ECLI:NL:RBAMS:2025:8610

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
13/238638-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborgen voor detentieomstandigheden

Op 11 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door een onderzoeksrechter in België. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB goedgekeurd, waarbij de opgeëiste persoon, geboren in 2003, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat er voldoende garanties zijn voor zijn terugkeer naar Nederland na een eventuele veroordeling in België. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat de opgeëiste persoon in een instelling zal worden geplaatst die voldoet aan de fundamentele rechten en internationale standaarden. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden waren en het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/238638-25
Datum uitspraak: 11 november 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 15 oktober 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 september 2025 door een onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge (België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 2003 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.C. Ingelse, advocaat in Maastricht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsmandaat bij verstek van 10 september 2025 door een onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen,
afdeling BRUGGE.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland op de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn belangen in Nederland gevestigd. [4]
Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het Parket van de procureur des Konings West-Vlaanderen, afdeling Brugge, heeft op
18 september 2025 de volgende garantie gegeven:
“Met verwijzing naar uw verzoek van 17 september 2025, inzake het Europees aanhoudingsbevel dd. 10 september 2025, uitgaande van Mevrouw BARZEELE Nathalie, onderzoeksrechter te West-Vlaanderen, afdeling Brugge, lastens de genaamde [de opgeëiste persoon] ( [geboortedag] -2003) heb ik de eer u de volgende garantie te verstrekken:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar NEDERLAND van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [de opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar NEDERLAND zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ). (...)”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW: Belgische detentieomstandigheden

6.1
Inleiding
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België, en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet. [5]
Het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken – Centrale autoriteit, heeft bij brief van 18 september 2025 de volgende detentiegarantie verstrekt voor de opgeëiste persoon:
"1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?[de opgeëiste persoon]zal worden opgesloten in de gevangenis van Brugge indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar[de opgeëiste persoon]aan zal worden onderworpen na overlevering:- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.

De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm.

Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
-De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.-Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandighedenAls algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren."

6.2
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen gevolg moet worden gegeven aan het EAB, omdat de detentiegarantie het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon niet wegneemt. Ter onderbouwing heeft de raadsman het medische dossier van de opgeëiste persoon, een nieuwsartikel van 30 september 2025, een rapport van CTRG en FIRM en het jaarverslag van 2024 van de Commissie van Toezicht Brugge overgelegd aan de rechtbank. Het jaarverslag maakt melding van overbevolking en grondslapers. Bovendien blijkt uit de overgelegde informatie dat in 2024 op 55 dagen werd gestaakt, waardoor voor gedetineerden het dagelijkse leven en de toegang tot medische zorg werd ingeperkt. De opgeëiste persoon heeft een medische kwetsbaarheid, waardoor voor hem een concreet risico bestaat. Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat hij recentelijk nog acute medische zorg nodig heeft gehad.
6.3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met de door de Belgische autoriteiten gegeven individuele detentiegarantie het algemeen gevaar is weggenomen. Daarbij heeft dit algemene gevaar geen betrekking op de medische zorg in detentie-instellingen in België. De overlevering kan worden toegestaan.
6.4
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6]
De rechtbank is, gelet op deze individuele garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT-standaarden).
Door de raadsman zijn geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens overgelegd die een algemeen gevaar opleveren dat betrekking heeft op de medische zorg binnen de Belgische detentie-instellingen. Uit de overgelegde informatie blijkt evenmin dat in de detentie-instelling in Brugge aan de opgeëiste persoon niet de voor hem noodzakelijke medische zorg kan worden geboden. Ook ambtshalve zijn de rechtbank geen gegevens bekend die tot deze conclusie strekken. De omstandigheden die naar voren komen in de door de raadsman overgelegde informatie hebben slechts betrekking op het eerder door de rechtbank vastgestelde algemene gevaar. Zoals de rechtbank eerder heeft vastgesteld wordt dit algemeen gevaar weggenomen door de individuele detentiegarantie.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat de meest recente door de raadsman overgelegde medische gegevens betrekking hebben op de periode tot oktober 2021. Ook merkt de rechtbank op dat de opgeëiste persoon ter zitting heeft verklaard eerder in 2022 in België gedetineerd te zijn geweest. Thans is niet met stukken onderbouwd dat zijn medische situatie sindsdien is verslechterd.
De rechtbank oordeelt dat de gegeven garantie voor de opgeëiste persoon voldoende is. Artikel 11 OLW staat niet aan de overlevering van de opgeëiste persoon in de weg.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge (België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en D.L.S. Ceulen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.S. Haas, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 11 november 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 OLW.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (
6.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.