden. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.
Ten aanzien van het vonnis van hetAmtsgericht Jülichvan 10 oktober 2013
De aanvullende informatie van de
Staatsanwaltschaft Aachenvan 30 september 2025 [5] vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan het
Landgericht Aachen(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E. Biçer, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Gauneau, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 23 oktober 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023:235 (
5.Zie voor de aanvullende informatie van 30 september 2025 de tussenuitspraak van 7 oktober 2025 (ECLI:NL:RBAMS:2025:7536).