ECLI:NL:RBAMS:2025:8553

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
13/182955-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een strafzaak naar een andere rechtbank wegens betrokkenheid van een rechter

Op 11 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van het medeplegen van de moord op een slachtoffer. De zaak is behandeld in het kader van artikel 46b van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de verdediging verzocht heeft om de zaak te verwijzen naar een andere rechtbank. Dit verzoek is gedaan omdat de weduwe van het slachtoffer sinds 1 april 2025 als rechter werkzaam is bij de rechtbank Amsterdam, wat volgens de verdediging de schijn van partijdigheid oproept. De rechtbank heeft de zaak eerder behandeld tussen 6 oktober en 28 november 2023, maar na een aanhoudingsverzoek van de verdediging is het onderzoek opnieuw aangevangen. De rechtbank heeft op 11 november 2025 de officieren van justitie en de raadsman van de verdachte gehoord, maar de verdachte zelf is niet verschenen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de betrokkenheid van de weduwe bij de zaak zodanig is dat een behandeling door een andere rechtbank gewenst is. De zaak is daarom verwezen naar de rechtbank Noord-Holland voor verdere behandeling.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/182955-23
Datum beslissing: 11 november 2025
Beslissing van de rechtbank Amsterdam, afdeling strafrecht, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Procesgang

Verdachte wordt in de onderhavige zaak onder meer verdacht van het medeplegen van de moord op [slachtoffer] , dan wel het medeplegen van medeplichtigheid aan het medeplegen van die moord.
De rechtbank heeft de zaak van verdachte tussen 6 oktober en 28 november 2023, gelijktijdig met de zaken van negen medeverdachten, bij verstek behandeld. De sluiting en uitspraak waren gepland op 15 maart 2024. Op 26 februari 2024 ontving de rechtbank echter een stelbrief van mr. N. van Schaik en het verzoek om de behandeling van de zaak van verdachte aan te houden, zodat hij tijd zou krijgen om de zaak te bestuderen. Vervolgens is er op 7 maart 2024 een extra zitting ingelast. De rechtbank heeft het aanhoudingsverzoek toegewezen, het verstek vervallen verklaard en bevolen dat het onderzoek in de zaak van verdachte opnieuw wordt aangevangen. De rechtbank heeft op 15 maart 2024 uitspraak gedaan in de zaken van de medeverdachten.
Op 26 november 2024 vond een regiezitting in deze zaak plaats waarbij een nieuwe zittingscombinatie het onderzoek ter terechtzitting opnieuw heeft aangevangen en heeft geschorst voor onbepaalde tijd voor het horen van getuigen. Het onderzoek is inmiddels afgerond en de inhoudelijke behandeling staat gepland voor 27 en 28 november 2025.
De verdediging heeft op 31 oktober 2025 een verzoek op grond van artikel 46b van de Wet op de rechterlijke organisatie (hierna: RO) ingediend. De officieren van justitie hebben op 4 november 2025 schriftelijk op dit verzoek gereageerd, waarna mr. Van Schaik op 5 november 2025 schriftelijk heeft meegedeeld dat hij zijn verzoek handhaaft.
De rechtbank heeft op 11 november 2025 de officieren van justitie en de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. N. van Schaik, op de openbare terechtzitting gehoord. Verdachte is niet verschenen.
De advocaat van de nabestaanden, mr. P.T.C. van Kampen, is na voorafgaand bericht evenmin verschenen.

2.Beoordeling

Verzoek van de verdediging tot verwijzing
De verdediging heeft verzocht om de zaak op grond van artikel 46b RO te verwijzen naar een andere rechtbank, omdat haar onlangs is gebleken dat de weduwe van [slachtoffer] sinds 1 april 2025 als rechter werkzaam is bij de rechtbank Amsterdam. Zij is partij althans betrokken bij deze zaak als nabestaande, is als getuige in de onderhavige zaak gehoord en heeft bovendien het recht om zich als benadeelde partij te voegen en een slachtofferverklaring af te leggen op de zitting. Er is daarom sprake van een zodanige betrokkenheid van de weduwe bij de zaak van verdachte dat de behandeling door een andere rechtbank gewenst is. De verdediging heeft verzocht om de zaak niet naar de rechtbank Rotterdam te verwijzen, nu zij daar eerder werkzaam was. Bij brief van 5 november 2025 heeft de verdediging nog aangevoerd dat de schijn van partijdigheid van de rechtbank dient te worden voorkomen. De belangen zijn groot en de betrokkenheid van de weduwe bij deze zaak is evident en vergaand. Dat bij verdachte onder die omstandigheden de vrees bestaat dat de rechtbank Amsterdam niet meer onpartijdig over zijn zaak kan oordelen, is invoelbaar en gerechtvaardigd, aldus de verdediging. Op de zitting van 11 november 2025 heeft de raadsman zijn standpunt nader toegelicht onder andere aan de hand van het arrest van de Hoge Raad van 17 januari 2025 (ECLI:NL:HR:2025:87).
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het verzoek van de verdediging om de zaak te verwijzen naar een andere rechtbank moet worden afgewezen. Zij stellen dat de enkele omstandigheid dat de weduwe van [slachtoffer] als rechter werkzaam is bij de rechtbank Amsterdam niet maakt dat deze rechtbank, in het bijzonder deze zittingscombinatie, niet meer onpartijdig over de zaak van verdachte kan beslissen of dat er sprake zou zijn van een schijn van vooringenomenheid. Op de zitting van 11 november 2025 heeft het Openbaar Ministerie het standpunt gehandhaafd en het belang van een spoedige afdoening van deze zaak in het kader van artikel 6 EVRM benadrukt.
Beoordeling
Op grond van artikel 46b RO kan de rechtbank een zaak ter verdere behandeling verwijzen naar een andere rechtbank, indien naar haar oordeel door betrokkenheid van de rechtbank behandeling van die zaak door een andere rechtbank gewenst is.
Uitgangspunt van artikel 46b RO is dat iedere schijn van belangenverstrengeling/partijdigheid dient te worden voorkomen. Uit de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II, 2010-2011, 32 891, nr. 3, p. 52-53) blijkt dat ‘betrokkenheid van de rechtbank’ niet beperkt moet worden uitgelegd. Deze formulering omvat niet alleen gevallen waarin een medewerker van de rechtbank partij of betrokkene bij de zaak is, maar maakt verwijzing ook mogelijk als bijvoorbeeld de rechtbank zelf partij is of als sprake is van een geschil van een advocaat die regelmatig bij de rechtbank pleit voor zijn cliënten en nu een privégeschil heeft. Ook kan sprake zijn van betrokkenheid indien het om een zaak gaat waarin een naaste van een medewerker van de rechtbank partij is of anderszins (bijvoorbeeld als slachtoffer) betrokken is. Het gaat erom of de rechtbank op enigerlei wijze betrokkenheid heeft bij de zaak.
De zittingscombinatie is helaas eerst door het verzoek van de verdediging bekend geworden met het feit dat de weduwe van [slachtoffer] werkzaam is als rechter bij deze rechtbank. Navraag binnen de rechtbank heeft geleerd dat zij per april 2024, nadat de rechtbank op 15 maart 2024 uitspraak had gedaan in de zaak van de medeverdachten, bij deze rechtbank werd gedetacheerd vanuit de rechtbank Rotterdam. In april 2025 is zij benoemd tot rechter in de rechtbank Amsterdam.
Gelet op de aard en ernst van de verdenking jegens verdachte, namelijk medeplegen van de moord op [slachtoffer] , en de omstandigheid dat zijn weduwe als rechter is verbonden aan deze rechtbank en als nabestaande direct en nauw betrokken is bij de zaak tegen verdachte, is het naar het oordeel van de rechtbank evident dat behandeling van de zaak door een andere rechtbank gewenst is. De rechtbank zal daarom de zaak op voet van artikel 46b RO ter verdere behandeling verwijzen naar de rechtbank Noord-Holland.

3.BeslissingParketnummer: 13.182955.23

Parketnummer: 13.182955.23
[verdachte]
De rechtbank schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd.
De rechtbank verwijst de zaak ter verdere behandeling naar de rechtbank Noord-Holland, afdeling strafrecht.
De rechtbank stelt de stukken in handen van de rechtbank Noord-Holland.
Deze beslissing is genomen door
mr. C.P.E. Meewisse, voorzitter,
mrs. D. Bode en M.C. Danel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2025.