ECLI:NL:RBAMS:2025:836

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
13/003779-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening en schorsing van de executie van een Europees aanhoudingsbevel uit Polen

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de executie van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Częstochowa, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1977, die wordt verdacht van verduistering in dienstbetrekking. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 23 januari 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op grond van de Overleveringswet (OLW) met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon geschorst tot aan de uitspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de procedure die heeft geleid tot het EAB en dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is. De rechtbank heeft ook vragen gesteld over de detentieomstandigheden in de gevangenis van Barczewo, Polen, waar de opgeëiste persoon mogelijk na overlevering zal worden gedetineerd. De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter zitting te heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de detentieomstandigheden.

De rechtbank heeft bepaald dat de zaak uiterlijk op 13 maart 2025 opnieuw op zitting moet worden gepland, met een oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk voor de Poolse taal. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/003779-23
Datum uitspraak: 6 februari 2025
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 4 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 april 2022 door
the Regional Court of Law in Czę
stochowa, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 januari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the District Court of Law (Sąd Rejonowy)in Częstochowa van 29 oktober 2008 met referentienummer XI K 741/08. Blijkens onderdeel d onder 2) van het EAB is dit vonnis bevestigd bij een arrest van 13 mei 2009 van
the Regional Court in Czę
stochowamet referentienummer VII Ka 208/09.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De facultatieve weigeringsgrond van artikel 12 OLW ziet op de toetsing van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon in de procedures die ten grondslag liggen aan het EAB. In dit artikel is bepaald dat overlevering kan worden geweigerd wanneer de opgeëiste persoon niet is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij zich één van de in dat artikel onder a tot en met d genoemde omstandigheden voordoet.
De grondslag voor de toetsing aan artikel 12 OLW
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
Uit onderdeel d) van het EAB blijkt dat met het arrest van de
Regional Court in Czę
stochowavan 13 mei 2009 de zaak ten gronde definitief is afgedaan.
De vrijheidsstraf is aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd. Bij beslissing van de
District Court in Częstochowavan 31 maart 2010 is de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke vrijheidsstraf bevolen.
De beslissing tot tenuitvoerlegging van 31 maart 2010 zelf is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
Verder blijkt uit het EAB dat aan de tenuitvoerleggingsbeslissing niet een veroordeling voor het plegen van een nieuw strafbaar feit tijdens de proeftijd ten grondslag ligt, maar het niet nakomen van een opgelegde verplichting tot betaling van schadevergoeding. Er is dus geen sprake van een veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ook aan artikel 12 OLW moet worden getoetst.
Dit betekent dat de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW hoeft te toetsen dan het arrest van de
Regional Court in Częstochowavan 13 mei 2009.
De rechtbank stelt op grond van het EAB ten aanzien van het arrest van 13 mei 2009 vast dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig is geweest bij de procedure die tot dat arrest heeft geleid, zodat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.

5.Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
-
verduistering in dienstbetrekking, meermalen gepleegd.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Polen

De rechtbank heeft op 16 januari 2025 uitspraken gedaan in zaken die, net als deze zaak, EAB’s uit Polen betreffen, die zien op tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen. De rechtbank heeft in die uitspraken overwogen dat in het ‘
Report of the Commissioner for Human Rights on the Activities of the National Mechanism for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment in Poland in 2022’(pagina’s 46 t/m 48) wordt gerapporteerd over ernstige en structurele misstanden in de gevangenis van Barczewo, in het bijzonder met betrekking tot geweld door gevangenisbewaarders jegens gedetineerden en het aanzetten tot en tolereren van geweld tussen gedetineerden onderling aldaar. Gelet op deze constatering heeft de rechtbank vragen gesteld in die zaken over de omstandigheden in de gevangenis van Barczewo en navraag gedaan over waar de opgeëiste personen in die zaken zouden worden gedetineerd in Polen. [5]
De rechtbank heeft ervoor gekozen om vragen die zien op de plaatsing van veroordeelden in Poolse penitentiaire inrichtingen en de omstandigheden in de gevangenis in Barczewo, alleen maar te stellen in de zaken waarin op 16 januari 2025 uitspraak is gedaan. Zodoende wordt de beantwoording van die vragen (door een centrale autoriteit in Polen) overzichtelijk gehouden. In andere zaken die EAB’s uit Polen betreffen, die zien op tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, zal de rechtbank wel navraag doen over waar de opgeëiste personen na overlevering in Polen worden gedetineerd. [6]
Het onderzoek naar de gevangenis in Barczewo spitst zich toe op EAB’s uit Polen die zien op de tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank – in overeenstemming met de standpunten van de raadsman en de officier van justitie – het onderzoek heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de volgende vragen ter beantwoording voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
In which prison will the requested person most likely be detained after his surrender to Poland?

7.Beslissing

HEROPENThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om de onder 6 geformuleerde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de geschorste gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de zaak vanwege het verstrijken van deze nogmaals verlengde beslistermijn
op 27 maart 2025,
uiterlijk op 13 maart 2025opnieuw op zitting moet worden gepland.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen de nader te bepalen datum en tijd, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Poolse taal tegen de nader te bepalen datum en het nader te bepalen tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mr. B. van Galen en mr. B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.Zie bijv. Rb Amsterdam 16 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:320.
6.Zie bijv. Rb. Amsterdam 21 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:383